Maarten ’t Hart 2: ‘Stenen voor een ransuil’ (1971) en 4 x Noorderzon

’t Harts debuutroman is verdeeld in drieën. Deel I, ‘De hoge zwaluwen’ deed wat stof opwaaien en werd door recensenten herkend als het werk van een topauteur. De uitgever zegt: een afstandelijk en precies geformuleerd verslag van de religieuze verminking van dertigers en veertigers. Ammer Stol, zoon van rechtzinnige ouders, raakt betoverd door muziek (van Bach, Frank, Beethoven) en krijgt, eerst stiekem, en later als hij de organist in zijn vaders kerk kan vervangen openlijk, orgelles van Brikke, een wat oudere man met pedo/homo-erotische aanvechtingen die Ammer niet begrijpt. Een tragische, eenzame, komische, indringende zoektocht omtrent homoseksualiteit staat centraal. ‘Godverdomme,’ schreeuwde hij,  waarom duren die rotpreken tegenwoordig zo kort?’ Aldus Brikke, die de jongeheer Ammer aftrok op de orgelgalerij tijdens de prediking, maar Ammer wist al dat hij nooit klaar zou komen. Deel II, ‘Vluchten’, kent een heel ander verhaalperspectief omdat er een nieuwe ik-persoon optreedt met wie Ammer bevriend is. We nemen een sprong in de tijd van zeker 10 jaar naar een vakantie in Engeland. Opvallend detail: heteroseksualiteit wordt hier nog ‘normaal’ genoemd. In deel III, De zomerslaap, ontmoet Ammer Brikke weer en later volgt een weergaloze passage over een schoolklas en leraar Tipsel die het aan de stok krijgt met ongelovige leerlingen. Ammer neemt het op voor een weggestuurde Hugo. Meesterlijk. De verhaalcirkel sluit als Ammer nog een keer het huis van Brikke bezoekt.

Noorderzon Groningen 2023:

I de vijfsterrenparade van NRC en VK voor Cirque ICi van Johann Le Guillerm is terecht. Nooit zag ik zo’n betoverende, spectaculaire, verrassende, technisch vernuftige acrobatiek in een circustent, begeleid door constant nerveus druppelgeluid, piepjes en het geknisper van des acrobaats vingers en schoenengetikkietak.  We zien een keur aan buitenissige vondsten gerelateerd aan bewegings- en zwaartekracht. Het begint met een uit de nok neerdwarrelend veertje dat door Le Guillerm in de lucht wordt gehouden en eindigt met een soort mikadostokken van 2,5 meter die zonder lijm of spijkers een overkapping over de gehele piste vormen. Tussendoor nog wandelende staken, opvouwbare en in de lucht gehouden kunststof panelen, een op zandlopers gebaseerd bewegend aquarium, kortom onvoorstelbare, zelf ontworpen en gemaakte constructies.

II Wat een verschil met de geluidskunst van Bouke Groen uitgevoerd in het Provinciehuis door het Vocaal ensemble A Capelli. Zonder stoppen worden in plaats van zinnen geluiden gezongen in drie ruimtes. Moeilijk. Bijzonder! Dan is 30 minuten ook wel weer mooi.

III Margôt Ros en Jeroen Kleijne presenteren hun samen geschreven boek ‘Zeg maar Agaath’. Het echtpaar Ros/Kleijne boeit geen minuut. Ros en Kleijne paaien het Groningse publiek door de Amsterdams Parade te kleineren. Groningen applaudisseert de handen rauw. Geen reclame voor duo-auteurs.

IV Met opperste concentratie speelt Andrea Salustri met piepschuim: hij jongleert met piepschuimbollen boven een ventilator en bereikt een soort Zen-moment: stilte, ontspanning, fixatie. Van alle bezoekers daalt de ademhaling en hartslag dusdanig dat de krappe zitbankjes, geposteerd op lichaamsgrootte van miniatuur-Italianen uit de tijd dat het Vaticaan nog aanzien had, gedurende negen minuten niet onprettig aanvoelen. Salustri danst gracieus met een plaat polystyreenschuim, maakt een sneeuwbui van verkruimelde korrels en zet grote ventilatoren in die met druk en tegendruk een poëtisch piepschuimspel tonen: quasi-wandelende en zwevende platen, en hij orkestreert met vijf of zes microfoons een bijzonder soort psychedelische zenuwlijdersmuziek die enkele bezoekers naar oordopjes doet grijpen. Magisch. Kunstig. Artistiek. Apart. Interessant. Innovatief. Oplettende docenten creatieve vakken die op vernieuwing uit zijn, gaan kunnen scoren; de kunstjes lijken uiterst leerbaar. Of oceaanschoonmaker Bojan Slats blij is met deze vorm van kunst?

Journaal week 33

Scheepswerf Wolthuis in Sappemeer lijkt model te hebben gestaan voor ‘De nieuwe man’ van Thomas Roosenboom, het meesterlijke verhaal van de ondergang van een scheepsbouwer aan het Winschoterdiep. Doe je ogen even dicht en denk aan doener en denker Berend Bepol. Hij gaat ondanks zijn filosofisch onderbouwde goede bedoelingen ten onder. Wat een ellende. Wat een tegenspoed. En dat wordt niet minder als zijn beste knecht Niesten zijn dochter trouwt. Scheepswerf Wolthuis, bijna gesneefd ten gevolge van de demping van het Winschoterdiep in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, maakt alles begrijpelijk. Dankzij Wolthuis, wiens huis op de museumwerf staat, kunnen we de klinknagels en de schuivende stalen platen nog horen. Doe de ogen maar weer open. Eerst de werf, dan het boek. Of omgekeerd.

Peter Middendorp V: ‘Eerst had ik een leuke vriendin’. De auteur reist door Nederland als ‘Binnenlandse Kosmopoliet’ en beschrijft als een journalist in zijn nadagen mensen en situaties in Rotterdam, Groningen, Heerlen. Niets bijzonders.

Extinction Rebellion organiseert cursussen, lokale actietraining, voor deelnemers aan de te organiseren protestacties. Potentiële deelnemers wordt geleerd hoe zich te gedragen indien de politie om de hoek komt kijken. Ik ken inmiddels drie gasten, allen vrouw, die mee willen doen met de rebellie.

Van wappies via topsporters naar hoogleraren. In Nederland zijn een kleine 10.000 zgn. autonomen of soevereinen. Een soort wappies die zich, ingefluisterd door bedenkelijke juristen en influencers, onttrekken aan maatschappelijke en financiële verplichtingen. Ze betalen geen belastingen en geen zorgkosten. Ze vergeten dat ze gebruik maken van allerlei voorzieningen die geld kosten. De vraagt komt op wat het verschil is tussen belastingontduikers en -ontwijkers als pseudo-Monegasken Max Verstappen, Bouke Mollema en andere soeverein en autonoom in Monaco gevestigde sporthelden. En hoe verhouden de autonomen/soevereinen zich tot het feit dat driekwart van de hoogleraren belasting- en ondernemingsrecht adviseursbanen heeft bij (internationale) Zuidasbedrijven zodat Nederland als belastingparadijs in stand blijft. Hoogopgeleide jongens die een fuck-you tegen de belastingmoraal zeggen. Hoe je de wetenschap waardenvrij houdt door èn in staatsadviescommissies te zitten en als graaiende boeren bedrijven uit de fiscale wind te houden? Maar goed dat er nog Jan Vleggeerts zijn om deze belangenverstrengeling aan de kaak te stellen.

Maarten ’t Hart 1: ‘De Jacobsladder’ (1986)

Maarten ’t Hart 1: ‘De Jacobsladder’ (1986). In de Volkskrant krijgt schrijver Nathan Vecht de vraag welke boeken, klassiekers, hem hebben gevormd tot wat hij is. Hij noemt ‘De Jacobsladder’ van Maarten ’t Hart. Dat verrast me. Ik las het boek in 1987 en besluit het te gaan herlezen en leg Alkibiades van Pfeijffer weg. Ik ken het werk van Maarten ’t Hart goed, heb zo goed als alles van ‘m gelezen, incl. zijn dissertatie, compleet met brief aan de uitgever. Ook heb ik hem eens kort gesproken bij een bezoek aan de t.v.-studio in de tijd dat hij presentator was van een boekenprogramma in 1993.

Houd je van letterknechterij en een inkijk in de gedachtewereld van protestantse kerkafsplitsers die zowat klaarkomen op een nieuw schisma vanwege onmin over het aantal keren dat er doopwater over het kinderhoofdje gesprenkeld moet worden, over een sprekende slang of over het woord gelijk of gelijkvormig, en liever een nieuwe geloofsrichting stichten dan samenwerken, dan is De Jacobsladder een must. Vervlochten: verliefdheden van opa en kleinzoon Adriaan. ’t Hart beschrijft messcherp en liefdevol de kleingeestige cultuur van de zwartekousengemeenschap, compleet met binnen deze gemeenschap levende uitwassen als geaccepteerde incestueuze relaties en prostitutie, zaken die de naïeve Adriaan met argusogen beschouwt.

Beide boekdelen (Een noodwoning voor God en Een markgrond van roerdompen) zijn doordrenkt met natuurobservaties. En dan de alles verstikkende rol van religie, voor Ruygveen, een kommaneukende hardliner, eindigend in het gekkenhuis en een verwoest gezin achterlatend. De goedmoedige, van op een misverstand gebaseerd schuldgevoel doordrenkte Adriaan wenste hem een ladder tot de hemel. Dat ’t Hart, hij was nog jong, moeite heeft met de spelling van het werkwoord gebeuren (p 23, 29), de plaatsnaam Oudemirdum (33, 62) en sommige dialogen uitspint als iemand die niet stopt de garens van een oude trui uit te halen en tegen het eind van het boek het toeval een te prominente rol toebedeelt zij hem vergeven. Waarom ik smul van ’t Hart? Omdat ik, eerder uit een vrij- dan een rechtzinnig nest, veel herken. En sja, hoe graag gebruik ik ook niet de biblicistische formule ‘Keer weder, gemeente, keer weder’ (p 76) maar dan in de hedendaagse variant: Keer om alstublieft als ik een projectontwikkelaar of een Surhuizumer boer tot de orde wil roepen? Ik ben een Maarten ’t Hart. Op naar de volgende.

Journaal week 32

Toyisten: Waarom Toyisme-oprichter Dejo alleen met een masker gefotografeerd wil worden? Niet de kunstenaar maar de kunst is belangrijk, vandaar de maskers en de pseudoniemen. Het Toyisme zetelt in Zuidlaren op het GGZ-terrein. Opgericht in Emmen met daarna vestigingen in Groningen en Eelde. Het gaat om een internationale groep (van maximaal 26, nu 20) kunstenaars die werken volgens een manifest. Kenmerkende elementen van het Toyisme: felle (acryl)kleuren, symboliek, figuratie. Er wordt gewerkt aan eigen en aan gemeenschappelijk werk. Grote werken: de gasbol en de gevel van hotel Ten Cate in Emmen.

SpaakMasters I: We zijn met zijn drieën. De watjes van de rubbertegelgeneratie blijven thuis. Twee krachtpatsers rijden voor me. Begindertigers. Vrolijke koppen. Spierbundels verpakt in soepele schoonheid. Op de kuiten zie ik verticale tapestrepen als van zebra’s of steenbokken. Strakke spieren als Scania-spanbanden. Op het keerpunt bij Pieterburen wacht de tegenwind op ons. ‘Meiden, waarom starten we voor de wind?’ vraag ik onzeker. ‘Ach ja, die tegenwind, daar hebben we jou toch voor straks.’ Ik knijp ‘m. Had ik me vooraf  maar stil gehouden en niet opgeschept over die armetierige winterfietselfstedentocht die vergeleken met ‘Bartje’ peanuts is. Els lacht minzaam. Djoeke pakt uit met haar Bartje-erxperience: een MTB-tocht van 200 kms in Drenthe. Rul zand.  Modderpoelen. artificiële taluds over glibberige hunebedden. Barrages van ontwortelde sparren. Ravitaillering met slootwater. Overhangende takken. Landbouwweggetjes met rottend bietenloof. Giertanksporen van snotapen zonder tractorrijbewijs maar met omgekeerde vlag. Bij Zuurdijk probeer ik deemoedig vijf minuten de kop te doen als een onderdanige horige boer die buigt voor twee superieure kasteelvrouwen. Lachend nemen ze het van me over. Het gaat niet om snelheid maar wat een mooie zondag met 28,5. Vrouwen: bedankt.

 Peter Middendorp III: De dood en de gladiolen. Ik ben bezig Middendorpfan te worden. Liefdevol, kritisch, humoristisch, eerlijk, betrokken beschrijft M het eerste jaar in de eredivisie van FC Emmen. Wat een goede schrijver.

Vlaggen: was het de boer of de boerin? De kinderen en buren hebben er nu wel genoeg van, de omgekeerde vlaggen moeten verdwijnen. Soms is het lastig je te bevrijden uit een permanent neerwaarts draaiende spiraal en is hulp geboden. Oude lagereschoolkameraden zoeken contact met mij en willen hun verhaal kwijt over omgekeerdevlagacties. Ik heb interesse en aarzeling.

Vaarrecreatie Groningen II: Omdat brugwachters niet graag geïnterviewd worden loop ik door naar een kapitein verderop. Geen vaarwegenbelasting. Geen APK. Een vaarbewijs is niet nodig. Verplichte verzekering: nope. Liggeld: een schijntje, ongeveer eenderde van camping Stadspark. Elektrische of hybride motoren: nee. Ook deze kapitein loost de zwartwatertank, mooi woord voor poep- (eenvoudig woord voor fekaliën)doos op oppervlaktewater en geeft als wisselgeld het water een shotje E.coli. Zonder toiletpapier, dat dan weer wel.

Stembureaumedewerker: Grijp je kans en word stembureaumedewerker. Helaas kun je je niet enkel als teller aanmelden die alleen ’s avonds in actie komt. Het wordt dus een lange dag van 06.45 – 23.00 uur. Maar als Ina Brouwer (1950) kamerlid wil worden dan kan ik als 70-minner wel een dagje democratieondersteuner worden. https://www.mijnstembureau-groningen.nl/.

Peter Middendorp IV: Met de kennis van nu; stemwijzer voor Nederland. Columns over politiek Den Haag uit 2009/2010. Lachwekkende situaties. Namen als Hero Brinkman, Ferry Mingele, Peter-J. Balkenende, Maxime Verhagen, Lucille Werner, Wouter Bos, Diederik Samsom, Mei Li Vos. Scherpe observaties.

Spaakmasters II: Deze week veertien deelnemers. De econoom bepaalt de route. Heenreis tegen de wind en terug voor. Het wordt Norg, Westerveld, die contreien. Een rustig, saai ritje met 27,9 gemiddeld. Ik ben de oudste en wil graag kopwerk doen en deze keer lukt me dat ook. Gemakkelijk. Als we een banaantje kanen hoor ik dat we heen voor de wind reden. Gek. Dankzij mijn spiegeltje in de linkerbeugel zie ik dat achteraan plat wordt gereden. Twee keer zelfs. De econoom legt uit dat inflatie beter niet met gelijke loonsverhoging wordt bestreden.

Journaal week 31

Ella de Ronde: Beeldend kunstenaar Ella de Ronde schildert de Bocht van Ameland aan Hoge der A, in Groningen wel ‘parel van de stad’ genoemd. De Ronde studeerde af aan de Klassieke Academie in Groningen. Zij is vanaf nu drie maandagen van 13.00 – 18.00 uur te vinden op de vakantiemarkt in Veendam, kijk uit naar donkere tuktuk.

Land van Ons: omgekeerde vlaggen recht hangen prima, maar lid worden van de coöperatie ‘Land van Ons’ zet misschien meer zoden aan de dijk. Voor € 20,- per jaar word je lid en gelijk eigenaar van een stukje grond. Land van Ons koopt grond en verpacht het aan bioboeren. Dus geen kunstmest, Farmers Defence Force of  pesticiden maar werken aan kringlooplandbouw met kruidenrijk grasland, gemengde bedrijven met wisselteelt met boekweit, huttentut (jaja!), vlas en rogge. Ook ideaal voor een natuurinclusief cadeau aan (klein)kind.

Peter Middendorp I: ‘Jij bent van Mij’ herlezend kom ik er (weer) achter dat Middendorp een schrijver van grote klasse is, een topstilist en anders dan Peter 2 (Buwalda), zeer leesbaar. De schrijver verplaatst zich in de Friese boer die een meisje in de buurt vermoordt. De schuld wordt eerst bij bewoners van een nabij asielzoekerscentrum gelegd. Dertien jaar na de  moord wordt de boer na DNA-onderzoek aangehouden. Als kind van de streek kan ik niet ophouden met lezen.

Marum: Noem Marum en je ziet een oneindig lijkende serie omgekeerde vlaggen langs de A7. Sommige boeren raken verstrikt in idee-fixes van Farmers Defence Force-menners en vergeten zelfstandig te denken en bij zinnen te komen. Iedereen weet dat uit vastgeroeste neerwaarts draaiende denkspiralen komen lastig is. Alle hierbij benodigde hulp is welkom.

Peter Middendorp II: Na ‘Jij bent van mij’ herlees ik ook ‘Vertrouwd voordelig’. Dit boek speelt zich af in Emmen. Ook deze streek ken ik als mijn broekzak. Het is een heerlijk openhartig boek over een Blokkerwinkelierszoon. De auteur spaart de kool en de geit niet en juist dat maakt het tot een (nee, geen meesterwerk noemen) supergoed boek dat in een uur of vier te lezen is.

Zeiler Hoge der A: openhartig vertelt de jonge (zee)zeiler dat niet alles goud is dat hier blinkt. Groningen verwelkomt recreatieboten die in de stad voor een habbekrats mogen aanleggen en maakt zo de binnenstad tot een drijvende camping. Van deze deelnemer aan de nog wat achterlijke watersportindustrie begrijpen we dat toilettanks leegflikkeren in oppervlaktewater, wellicht gedoogd door gemeentelijke toezichthouders, nog ‘common practice’ is. Dus in het recreatieve segment van de rijkste verblijvers in Stad, die al vrijgesteld zijn van APK, vaarwegenbelasting, verzekeringsplicht en die berucht zijn vanwege de grote aantallen weesboten in achterafvaarten is poep (booteigenaren spreken graag van fecaliën)  omtoveren in visvoer usance.

Oosterparkwijk: wat hipper worden wil de Oosterparkwijk. Daartoe is een hele kluit muur/wandschilders aangezocht die overal wonderschone afbeeldingen op muren plaatsen met hulp van hoogwerkers. Georganiseerd door Writer’s Block Murals. Azing griever, Klaas Nuninga, Tonnie van Leeuwen en Pietje Fransen worden ingeruild voor street art….

Surhuizumer boer: keer om alstublieft

Zoals ooit witte scholen een taalklas hebben omarmd, banken de witwasroute hebben uitgebannen,  binnensteden auto’s leren weren, panikerende huisartsen zeurpatiënten via een triage weghouden, kerken hun ruimte verhuren aan whisky- of lingerieproeverijen, religies de orthodoxie buiten de deur houden, zo hebben slimme boeren de afslag genomen naar ecologisch verantwoord bioboeren.

In elk segment houd je de verongelijkten, de starre, stijve, eigenwijze geesten die denken dat alles moet blijven zoals het is en vroeger was. De accountants die blijven spieken bij examens, notarissen die de derdenrekening plunderen, politici die denken dat twitter een levensader is, hospicemedewerkers die volhouden dat een hoofddoek atheïsten en ietsiepietsisten rustige laatste uren opleveren. En boeren die volhouden dat boer zijn een verworven erfrecht is.

W en ik, gemiddelde leeftijd 71, kennen elkaar ruim 50 jaar. Beiden Fries. We houden van de provincie, spreken de taal en we denken de gedachtewereld van de boer te kennen. Zij komt uit Twijzel, ik uit Kollum. We lopen in de buurt van Surhuizum. We zien zeventien omgekeerde vlaggen en één drijvende tussen pijlkruid en krabbenscheer. Het slootwater ziet er prachtig uit. Helder, veel zuurstofplanten, volop vissen. Verderop een sierlijke tjasker. We fantaseren over het waterschap dat samen met de boer de sloten onderhoudt en van ons het predicaat ‘excellent’ krijgt.

Waarom dan die vlag in het water? Vlaggen zijn nationale symbolen die, vanuit welke hoek dan ook bekeken, gerespecteerd moeten worden. We gaan de boer een les leren. Zonder zijn land te betreden, schoenen en lange broek uit en even door de sloot waden, posteren we de vlag zoals het hoort.

De foto’s bij Nieuw in Stad

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) bespreekt de fotografie van Nieuw in Stad)

De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen wordt verluchtigd met 27  foto’s gemaakt door Dorjan Ivan Rener Sitar. Een Sloveense jongeman die in Groningen geneeskunde studeert.

Een van de  mooiste foto‘s – het beeld de zittende jongeling van Jeltsema – staat op de voorkant en bij het verhaal met dezelfde titel als het beeld. Wie de bizarre biografie van Jeltsema kent, wil de naakte jongeling tussen de benen kijken. De foto laat ons raden. Bij de geboorte dacht men dat Fré Jeltsema een meisje was en werd hij ook als zodanig opgevoed, ook nadat men er op driejarige leeftijd achter kwam dat het om een jongen ging. Op 26-jarige leeftijd is door een vonnis de geslachtsvergissing rechtgezet om strafvervolging vanwege travestie  te voorkomen. Vanaf toen ging hij als een man door het leven.

In het verhaal De Pieternella wordt terloops lovend melding gemaakt van het park Oase in de stad van de monumentale vormgever Noud de Wolf. Een kiekje vanaf  deze intieme plek met op de achtergrond het hekwerk van het vroegere Groninger museum had de plaats in kunnen nemen van het hekwerk dat alleen op de foto staat bij het verhaal Mannendingetje.

Bij het verhaal Tandarts zien we een tandarts aan het werk. Mij ontging de reden voor het plaatsen van deze foto. Ik had een poenerige stadsvilla met donkere wolken verwacht bij een smoelsmid die – blijkens het verhaal – zelfs ’s avonds aan het beunen is. De echte reden zag ik toen ik beter keek en zag dat de schrijver het slachtoffer is. Zou de schrijver Dorjan meegevraagd hebben voor een portretje toen hij onder het mes ging?

Gelukkig kunnen we genieten van Groningse luchten als Rener Sitar het Groninger museum fotografeert. De hoge, gele ingang van het museum staat niet helemaal in het midden van de foto, maar ik weet niet of dit juist de charme van de toto is, of gewoon toeval.

Het shot van de baksteensculptuur van de Deen Per Kirkeby  bij het verhaal Follies kan vanaf deze kant niet beter gefotografeerd worden omdat een of andere heikneuter er een lelijke witte muur voor gezet heeft.

Een foto die – wat mij betreft – tot de besten behoort is die van Wall House # 2. Een rimpelend Hoendiep, tegenover wolken in de blauwe lucht en dan het mooie kleurgebruik in de drie verdiepingen van deze dependance van het Groninger museum. Onze Sloveense fotograaf heeft ongetwijfeld strakke instructies van de duivenliefhebbende schrijver gekregen, getuige het feit dat er twee foto’s van duiven te vinden zijn. Een foto van fladderende duiven bij het verhaal Ik vertrek en een foto van voedsel pikkende duiven, die illegaal gevoerd worden door een persoon die verdacht veel op onze schrijver lijkt.

Ach, er is nog zoveel meer te zien:  een foto van grootheden als Ben Feringa en Jan Boer,  het terras van het Pomphuis, boten liggend langs de A, de muurkrabbel ‘klaas je bent de mooist’, een kijkje vanaf de bovenverdieping van schrijvers woonst,  de binnentuin, het geveltuintje,  een straat vol fietsen, het orgel in A-kerk en de vismarkt. Het bespreken van foto’s is moeilijk zonder de foto erbij te laten zien. Misschien toch de bundel kopen?

T. L. M. Schilder: ‘Nieuw in Stad: Niet voor lange tenen’

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) is de eerste gastschrijver op www.klaastaal.nl)

Schrijfplezier

Door het herlezen van de verhalen die ik eerder op Klaastaal las, merk ik hoe sterk de verhalen zijn. De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen is ongetwijfeld met veel schrijfplezier vervaardigd. Geregeld kom je bijzondere woorden, metaforen, taalvondsten en anekdotes tegen. In de inleiding waan je even de Vlaamse krant De Standaard te lezen of een boek uit de 19e eeuw.  De schrijver belooft een inkijk in zijn nieuwe ‘woonst’  en in hem als persoon. In het eerste verhaal complimenteert de schrijver een man met zijn inparkeerkwaliteit met de woorden: ‘Een negen, jongen’. ‘De man kijkt me vernietigend aan bang dat ik zijn verderop staande vrouw jureer,’ vervolgt de schrijver. In deze anekdote leren we ook meteen de schrijver al een beetje kennen: een schoolmeester met humor en aandacht voor vrouwen.

Vrouwen

 In het verhaal ‘Klaas je bent de mooiste’  lezen we: Ooit schreef ik het gedicht ‘Zesentwintig’, dat in 1994 gepubliceerd werd in het Drents Letterkundig Tiedschrift ROET. Ik was ingegaan op de uitnodiging een ‘zelfportret’ te schrijven. Mijn zelfportret bestond uit de namen van 26 meisjes/vrouwen die ik, verlegen Friese dorpsjongen, in mijn jeugd in stilte had aanbeden. Hadden er gemakkelijk 52 kunnen zijn’ Op politiek vlak kunnen vrouwen vaak op de warme belangstelling van K.G. rekenen. Ik noteer: ‘Carola, Alexandra, Sigrid, Agnes, Fleur, Esther, Sylvana. Ook Lale Gül, schrijfster van ‘ik ga leven’, mag zich verheugen in  warme belangstelling, want de schrijver moet niets hebben van ‘moskeeën en synagogen waar vrouwen worden weggestopt in zweterige achterafgalerijen of achter dikke gordijnen’. Over de Groningse  synagoge met een mooie architectuur lezen we ‘dat moeten gereformeerde kerkbouwers geweest zijn’.  De verborgen verwijzing naar de gereformeerde kerkbouwers  architect Tjeerd Kuipers in samenwerking met de architect Ytzen van der Veen is niet de enige aanduiding in de verhalen die fictioneel lijkt maar feitelijk juist is. Over duiven: ‘Onnozelaars die onwetend zijn spreken van vliegende ratten. Weten niet dat duiven betere borstkankerherkenners zijn dan gespecialiseerde medici.’ Tot mijn verbazing blijkt ook dit niet zomaar uit de schrijversduim gezogen

Vrouw I

De eigen vrouw van de schrijver wordt steevast met ‘vrouw’ of ‘vrouw I’ aangeduid. ‘Vrouw’ probeert de plezierschrijver te ontnuchteren als hij een dakloze met plezier een tientje geeft: ‘Die staat hier morgen weer’. In het verhaal over het bezoek aan het restaurant  Het Pomphuis wordt een mooie anekdote over ‘Vrouw I’ beschreven. “Vrouw I wordt wat onrustig. ‘Dat lijkt mijn opa wel. Jan Boer. Die daar met die grote oren, hij houdt zijn hoofd wat scheef alsof hij moeite doet ons te verstaan.’ De tafelgenoten ginnegappen wat. Ja hoor, mevrouw woont net in Stad en denkt dat het Pomphuis haar als innemende, tegen de zeventig lopende, buurvrouw wil  paaien door haar opa aan de wand te exhibitioneren. ‘Leraar aan de kweekschool, later directeur, inspecteur, streektaalpromotor en womanizer avant-la-lettre. Liet mijn oma zitten voor een veel jongere vrouw. Rottumer. Veelschrijver ook.”

Niet voor lezers met lange tenen

De verhalen zijn niet geschikt voor mensen met lange tenen. Hoewel de beledigde personen waarschijnlijk niet veellezers zijn. ‘Aan de overkant van de A stopt een scooter met twee bijna twaalfjarigen. De pas gejatte paarse Vespa Primavera RST met camelkleurige buddyseat, hebben ze nog niet echt in de macht. Het theorie-examen voor bromfietsen is, zonder hulp van de Koranschool, voor hen even onbereikbaar als een foutloos ingevuld belastingbiljet voor hun grote, drillrappende broers of particulieren met een B.V….Drugsrunners zijn als geldezels. Zodra ze vrouwen kunnen beledigen gaan ze van school en verschansen zich bij de zoveelste aanhouding achter het argument van kansenongelijkheid als Limburgers die altijd hebben vertrouwd op en geloofd in de door henzelf verzonnen Mutti Maria en het hebben verdomd de dijken op tijd te verhogen.’

Banken

Ook banklieden zullen even moeten slikken of glimlachen bij de veeg uit de pan bij de beschrijving van de bijeffecten van verhuizen. ‘Mensen in je omgeving gaan je ongevraagd raadgeven alsof je hebt aangekondigd van de ABN naar een bank in de bovenwereld te willen overstappen. In het verhaal Follies lezen we weer een mooie vergelijking.‘ De vraag of deze constructie een folly is of beeldende kunst is net zo lastig als de vraag of de ABN een bank of een maffioos witwasbedrijf is’.

Friesland

In veel verhalen is de liefde voor Friesland en de Friese taal duidelijk aanwezig. We lezen hoe de mensen in stad,  anders de Friezen, zich vergapen aan een tjalk, Hasselter aak of skûtsje. ’Een kapitein met een BMI van 25[2], op sokken. Lange lokken onder de pet. In plaats van spetterend buiswater of een frisse Friese wimpel de sleetse driekleur.’ Een minister die de eed uitspreekt in het Fries  ‘Dat ferklearje en ûnthjit ik’ krijgt de positieve typering ‘eigenwijs of eigenzinnig’.

Urinoirs

Grappig is de aandacht voor urinoirs, plaskrullen, secreetzuilen en urinebakken   of pisbakken. Deze fascinatie lezen we gaat terug op de vroegste jeugd. ‘Bijna zestien was ik, een Friese plattelandsjongen die later boer, politieman, dominee of tolk/vertaler en als het moest leraar Nederlands en Engels wilde worden. Op het christelijk lyceum in Dokkum raakte ik verslaafd. Aan de boeken van Wolkers, Cremer en Reve. Die schreven over alles wat Calvijn, God (Dokkum was nog Allah-vrij), juffrouw Hids en rector Heukels afkeurden. Over brute seks in Amsterdamse urinoirs bijvoorbeeld, althans zo fantaseer ik. Toen al nam ik me voor er ooit eens wat over te schrijven. Over urinoirs dus’ In het verhaal Sitzpinkler wordt uitgebreid ingegaan op de openbare toiletten. De foto[3] bij dit verhaal toont ons twee urinoirs. De ene, de oudste, een urinoir uit 1925, staat aan Hoge der A, destijds ontworpen door gemeentearchitect Siebe Jan Bouma. De andere, het subliemmooie pisbakhuisje van Koolhaas/Olaf staat naast het Pomphuisterras.

Tot slot

Een inkijk in de persoon KG leert ons iemand kennen die erg in kunst en orgelmuziek is geïnteresseerd.  Dat dit soms tot een probleempje leidt, leert het verhaal over het  kennismakingsgesprek bij de huisarts. ‘ Toen ik te lang doorzemelde over orgelmuziek kapte hij me behoedzaam doch kordaat af en verlegde zijn aandacht naar vrouw I.’

De bundel Nieuw in Stad biedt de in taal en Groningen geïnteresseerde lezer veel leesplezier. Om toch ook een kritische opmerking te maken: ik mis de bladzijdenummering en – maar dat is de voorkeur van de recensent – de uitgevulde regellengte waardoor de bladspiegel rustig over komt.

(Nieuw in Stad is toe aan de derde oplage. De publicatie wordt uitgevoerd met echte kleurenfoto’s van 23 x 12 cm, die alle met de hand worden aangebracht. Fotograaf: Dorjan Ivan Rener Sitar, student geneeskunde, die uit Ljubljana naar Groningen kwam.

  • Het kan bij voorintekening worden besteld. Maak het bedrag over naar NL41 RABO 0104 4448 43 t.n.v. K. G. van der Meulen met vermelding van gewenste aantal en uitvoering. De verkoopprijs is naar keuze, afhankelijk van het aantal gewenste foto’s. Voorbeelden: met 1 foto: € 6,-, met 2 foto’s € 7,- met elke extra foto € 1,- erbij tot een maximum van 28 foto’s voor € 33,-.
  • Hoofdstuktitels: De zittende jongeling van Jeltsema, Mannendingetje, Ik vertrek, Ben Feringa en Jan Boer, Pomphuisterras en Koranschool, De Pieternella, Klaas, je bent de mooiste, Tandarts, Blühm en De Ploeg, Follies, Groningers zijn Friezen, Binnentuin, Geveltuinen, Het A-Kwartier, Toporgelmuziek, Overjarige Steradenttablet, Hejduks Wasknijper en Wall House #2, Klinkersnijder, Academie Minerva, Parkeren in Groningen, Het Pitcairn Museum, Blockhouse, Potdomme, duiven voeren is verboden, Isolatiewaarden, Putdeksels en het architecturale telefoonboek, Sitzpinkler, ‘Zeg t mor’ Cursus Gronings.)

Bach meets Hasse, een zomerconcert

Vijf sterren. Douze points. Een tien! Op zaterdagavond vijftien juli is er in de Akerk een werkelijk prachtig concert van (een deel van) het Luthers Bach Ensemble aangevuld met solisten van het Prins Claus Conservatorium. Een feestje, dat is het. Opvallend detail: er komt geen dirigent aan te pas, de dirigent zit in het publiek. Weliswaar is de artistieke leiding in handen van Tymen Jan Bronda en David van Laar, maar de solisten, musici en koor doen het zonder de bewegende baton. En waarom ook niet, de praktijk leert dat de zangers doorgaans meer oog hebben voor de muziekmap dan voor de dirigent. Men kijkt scherp naar elkaar en zorgt er bij de minste beweging van een wimper, wenkbrauw of neusvleugel voor dat inzetten scherp zijn als een geslepen vismes.

Het programma (van acht A-viertjes) vermeldt werk van Hasse, Buxtehude en Bach. Het begint met strijkers die Hasse vertolken. Vervolgens een solo van Bronda op het indrukwekkende kerkorgel met Buxtehude, daarna counter-tenor Van Laar met Hasse, vervolgens weer organist Bronda met Bach en als slotstuk de cantate ‘Christ lag in Todesbanden’ van Bach, gezongen door solisten en koor, begeleid door strijkers en continuo orgel. Het koor treedt op in wisselende opstelling en, what’s more, de wisselingen verlopen vlot. De meeste aandacht gaat vanavond uit naar de counter-tenor. Van Laar zingt de sterren van de hemel, het stof van de gewelfbogen, craqueléscheurtjes in kalkmuren, lach op gezichten en overal wordt continu ‘awesome, amazing’ gefluisterd. Ik reset mijn voorkeurslijstjes en naast Jaroussky en Scholl staat nu Van Laar. En ach, de teksten, die blijven steken in bezwerende verlopen antieke religieuze formules die an sich elke zeggingskracht hebben verloren maar het moeten hebben van de betoverende muziek die door de tijd heen krachtig blijft als voegen tussen grafzerken.

Het publiek, zo’n tachtig personen, natuurlijk veel trotse ouders, opa’s, legio opa’s vriendinnen, buren en  oma’s, trekt zich niets aan van bijgeluiden van lekke brommeruitlaten op straat en een enkele verwarde Riepeverkoper die baalt dat men bij hem niet kan pinnen; veeleer versterken die de intieme sfeer indoor; men klapt de blaren in de handen waarop, gestimuleerd door een luid geroepen ‘Bravo’, een toegift volgt. Mooi om te zien: de oudste zanger, bas Michiel de Vries gebruikt een tablet terwijl de rest, waaronder ook rookies, het houdt op het oude vertrouwde papier met gele zweetkringen. Heerlijk, wat een avond!

Spaak Masters fysio/masseur en economen-kletsica

‘Meer water drinken, geen geraffineerde suikers, geen alcohol, minder vetten, gewoon je leefstijl aanscherpen.’ Deze fysio doet meer dan symptoombestrijding terwijl ze, me de tranen in mijn ogen masserend, wijst op noodzakelijke leefstijlverbetering. De massage, een nieuw achterwiel, tubeless voorband en een fanatieke kopman brengen me tot 31,6 gemiddeld tot en met het Stadspark en dankzij het drukke verkeer in Stad tot 30,6 bij de voordeur. Groningen bedankt.

Wat betekent het dat van de trits Minister van Financiën, President van de Nederlandse Bank en Minister van Economische zaken maar één economie studeerde en de andere twee filologie en bestuurskunde?

Onze road captain bij Spaak Masters op zondagmorgen is een econoom, een hoogleraar nog wel. Graag hoor ik hem zo tussen Loppersum en Oosterwijtwerd even uit over hoe we de inflatie het best tackelen, of Kaag, Jetten en Knot aan de juiste touwen trekken, wat de langetermijneffecten zijn van de Brexit op de effectenhandel vanuit een Aziatisch perspectief en waarom belastingontduiking door particuliere B.V.’s niet hard wordt aangepakt. Op de route van Heidenschap via Lageland naar Schaaphok, net voor Schildwolde, denk ik na over zijn visies. Als het lastig wordt zegt-ie vaak: ‘Ja, maar dat is politiek, hè,’ en zet nog even aan voor een plaatsnaambordje van een Oost-Groningse parel met gestutte voorgevels.

Als vijftienjarige koos ik economie als examenvak en verwachtte een tamelijk exact vak. Niets was minder waar. Docent Reinders praatte ons bij. Keynes, lang aanbeden vanwege zijn werkgelegenheidsdenken werd verguisd als later Freud in de psychiatrie. Wetenschappen die erin slagen in een halve eeuw kernwaarden diametraal om te draaien moet je met een korrel zout nemen natuurlijk. Als zoon van een AA-accountant, en broer van vier die het allemaal in de cijfers, bedrijven, industrieën,  industrietjes en economische onderwijswetmatigheden – kennisoverdracht hoort bij Van der Meulens als biologisch boeren bij Land van Ons – zoeken, is twijfelen een tweede natuur geworden. Die wordt versterkt door praattafeleconomen als RABO-vazal Barbara Baarsma die lijnrecht staat tegenover CPB-directeur Hasekamp waar het gaat om de vraag of arbeidsmigratie zinnig is.

Zoals in televisieprogramma’s leken het in enkele maanden tijds kunnen schoppen tot dirigent van een symfonieorkest, volwaardig onderdeel van de commandotroepen, zo leerden Kaag en Jetten (en Yesilgöz als non-jurist bij justitie) in geen tijd voorop te lopen in de troepen van economen door gewoon praktisch analytisch en scherp te denken en laten de kletsica over aan economen.