In Memoriam Gezienus Omvlee

Elf augustus spreken we elkaar nog uitgebreid en maak ik wat foto’s van je. Je ziekte zit je glimlach en pretogen niet in de weg. Het is een mooie zomerse dag. Een vriend bericht me dat je uit de tijd bent gekomen. Ik heb het wel verwacht, maar toch verrast en bedroeft het mij. Mijn droefenis bestrijd ik door in mijn geheugen te gaan graven om na te gaan hoe lang we elkaar kennen. Het zal de tijd van door STEM georganiseerde taaltheaternachten in de Muzeval in Emmen zijn geweest, een kleine 25 jaar geleden. Later zitten we beiden in het STEM-bestuur.

We ontmoetten elkaar op het vlak van de schrijverij. Of we zielsgenoten waren? Ja en nee. We delen veel interesses: belangstelling voor de regio, schrijven, lezen, organiseren, sporten. Jij Drent, ik Fries, maar beiden Duitse voorouders. Jij gereformeerde jeugd, ik hervormd. Jij flexibel en meeverend, ik star en vasthoudend. Jij Trouw, ik Volkskrant. In de typologie van Drenthekenner Harm Dijkstra ben jij een typische exponent van de zand-Drenth. Ik bewonder je om je gemakkelijke instelling. Als ik merk dat de organisator van een groot literair evenement in Drenthe knoeit met toeschouwersaantallen zet ik mijn hakken in het zand terwijl jij wil toedekken en verder gaan. Er volgt een korte periode van verwijdering, maar daarna zoeken we elkaar weer op. Vrienden.

Met heel veel plezier kijk ik terug op gezamenlijke projecten. Het schrijven van ‘Drenthe, Middelpunt der aarde’, samen met Willem – God of de Duivel hebbe zijn ziel – Koopmans en handboekdrukker Peter Bekker. Ik herinner me dat je op een zondagmorgen in Sleen langs komt, jij in een ultrakorte hardloopbroek, bovenbenen en kuiten van staal, bezig met een rondje, je was een duurloper meen ik. We nemen even wat laatste dingetjes door en je drinkt een liter water. We organiseren een literaire middag op Emmens hoogste punt, de oude vuilnisberg aan de Schansstraat waaraan zoveel deelnemers meedoen dat het goed bezocht lijkt. Een culturele avond met Zuidbargers en familieleden van jou (tot in Noorwegen toe) die ik mag presenteren. Taaltheaternachten in de Grote kerk in Emmen met regionale en landelijke schrijvers en onalledaagse entr’actes. Jij trekt mij vaak mee. Organiseer jij Taal an Taofel in Sleen, dan nodig je mij uit als deelnemer. We lezen voor uit eigen werk tijdens een avond van ’t Aole Volk.

Je bent lid van de Drentse Schrievers Kring, een club die zo graag boekjes wil produceren dat ze soms in de gauwigheid vergeten elkaars inzendingen even op taalfouten te controleren. Je bent de laatste solo-gemeentedichter, later wordt het een collectief, bijeen gehouden door een met slaapmutsen gevulde stichting die vergeet jouw naam op je gemeentedichterbundel te vermelden. Het deert je niet. Tijdens een literaire avond in de bieb haal ik voor jou je gram. Je duikt in het verleden van de in Sleen met een buste vereerde Naarding en schrijft erover in Roet. Je krijgt een mooie plaats in Nijkeuters literaire bijbel.

Samen met een bent oudere jongeren schrijf je light verse bij de vleet. Met de regelmaat van een haperende klok publiceer je in Roet. Door jou neem ik weer een abonnement. Dan schrijf je de mooie bundel ‘Licht over Nederland’. In je laatste levensperiode stuur je wekelijks verzen de wereld in. De facebooklozen van deze aarde vergeet je niet. Vaak tover je een glimlach op mijn gezicht, heel soms ben ik het met je oneens, wanneer je het voor Khadija Arib opneemt en ik haar verguis. Met Ted en (heel even) Tineke beginnen we een brievencyclus. In een paar jaar tijd wisselen we meer dan zestig brieven uit. Wat een plezier maken we. Nu herlees ik je brieven en geniet van jouw observaties.

Ik herinner me je zestigste verjaardag. Een mooie zomerse dag in jullie achtertuin in Zuidbarge. Verderop de meul van je bruur. Hoewel Zuudbarge je past als een ouwe hier wel en daar niet verstelde jas, Omvlee is daar een begrip, geloof ik, verhuizen jullie naar Odoorn, waar je het met Erna en de jongens ook erg naar de zin hebt. Boekenkastje naast de oprit. Elke dag een – zelfde – wandeling. Rust, regelmaat. De laatste keer dat ik je spreek vertel je van je finale project: het beschrijven van de laatste rustplaats van Drentse schrievers.

Gezienus jongen, ik ga jou en je zondagse verzen missen.  Ik denk aan Erna, Ellen, Maarten, Jan en je verdere familieleden en wens hun sterkte; dat je ruste in vrede.

1000 Stemmen: het plezier spat ervan af

Duizend mensen die muziek maken waar 1.500 mensen naar komen luisteren in een gebouw met misschien de beste akoestiek ter wereld. Het Concertgebouw. Twee topsolisten. Gouden componistennamen waar je maar kijkt. Geschilderde dirigenten. Daar ruil ik graag wat voor in. Bijna dagelijks studeren. Ik voel me een esperantist met dyslexie. Een Friese-Boys-speler in het Ajaxstadion. Nan en Etty worden Schreuder en Ten Hag, beiden wat vleziger. De handen, ogen, wenkbrauwen en mond van de dirigent vertellen me de lengte van de noten. Dankzij mijn fietsersconditie koste het me geen moeite. Mijn innerlijke drive zegt dat ik mijn stinkende best wil doen. Graag. Ik voel mijn verantwoordelijkheid.

Henk Poort en Tania Kross doen mee. Ze lijken superrelaxed bij de generale. Poort hand in de zakken. Tania een en al gulle lach. Toch hoor ik aarzelingen, missertjes en zie twijfels. Ook topspelers moeten trainen. Etty spreekt ze vriendelijk maar beslist toe, leidt, wijst en spoort aan, temporiseert, corrigeert. Wat een expressieve kop. Powervrouw. Ik geniet met volle teugen en span me lekker in. Zingen heeft iets van racefietsen: sprinten, freewheelen, remmen en aanzetten. Er zouden 68 tenoren zijn. Een zelfde koppeltje bassen. Dat betekent meer dan 430 sopranen naast me. Wow! Kristusziele! Het is geen wedstrijd maar ik wil niet worden weggeblazen.

Voor de sier houd ik mijn koorboek omhoog en fixeer eroverheen de dirigent. De teksten ken ik zo goed als uit het hoofd. Een vergeten lettergreep is eenvoudig te compenseren. Een inzet of lengtenoot niet. Mijn liefde voor orgelmuziek groeit als Martin Mans het orgel bepotelt, de vloer dreunt, mijn schoenneuzen willen onophoudelijk tikken, mijn bostkas beukt, mijn hart fibreert: dit is muziek, een feest, puur geluk! Anders dan bij hiphop, metal rock en dance-events heeft niemand oordoppen in. Dankzij mijn frontpositie met twee vleugels vlak voor me, kan ik onzichtbaar fotograferen.

Natuurlijk, er is wel eens iets wat ‘delay’ wordt genoemd, een split-second tussen instrument en zang, maar ik doe alsof het zo hoort. Van mijn fanclub in de zaal hoor ik dat bij het Operafantoom de mannen ondersneeuwen, maar dat het Ombra mai fu weer loepzuiver en verstaanbaar is voor hen die het Italiaans machtig zijn. Zelfs het moeilijke ‘The lost chord’ klinkt, vooral dankzij de tenoren, als een dijk. 1000 stemmen, h e e r l i j k…. het plezier spat ervan af. Voor meer foto’s: Concertgebouw 2022 – Grootkoor

Rif aan Akerkhof

Midden vijftig schat ik, ze lijkt op Arib; vals en sexy. Als ik een lichte toets Riffijns, gemengd met een zuiver Gronings accent hoor, smelt ik bijna. Een prachtige bos haar en laarzen die haar langer doen lijken. Ik wil de kaart naar mijn één na laatste tante in de brievenbus naast Appie gooien. Ik zie een spleetje tussen haar boventanden. Zonder krachtsinspanning spuugt ze een kwak speeksel precies op een leeg Camelpakje. Dan steekt Khadija van wal.

‘Vijf  Albert-Heynwinkels in het centrum en geen Lidl te bekennen. Westerkade, Zuiderdiep, Brugstraat, Oude Ebbinge, Nieuwe Ebbinge, Akerkhof.’ Ik bewonder haar om haar stratenkennis. ‘En overal worden nog tabakswaren verkocht,’ vervolgt ze. Behalve in precisiespugen is ze in fulmineren een kei. Soms spatten gesprekken alle kanten op als kraanwater in gladde gootstenen. Ik post de kaart en hoor het getingeltangel van de postgleuftandjes.

Mij aankijkend wijst ze op de peuken op het trottoir. ‘Weet u hoeveel kankerpatiënten er jaarlijks bij komen? Longkanker dan, hè? En hoeveel er jaarlijks aan sterven?’ Nu zijn cijfertjes toevallig wel mijn ding, dus ik begin: ‘Mevrouw het zijn er niet vijf maar zelfs zes Appies. Jaarlijks zijn er 125.000 kankerpatiënten waarvan ongeveer 10 % met longkanker…’ Ze valt me bruusk in de rede: ‘Ja en geen Lidl te bekennen, hè! Lidl won maar liefst tien keer achter elkaar de prijs voor het beste fruit en groente. En tabakswaren al lang uitgebannen.’ Hoe mooi ze het woord uitgebannen staccato uitspreekt: uit-ge-ban-nen.

Ze steekt haar wijsvinger op. Ik zie gouden ringen, een prachtige armband en gepolitoerde, felrode nagels. Het gerinkel klinkt melodieus. Het orgel in de Lutherse kerk heeft een instrumentonderdeel dat net zo klinkt. Ik deel de kritiek volhartig. Inderdaad een godvergeten schande: tabakswaren in supermarkten.

Ze kijkt naar koerende duiven. Ik zie de pracht van haar scherpe wenkbrauwen: als onmiskenbaar Marokkaanse Word-invoegtekens: scherp, hoekig, helder.  ‘Dat de gemeente ooit zo stom is geweest om het korenbeursgebouw te verkopen aan die grootgrutter! Groningen, fakking shame on you!’ Ze klinkt nu als een prediker van verzonnen goden en ik moet aan mijn tante denken die spugende vrouwen verafschuwde.

Irisscopist

De hele buurt kwam vroeger op consult;

hij las de toekomst in een open haring,

dewelke hij met eindeloos geduld

besnuffelde: des vissers tekstverklaring.

 

Vervolgens ging hij over op urine

en menigeen bracht hoopvol een staal pis.

Hij rook wat, proefde en zei heel gewis:

“Een aangetaste lever, een ruïne.”

 

Als hij zijn handen had gespoeld in gelig

sop, keek hij je droevig aan, en wachtte lang

voordat hij zei: “U hebt nog lang te leven.”

 

Voor de patiënt klonk hij nu zeer fluwelig,

die waande zich voor de duvel nog niet bang;

de angst kwam pas toen de nota was geschreven.

IVF

Het pas gekochte blad ligt klaar op zeven

En je sluit het gordijn tot op een kier.

Vervolgens wrik je als een gondelier

En brengt je apparaat met flair tot leven.

 

Je fantasie wordt door het blad gedreven

En drijft dan krachten naar de slappe slak

Die nu – op ’t oog – met meer dan groot gemak

Zijn kop verheft; hij gaat het weer beleven!

 

Je linkerhand pakt nu de zaadcontainer

(terwijl de rechter het orgasme nog wat rekt)

En zonder bijstand ener hulpverlener

Mik je de oogst in ’t glas met veel effect.

 

Je deed dit alles met veel plichtsbesef

als eerste fase van de ie – ve – ef.

Fleboloog

Gelijk een haring en Gods woord naar binnen

gaan bij elke zwartgerokte predikant,

zo voelde ik zijn warme rubberhand

een lange diepe tocht in mij beginnen.

 

‘Ontspant u zich,’ hoor ik hem zalvend spreken,

‘en buig uw knieën, spreid uw stramme benen.’

Terwijl zijn blikken priemend in mij steken

bied ik hem zicht op mijn belaagde venen.

 

Nog is het ergste leed lang niet geleden:

een struise zuster treedt behoedzaam aan

en zonder enig acht op mij te slaan

vangt zij aan mijn achterham te kneden.

 

Nooit voelde ik zozeer mijn sterf’lijkheid

als in dit helse uur van eenzaamheid.

Antirimpelcrème 

In een week tijd komen drie keer royals voorbij, waarbij de verzonnen werkelijkheid de als echt ervaren werkelijkheid inhaalt, verslaat. Drama. Satire. Humor. Alles van de bovenste plank. Schrijvers hebben altijd gelijk, bewijst Herman Koch. Op het moment dat de Engelse koningin door touwtrekkende verklede rugbyers het graf in wordt getrokken lees ik over een potje gestolen rimpelcrème.

Koch is lekker bezig in ‘Het Koninklijk Huis’. De hele bespottelijke santekraam van tegen beter weten in maar in zichzelf blijven gelovende trits koninklijke paladijnen komt voorbij. De namen van de romanpersonages kunnen één op één op bestaande personen worden gelegd. Een kleptomaan koninklijkhuislid steelt een potje antirimpelcrème. Met kramp in de kaken leg ik het boek even weg en kijk naar buiten waar de werkelijkheid door het raam van de verrekijk binnenkomt.

Ik zie de Nederlandse koning, de tot koningin gemaakte en hun dochter. Ze laten zich, dieptriest en schaamteloos tegelijk, lachend op de koetskussentjes beschimpen en uitfluiten. Landverraders wordt geroepen. Een raar woord voor wereldvreemde in bubbels levende zakkenvullers. Koch vertelt verder, de ware literatuurliefhebber leest over een geile overspelige tot koningin gemaakte die hunkert naar een zachte aanraking.

De oranjes in het boek zijn in de war. Is  de diep gevoelde liefde echt of is het voor de bühne, een maskerade? Waar begint de schaamlap, het masker en waar is de echtheid? Familierelaties hebben valse ondertonen. Passief agressief is normaal. Bedrog en eerlijkheid verworden tot een cynische mix. Domme maatschappijvreemdheid viert hoogtij. Mentale problemen worden gefaket om overspel te faciliteren.

Ik lees verder en zie een romanwerkelijkheid samensmelten met een Engelse kermisbegrafenis en een infantiele glazen koets. We herkennen een tot koningin gemaakte verlangen naar een mannenhand in een Zeeuws vakantiehuisje terwijl ze compleet verijsd en verkrampt naar publiek en haar man lacht.

Liplezers lezen het door alle drie glazenkoetsgasten onophoudelijk gefluisterde: ‘Nukubu’s zijn het, allemaal.’ Net wanneer ik hoor dat plattelanders ‘landverrader’ roepen en de koninklijke familie uitfluiten, lees ik op Kochs achterflap het maanden eerder geschreven ‘Het zou niet zo zijn dat het gepeupel met hooivorken en dorsvlegels naar de hekken van het paleis zou oprukken,…’

Bosk

Waarom zouden bossen onbeweeglijk moeten zijn? Het is laat geworden, hij schopt bezweet de klompen uit, zakt onderuit en denkt wat na, zijn eerste baan als God valt ‘m zwaarder dan gedacht, hij voelt zich gesloopt, doodmoe, kapot en klaar.     

Doodmoe, kapot en klaar: zes dagen werken aan de schepping met dorpen, zeeën, planten, spinnen, bintjes, heggen, gaan je niet in de koude kleren zitten: maar eerst nu pauze met een pilsje, een sigaar.

Pauze met een pilsje, een sigaar; creëren is geen peulenschil dat weet heel bouwend Nederland: het is me een gesjouw, gehei en geschets op grote architectentekentafels en dan die inspraak nog…

En dan die inspraak nog…vaak kosten overschrijdend, vertragend, de afwerking erachteraan met hoofd en hart en hand; de eisen zijn kaarsrecht, de ware tekenaar haat losse eindjes, rafels.

Losse eindjes, rafels: want ga maar na, van niks gaat het naar alles, wat een project: onzichtbare einders, kale ledigheden, net ontstaan, nog onbegaan, oningevuld, zeg maar: nog woest en ledig.

Zeg maar: nog woest en ledig: Friesland rijst op, ontstaat uit lagen mist, zoute uitgestrekte wadden, korsten, mossen, zo ruig en wild; de toezichthouders kijken zuchtend naar des scheppers eindspel.

Des scheppers eindspel mist nog iets. Hij pijnigt zijn hersens tot er net voor de zevende dag licht komt in de duisternis; er zij licht, er zij beweging: waarom zouden bossen onbeweeglijk moeten zijn?

1968  1970  2022

1968 Zondagmorgen. Omdat er een gastdominee preekt, slaan we de kerkdienst over. De ochtend wordt ineens een zee van tijd. We voelen vrijheid, losheid. De hond loopt het tuinpad op, die laat zichzelf uit. Waarschijnlijk heeft hij de loopse teef van Barkmeijer een veeg gegeven. In de steenperenboom broedt een merel. De gulden roede komt met lichtgroene scheuten omhoog. Mem is bezig met het middagmaal: soep, varkenshaas, appelmoes, stoofpeertjes, gekookte aardappelen (op zondag niet verplicht) en yoghurt met ranja. Heit loopt naar de Philips pickup met automatische platenwisselaar en zet een plaat op. Straus’ Radetzkymars. Straks An der schönen blauen Donau. En als hij niet de belastingaanslag van boer Kremer hoeft bij te werken ook nog Vivaldi’s Vier jaargetijden en iets van Puccini en Mascagni, gingen we dit jaar niet richting Italië op vakantie? Zijn hand schokt strammig als hij de dirigent nadoet. Bernard Haitink. Concertgebouwdirigent, chef-dirigent, hè. Een van de besten in de hele wereld

1970 Alle Friese gemeenten die het Frysk Orkest financieel steunen krijgen een concert. De plaatselijke concertzaal kan een hotelzaal zijn. Een kerkelijk bijgebouw, die allemaal Pro Rege heten. In Kollum is het de gereformeerde kerk. Architect Egbert Reitsma gunde mede-Ploeglid George Martens de plafondschilderklus. Als heit vraagt wie er mee wil zeg ik ja. Toen al zei ik vaker ja dan nee. Samen luisteren naar een verplicht optreden van het FO. Vanaf de kraak. Heit luistert en ik zoek een vioolspeelster uit, vaak niet de jongste, één van wie ik roze bh-bandjes zie. Ze spelen niet altijd populair klassiek werk. Händel, Dvorak, Mascagni, Wagner, Sibelius. Heit bestudeert de nieuwe Hongaarse dirigent. ‘Die komt nog wel eens in het Concertgebouw,’ weet hij. ‘De akoestiek is hier goed maar niet best. Daarvoor moet je in Amsterdam zijn, hè.’

2022 De voorbereidingen voor ons Grootkoorconcert zijn in volle gang. We repeteren zes keer. In de repetitieloze zomertijd begin ik met dagelijkse studie. Maar dat houd ik niet drie manden vol. Ik vraag medetenor Bram. Twee keer nemen we alles door. Stukjes Händel, Mascagni, Sibelius, Dvorak en meer. Als ik mijn gêne afschud, de dakterrasdeur staat wijd open en de geluidsknop van voorzanger Nanne op max, gaat het lekker. Verrekte lekker zelfs. Als ik onbewust de maat sla denk ik aan 1968. Bram waarschuwt voor sopranenpower straks naast ons. Nog één keer repeteren in Groningen, Surhuisterveen en dan Amsterdam. Het Concertgebouw. Nu al stijf uitverkocht. En wie staan op de voorste rij….?

Vliegen

Met zo’n 140 km/u op 600 meter hoogte boven Groningen en Friesland vliegen is genieten. De Lambada van Urban Air met een 80 pk Rotax 912 motor doet wat hij moet doen. Vliegen is het vervolg op gestructureerd voorbereiden en het beheersen van risico’s en gevaren. Als ik hoor dat deze gemotoriseerde kist ook kan zweefvliegen ben ik gerustgesteld. Waarom hebben niet alle kleine vliegtuigen die dubbelfunctie? Piloot Jans Kuper is de meest ervaren piloot die je je kan voorstellen. Als instructeur maakt hij soms 70 starts per week. Zweven en brommen, het is hem om het even. Toch betrap ik me erop dat ik me afvraag of ik de kist aan de grond zou kunnen zetten, mocht de piloot een flauwte krijgen. Denk het wel.

We maken een tochtje Stadskanaal – Delfzijl – Schier – Ameland – Dokkum – Kollum – Groningen – Stadskanaal. Met een landing en kibbelingen op Ameland. Het weer is geweldig: zon, nauwelijks wolken en een milde oostenwind met op de terugreis wat blauwe thermiek. Jaja, ik leer bij. Tijdens de heenreis leer ik bijna alle klokjes, metertjes en schakelaars kennen. Ongemerkt herhaal ik hun functies. De techniek lijkt sober en overzichtelijk. Niks digitaals, wel elektrisch niet elektronisch, denk ik. Aan de stuurknuppel zit een soort knijprem. Op de vleugel zie je een snelheid remmende schuif omhoog komen.

De provincie Groningen is een plaatje. Op de grond herken je ecologische of bioboeren aan vlekkerige terreinen. De meer industriële vogel beschermende natuurbeheersers hebben gladde akkers met retestrakke lijnen en allemaal  een nieuwe John Deere. Hier en daar een wetsovertreder, waarschijnlijk zoëen met een geborgde zetel in het Waterschap, die aan de bodem onttrokken grondwater overdag in de felle zon vernevelend sproeit. Zonpanelenparken lijken op overvolle kerkhoven. Vaarten en diepen meanderen door het landschap als spaghettislierten op een bijna leeg bord.

Links het Lauwersmeergebied met de vluchtelingenkazerne. Van Dokkum naar Kollum verbeeld ik me dat ik mezelf fietsend zie. Een langharige testosteronpuber met een te zware schooltas op de bagagedrager naar lyceum Oostergo. Alle eerste uren les. Maandagochtend een bijbellezing en twee psalmen. Ver onder mij de Trekvaart waar ik Anton Boersma bijna in duwde. Rudy Heins die niet wilde waaieren. Mächteld die in de mist kruisjes sloeg. Jantje Roosdorp op een Solex. En ik me maar suf focussen op de subjonctif, Schwere Wörter of zwart existentialisme in Engelse films noir.