Lutherse Bach Academie – Requiem van Mozart, A-kerk vier mei 2023

Als de sopraansolist de volgende ochtend bij je aan de ontbijttafel zit achter een bakje muesli en een stukje geitenkaas, kijk en luister je toch anders bij het concert. Je kent haar stem al. Je hebt al met interesse geluisterd als ze bij je thuis inzingt. De toonladders fladderen vrolijk door je huis als een nieuwe Steinway in een toonzaal. Vanaf het dakterras hoor je hoe passanten op straat onder de indruk zijn. Ik doe alsof het heel gewoon is.

Het is vier mei. Met vrouw I naar het Martinikerkhof. Twee minuten stilte en twee coupletten van het Wilhelmus. Ben ik de  enige die uitvolle borst zingt? Dan Mozarts Requiem in de A-kerk. Hoe toepasselijk bij dodenherdenking. Alle bezoekers/luisteraars dwalen met hun gedachten naar Oekraïene en Rusland. Aan beide zijden duizenden doden. Zelensky die naar Nederland komt en door Caroline van de Plas wordt genegeerd alsof hij Round-up aan zijn handen heeft.

Vier jonge solisten excelleren. Griet de Geyter is duidelijk de leider, zij interpreteert het woord ‘ensemble’ als een ware diva. Met haar ogen, met haar lijf, met kleine gebaren zoekt ze de verbinding met tenor Twan, bas Drew, alt Eske en de musici en koorleden achter haar. Hogeschoolmuziek in een van de mooiste kerken van Nederland. Organist Koolstra bespeelt het Schnitgerorgel als een testrijder een antieke Rolls. De ontspanning onder het publiek slaat toe: een mevrouw krijgt een flauwte. Als gediplomeerd BHV’er zie ik dat alles goed gaat. Een paar huisartsen, enkele verpleegkundigen en de kerkhuismeester treden doeltreffend op. De AED blijft achter het nummerslot. Toen ze neerging zag ik 500 pax prevelen ‘Requiem aeternam blijf uit de buurt’.

Terug naar het ‘Agnus Dei’ en het ‘Lux aeterna’. We nemen de Latijnse dodetaaltekst met een korreltje zout en ik vraag me af of je nieuw publiek trekt met de Nederlandse vertaling met archaïsche woorden als ‘uitdelgen, oordeelsstonde, gebenedijde, vierschaar en ongezuurd brood’. Het hoeven geen drilrapteksten te worden maar begin eens met Jeugdjournaaltaal, zou ik zeggen.

Terug naar de muziek. De twee fagottisten, de paukenist en de koperblazers, allen jongens, spelen de sterren van de hemel zodat Griet en haar ensemble lekker kunnen leunen op de muziek. Kristusziele wat kan ze zingen. Ondertussen kijken we met verbazing naar acht lege stoelen die voor zogenaamde vrienden van de Lutrherse Bach Academie zijn klaargezet maar niet worden gebruikt, come on, hier zien we een verbeterkans: worden ze tot een kwartier voor het begin niet gebruikt, pluk dan muziekminnende zwervers van de straat.

ONE LOVE op Museumbrug in Koningsnacht

In Groningen worden begin april medewerkers van Dorothy’s bar aan Pottebakkersrijge aangevallen door een beschonken leeghoofdige, type hooligan. Nare agressie in je buurt tegen de LHBTQI+-gemeenschap, in stadions, in treinen, keur je af als round-up sprayende boeren die het gewasbescherming noemen. Buurtvereniging A-Kwartier stuurt bloemen, bezoekt de barmedewerkers en betuigt onvoorwaardelijke steun.

Dan ontstaat het idee om iets te doen. Een vlag ophangen, met een megafoon op de weg gaan staan, flyers uitdelen, een lied zingen op de markt, Luceberts ‘Alles van waarde is weerloos’ declameren: allemaal leuk en aardig maar zeer kortstondig. De regenboogvlag moet het worden. Niet op een muur. Niet met spuitbussen, we willen geen incontinente reuen worden genoemd. Stoepkrijt gaat het worden. Tegenwoordig is er ook stoepkrijt dat, aangelengd met water, met een oude plantenspuit wordt aangebracht.

Een ‘krijtappgroep’ is snel gemaakt. Even wat rondkijken en gasten uitnodigen. Mensen uit de wijk en een paar familieleden uit de Oosterparkwijk. Natuurlijk komt de vraag voorbij of het mag. Of het blijvende schade oplevert. Of er risico’s zijn. Nee, nee en nee. Stoepkrijt is vergankelijk als geloof in roomse heiligen. Het hecht als de belastingmoraal bij particulieren met een BV. En het is schadelijk als een NS-abonnement nemen.

De meekrijtaanmelding is zo groot dat we afspreken een verkeersregelaar en een safety-officer aan te stellen. Ook de fotografie en de koffie- en tompouce-verstrekking achteraf worden geregeld. In de appgroep passeren in enkele dagen 98 berichten. Iemand maakt een proefvlakje, iemand een schets. Of we door de blauwe petten van de heilige hermandad willen worden gezien, blijft even boven de markt hangen.

Van vijf tot half zes wordt er intensief gekrijt. De sfeer is vrolijk, activistisch, op het uitgelatene af, ik voel me weer even 25. Een passerende Litouwse gast doet graag mee. Nog ongehavende Vindicatmeisjes, schor, brak en broos, zingen ons lief toe. Rode gemeenteauto’s rijden behoedzaam over de vrijgebleven stoep. Boa’s knikken ons bemoedigend toe. Aspirant-agenten zouden ons graag meehelpen, ware het niet dat ze de marktmeters moeten inventariseren. Koen Schuilings secretaris maakt foto’s. De regenboogzebra krijgt vorm en als er krijt over is ontstaan de woorden ONE LOVE als vanzelf.

Lezen, Lijstjes & Anjet Daanje

En de winnaar is… Anjet Daanje, zo zal de door Beatrice de Graaf uitgesproken uitslag van de Libris Literatuur Prijs luiden op acht mei waarna Daanje een cheque van 50K krijgt. Ik lees nu Sedaris’ ’Wanneer je omringd bent door vlammen’ een boek dat ik jaren geleden kreeg van een zoon of een vriend. Altijd blijven liggen op een stapel ongelezen. Waarom? Vanwege de schreeuwerige omslag? Omdat ik niet had gezien dat Sylvia W., Paulien C. en Aaf B.C. het boek aanprezen? Of omdat ik zag dat er geen man tussen de aanprijzers zat? Leuk boek. Komt op een lijstje: Vlot, dagboek, humor. Ergens op plaats acht. Nee zeven vanwege de grenzeloze fantasie (lees over vreemdgaan na je dood op p 221).

Lijstjes. Mooiste fietsroutes, argumenten republicanisme, tuinvogels, interessante, niet per se mooie, vrouwen, Volkskrantcolumnisten, bloeiende planten, Friese woorden, politica’s,  Groningse woorden, organisten, voetbaltrainers die het dankzij hun ooit voltooide lerarenopleiding haalden, vakanties, geslotenvragenkoningen, schadelijke religies, vakantielanden die je echt moet mijden, mislukte ex-voetballers als trainer, vijfminutengerechten: veel van wat ik om me heen aantref vat ik in lijstjes. Lijstjes, net als talen leren, trainen mijn geheugen en houden dementie buiten de deur.

Lijstjes veranderen. De laatste tijd schudden, shuffelen en trillen ze als stenen in slecht gemetselde Loppersumse muurtjes. Tot zo’n vijf jaar gelden prijkte er slechts één vrouwennaam in mijn toptien van Nederlandstalige auteurs. En dan nog enkel omdat ik vond dat er een vrouw en als het kon een dichteres (het werd Vasalis) in hoorde, net als er een Fries (dat werd Wadman natuurlijk) in hoorde.

Vijf jaar gelden veranderde alles. Lize Spit penetreerde mijn toptien met de snelheid van een met nieuwe vleugels uitgevoerde dartpijl op basis van één titel: Het Smelt (2016). Drie jaar geleden was het Marieke Lucas Rijnevelt met ‘De avond is ongemak’ (2018) en ‘Mijn lieve gunsteling’ (2020) en nu, na lezing van ‘Het lied van ooievaar en dromedaris’ (2022), is het Anjet Daanje. Ongelooflijk. Bizar. Meesterlijk. 11 novellen die het stuk voor stuk presteren meer dan overeind te blijven en samen een ijzersterke roman vormen, die je wekenlang in de ban houdt. Slechts één spelfout (hartvochtig). Onwaarschijnlijke (familie)relaties in Engeland en Groningen. Van eind 18e tot 21e eeuw. Nooit eerder las ik een boek als dit. Thomas Rosenboom, Jeroen Brouwers, Maarten ’t Hart, Tommie Wieringa, Vasalis, Wadman en Hermans krijgen een nieuwe plaats. Waarom gasten als veelschrijver Grunberg en poseur linksekerkschrijver Buwalda zelfs niet in de buurt komen, spreekt vanzelf.

Lang leve de Familie – Alan Ayckbourn

Groningen, café De Sleutel, vrijdagavond 14 april 2023.

In een redelijk gevulde bovenzaal van De Sleutel wordt ‘Lang leve de Familie’ opgevoerd in een interessante setting: een combi van diner en theater. Kleinschalig, nabij, intiem. Soms word je meegenomen in het spel als een opgewonden nieuwe verkering van de jongste zoon je uitbundig toelacht en bevestiging zoekt voor d’r strapatsen.

Ik zit naast drie leukste vrouwen van Groningen en tussen de bedrijven door bespreken we wat we zien en verweven dat met eigen levens. In de pauze spreek ik een GGZ-therapeut die haar hele leven ontspoorde mensen als jij en ik heeft begeleid. De laatste jaren als echtparentherapeut. Het wordt een feest der herkenning. Smullen.

Kijk in je eigen familie rond en vergelijk wat je meemaakt met wat je, uitvergroot, want theatraal, ziet passeren aan al dan niet moedwillig onbegrip, contactstoornissen, overgevoeligheden, egoïsme, lijnentrekkerij, overjarige bekentenissen, onversneden rancune, diepe onverschilligheid, metacommunicatie met factor tien, en, als het erop aankomt eenzaamheid. En dat dan allemaal overgoten met een lekkere, soms vette, groteske en soms lichte, ingetogen, humorsaus. Het toneelspel wint het met gemak van de tussen het spel door geserveerde gangen, terwijl die, vega, vlees of vis, lekker zijn.

Het publiek zit op het podium. De spelers lopen en rennen van en naar drie tafels (en ver daarbuiten) waar het spel zich ontrolt. Op zich is de handeling, een verjaardag van de moeder, bijzaak. Natuurlijk mankeert er weer iets aan de cadeaus, de gekregen klok deugt niet en de plantenhanger evenmin. Centraal staat het gedrag van de familieleden: vader, moeder, twee zoons en twee vrouwen van de koude kant. Alles bij elkaar gehouden door de lijm van speelster, commentator, dorpsomroeper, regelaarster Philippien Bos die, al pruiken wisselend, vijf rollen speelt. Meesterlijk. Geweldig.

Aan een lange tafel zitten de vader (Dick van Veen) en de moeder (Marion Nieborg – Juch): beiden aan de uiteinden. De afstand kan niet groter zijn. Hakketakken, bekvechten, steken onder water, al lang verjaard overspel besprekend van de moeder met de broer van de vader overdag in een auto op de parking naast de tennisbaan, waar vader, godbetert, voorzitter was. Vader in een driedelig slobberpak en moeder in een kakkineuze vrouwvandetennisverenigingvoorzitteroutfit met foute, oversized bril. De nieuwe verkering (Inge Wijers) van de zoon (Siebren van der Schueren) steelt de show. Nog wat onwennig met het gedrags- en taalregister van de familie zet ze het op een zoenen met haar lief en roept ze in een geile bui luid dat ze wil neuken. Sja, waarom ook niet.

Waar je ook kijkt, het gaat maar door met misverstanden, valse steekjes onder water, onbegrepen signalen, obsessiefcompulsief handen inwrijven met een nattekleddergel van de echtgenote (Saskia Broertjes) van de oudste zoon (Bas de Bruijn), langzaam beginnend en steeds sneller tot een bijna orgastisch en in het rond spattend einde. (En dat op nog geen vijftig centimeter afstand van de dichtstbijzittende toeschouwer, hè). Oudste zoon en echtgenote spannen de kroon als het op valse, echtelijke communicatie aankomt.

Het speelplezier spat er vanaf. Wat een energie, wat een power. En kijk, daar komt Groningen nog even voorbij als de (ex-)hoerenbuurt van de Noorderhaven wordt aangehaald. K o m t d a t z i e n!

Matthijs Röling – Museum Wierdenland Ezinge

Er zijn mensen die voor een schilderijenexpositie naar Amsterdam gaan, Wassenaar, Gorsel, Parijs, Leeuwarden, Florence of Ezinge. Er zijn mensen die de wereld naar zich toe laten komen via feestboek. Houd je van fietsen en laat je graag kerosine en diesel links liggen, ga je het best naar Ezinge en op de terugweg nog even langs Winsum. De expo ‘Binnen kijken bij Matthijs Röling’ in Museum Wierdenland biedt ruim 50 schilderijen en een handvol uitvergrote foto’s van Rölings interieur. Net als je je afvraagt: waar zag ik eerder zo’n tegelvloer, en je aan Venetië denkt, schiet Vermeer je te binnen. Röling en Vermeer zijn geen tijdgenoten maar wel zielsgenoten. Ook zijn invloeden van Leeuwarder Esscher zichtbaar.

Figurativist Röling toont zijn verwevenheid met Italiaanse renaissancisten. Op en top. Buitengewoon. Schitterend. Portretten, stillevens, alledaagse bezigheden als het vlooien van de hond, naakten, objecten, poppen en, vooral, wonderschone zelfportretten. In een aparte ruimte wordt een film vertoond. De oude (80-jarige) meester wordt gevat in zijn nadagen. Rollator. Herfstopnamen. Winterse beelden. Dwarrelende bladeren. Piepende deuren. Kerkklokken, Stoofschotel. Wijze woorden: “Kunst kan alle kanten op. Kunstgeschiedenis is heel erg om te lachen. Grensverleggend? Onzin.”

Heerlijk dat relativerende van een kunstenaar die de eenvoud en gemakzucht van de abstracte mode aan zich voorbij laat gaan als wetenschappelijk onderzoek aan Wopke Hoekstra en zijn kompanen. We zien doorleefd werk. Handwerk. Superioriteit. En passant laat Röling weten wel eens ontstemd te zijn geweest over dwaze, neerbuigende opmerkingen over figuratieve kunst. Röling is realisme pur sang.

Die zelfportretten tonen medogenloos de ontwikkeling van jong naar oud. Het is niets minder dan een ode aan het verval en ouderdom. Een ode aan figuratieve kunt. Je ziet diepte waar het oppervlak vlak is. De hoge lijstranden werken natuurlijk wel mee. En dan dat licht. Die ogen. Dat licht.

In Winsum exposeert Luciën Olinga in Biljartcafé Hunsingo. Tien schilderijen, alle rond de € 500,- met Groningse binnenstadstaferelen. Het bekijken meer dan waard.

In Between, Anne-Will Lufting, Pieter Immenga en Nico Gerbenzon bij Campis Assen (26 03 23 – 07 05 23)

Lufting

Dat beeldende kunst serious business is bewijst de folder bij ‘In Between’, een expo bij Campis in Assen. Twee buikige zeventigminners kijken in de camera alsof FC Emmen weer verloren heeft en de jongste van de drie, een vrouw, tovert een minzaam glimlachje rond d’r lippen. C’est le ton qui fait la musique, zullen we maar zeggen.

Het is de omgekeerde wereld, kunnen we na bezichtiging van de decoratieve spullen in Campis vaststellen: de jeugdige vrouw, ooit der mannen pupil, wijst de oudere heren de weg: haar werk: sexy, modern, strak en tegelijk zacht, kek, hip willen we wel. Uiterst decoratief, vrolijkmakend, uitdagend, stoffelijk, beeldend. Wat de expositie het reisje naar Assen de moeite waard maakt is de verscheidenheid. De steriele expositieruimte met een vreselijke akoestiek leidt niet af.

Immenga

Immenga is vooral goed in de kijker vragen te laten stellen: wat zien we, wat is het, waar hangen we het aan de wand? Mysterieus, minimalistisch werk dat schreeuwt om een handleiding en een toelichting. Gerbenzon is eenvoudiger te duiden: we zien een man die zijn leven in de buurt van water heeft gewoond en dat vergroot wil weerspiegelen in zijn werk: een dobber, een polsstok, een duwboom, een vlaggenstok, uitvergrote lucifers; alles eenvoudig neergevlijd op lelijke behangersschragen. Warm worden we bij Lufting: de rolbevestigende folderfoto had ons al wat voorbereid, zagen we de mannen, beiden grijs, met donkere schoolmeestersbrillen, gekleed in gedekte kleuren beige, donkerblauw en matzwart die decennia meegaan, de vrouw draagt een keirode wijde broek en toont wilde, lange blonde lokken die onder een haarband uit kieren. Hoe voorspellend wil je zijn?

Wat zien we? Voorbij de entree, links, drie werkjes en negen stickers. De beide suppoosten erbij geroepen hebben tien minuten nodig om de puzzel te ontwarren. Verder nergens prijzen, het werk is niet voor de verkoop maar enkel voor de reizende circusexpo’s denkelijk en een plattegrond met nummers die verwijzen naar de kunstenaars.

Gerbenzon

Anne-Wil Lufting kennen we van groepsexposities in het CBK en Pictura: kunstig gedrapeerde, lieflijk geplooide stukken zeildoek, beschilderd in felle ralkleuren met hier en daar een contrastkleur. Formaten variërend van 10 x 10 tot 80 x 50. Gerbenzon met ogenschijnlijk gepapiermacheede herkenbare, eenvoudige polsstokken, of uitvergrote lucifers, horizontaal op steunen gelegd. Immenga met eenvoudige, dromerige, who knows naïeve,

Immenga

abstracte tekeningen in milde, fletse kleuren. Het langst stonden we voor een lijst met schooltekenpapier met daarop acht groene reepjes plakband die bij nadere beschouwing gekleurde lijntjes zijn: ‘Bright Forest 2’ geheten.

‘Arib’ III

“Ja, die stomme El Yakoubi en Orkun Kökcü verpesten de boel weer. El Yakoubi is ook een Riffijn, maar dan één uit Utrecht. Ken zijn grootvader nog van de souqs uit mijn geboortestreek.” Ze begint al als ze me ziet aankomen, een lach van oor tot oor en op werkschoenen deze keer. “Kom,” ze wenkt me mee naar het stenen muurtje op het Akerkhof. Zonnetje, overal duiven: perfecte plek. Ze legt me geduldig uit dat ze zich geneert voor die verwende aanvoerders die de OneLove-aanvoerdersband niet willen dragen. “Moslims, dan krijg je dat,” gaat ze door, “ik herken dat, homoseksualiteit wordt, net als door Nederlandse psychiaters 50 jaar geleden, door de Islam nog steeds als ziekte of zonde gezien, ze denken dat het dragen van die band henzelf ook homo maakt,” en ze schatert de duiven weg, de vlecht springt en danst vrolijk mee. Twee jonge kauwtjes kijken haar verwonderd aan. Een kwieke eindzestiger loopt voorbij en strooit kwistig met een handvol gemengde korrels. ‘Arib’ knipoogt naar hem. Zielsgenoten.

We springen van de hak op de tak. ‘Arib’ was ook in het Forum toen schoothond Rinse Sinkgraven Lisa Loeb interviewde. “Tuurlijk, die Lisa Loeb had het niet gemakkelijk in haar jeugd. En dan die dorpsjongens die haar pestten, verschrikkelijk, maar om nou de docenten als oorzaak van alle kwaad aan te merken?” “Ja, was niet best,” vul ik aan, “vreselijk dat ze gebukt ging onder angsten en paniekaanvallen, en wat goed dat ze daar vrijuit over praat.”

“Heb je ‘Het lied van ooievaar en dromedaris’ van Anjet Daanje al gelezen?” Verdomme, denk ik, ze is me voor. “Nee, ben halverwege, lees net over die tweeling die als één persoon wordt uitgebeeld: magisch, schitterend, prachtig. Daanje komt met stip mijn toptien van schrijvers binnen. Net onder Rijneveld.” “Je hebt veel praatjes, jongen,” hoor ik. ‘Arib’ gaat verzitten en kijkt naar een doffer die takjes verzamelt voor de verderop wachtende duivin. “Laat zien wat je waard bent en ga zondag op Schier het strand kuisen,” zegt ze licht dwingend. “Alleen als jij meegaat,” en ik zeg haar gedag.

Uitzonderlijke Matthäus Passion in Akerk door Luthers Bach Ensemble

Voorjaar. Tijd voor rituelen. Meikermis, Zwartecross, Paasvuren, Trekkerslep, kievitseieren zoeken, Matthäus Passion. Het afgekloofde verhaal is zo langzamerhand bijzaak maar de muziek triggert. De semi-scenische uitvoering van het Luthers Bach Ensemble is uitzonderlijk goed. Vijf sterren en als het kon zes. Deze keer van mij geen gezever over waarom de antisemiet Luther aan Bach wordt verbonden, maar enkel waardering voor de zangers en musici. Guess what, het voert gelijk mijn MP-top-vijf aan, nog voor een typische Jan – god hebbe zijn ziel- Rot-Matthäus met Zuid-Amerikaanse muziekinvloeden en een uitvoering in de mooist denkbare taal het Fries.

Orkest en koor treden op in hun dagelijkse kloffie. Dus geen saaie zwarte pakken met glimmende zitvlakken, vlinderstrikken, stilettohakken en ongemakkelijk striemende doorkijkjurkjes maar herkenbare Zeeman, Hilfiger en Gaastra-outfit. En de zangers (op de evangelist na) zonder in bladmuziek te kijken, alles uit het hoofd en -dus- uit het hart gezongen. Kippenvel! Ontroering. Verrassing. Voor mij de eerste MP zonder gegaap, en beginnend snurkje, slechts een enkele verdwaalde bezoeker wiens (jaja, altijd mannen) hoofd af en toe oplicht vanwege een blauw schermpje. De grens tussen uitvoerenden en bezoekers vervaagt als die tussen boven- en onderwereld in systeembanken zodat er een soort eenheid ontstaat.

Als een flash-mob, zo begint het. Van alle kanten komen de zangers, gekleed in hun overjassen, naar het podium en beginnen met de vervoerende zang en muziek. Wat je ook van het gehele Passieverhaal over Jezus’ lijdensroute met aparte verwikkelingen kan vinden, de toeschouwers – voor de tweede keer een stijf uitverkochte Akerk – zijn onder de indruk. Voor het eerst zie ik een MP die lijkt op een toneelstuk. Hoor je over verwijten, beschuldigingen, ontkenningen, toejuichingen, dan zie je die ook. Er wordt bewogen, gespeeld en uitgebeeld zodat er een natuurlijke sfeer ontstond. Semi-scenisch in vaktermen. Hoogtepunt: een counter-tenor die staande op een wiebelig keukenkrukje met gespreide armen het publiek toezingt en we zien de boegscene van de Titanic-film.

En wow, wat een kwaliteit bij de musici, solisten, koorleden. Of de dirigent echt nodig is, blijft natuurlijk de vraag. En dan het begin en eind voor de pauze met de gouden stemmen van het jongenskoor. Na een kleine drie uur naar de uitgang lopend zie je iedereen denken: supergoed gedaan allemaal. We willen nooit weer anders. Nog een kleine stap naar het Gronings als voertaal misschien? En het publiek, vaak hondstrouwe, witte, al wat oudere  MP-groupies, uitnodigen de koralen mee te zingen terwijl de dirigent met zijn armen zwaaiend luidkeels ‘allemaal’ roept? Ja graag! Tenslotte: een compliment voor de perfect gepresenteerde programmaboekjes gedrukt op knispervrij papier en de organisatie van de pauzeconsumpties: vooruit: alles zes sterren!

‘Arib’ 2

Het valt vrouw I op dat ik steeds ‘ik ga wel even,’ zeg, mocht er iets op het standaardboodschappenlijstje staan. Dagelijks kom ik nu in AH. Wat speelt hier? De vierde keer is het raak en zie ik haar die ik ‘Arib’ noem bij de beslagen deuren van de viskoeling. “Je stalkt me toch niet, hè?” Een vrolijke kop kijkt me aan. “Je spreekt het uit als ‘stolkt,” kan ik niet laten te antwoorden, en “nee ik jaag op anderhalf pond onverpakte elstar.” Ik verbaas me over haar Riffijns-Groningse tongval. Ik zie een wel erg rechte knip in haar jeans ter hoogte van de rechter knie of iets erboven. Ze volgt mijn ogen. “Ja, zelf ingeknipt, scheelt een stuk met de dure scheurmerken,” lacht ze. Zie ik een diamantje in een boventand rechts? Een dikke zware vlecht krult zich om haar nek als een slapende boa constrictor. Alsof er niet een week tussen heeft gezeten pakken we ons gesprek weer op. Moeiteloos. Voor de geplastificeerde, gekoelde, gefileerde vissen. “Voor mijn studie moet ik naar een school.” Ha, leuk,” reageer ik enthousiast. “Een witte,” vervolgt ze, zuur klinkend. “Montessori ook nog.” Mmm, denk ik, weet ze dat ik een onderwijsachtergrond heb? “Ken je Red ons, Maria Montanellli van Herman Koch?” vraagt ‘Arib’. De a’s van Maria klinken Gronings, beslist Noordoost-Gronings, zeg maar uit de buurt van Uithuizen en het ‘Montanelli’ is onvervalst Siciliaans. “Zeker, Kochs boek is een heerlijke relativering van het speciaal bijzonder onderwijs,” zeg ik terwijl ik geniet van de constatering een gezamenlijke hobby te hebben, “staat in de top-vijf van HAVO-vijfleerlingen en VWO-6’ers.” Voor de gerookte forel, zalmsnippers en brado’s die bij AH gerookte haring heten praten we rustig verder, de andere klanten en vakkenvullers lopen voorbij. Witte scholen zijn als studiosportredacties met enkel mannen in baasfuncties: je moet het niet willen. ‘Arib’ gaat verder: “Is het normaal dat scholen dure bijlessen verplicht stellen?”  Daarna gaan we verder over Studio-Sport-verslaggevers die meer hun eigen meninkjes willen verkondigen dan die van door hen geïnterviewde sporters. We zijn het sprekend met elkaar eens dat de omstanders, de meelopers op de NOS-sportvloer hun taak hebben versaagd. Toen huisvader/sneue schuinsmarcheerder Egbers zijn jonge vlam dumpte nadat mevrouw Egbers erachter was gekomen, en Egberts een vuige pestexercitie begon, hadden niet alleen zijn bazen maar ook de toekijkende collega’s moeten optreden. “Je kunt het één op één met pestgedrag op scholen vergelijken,” concludeert ‘Arib’ wijs. Met mijn elstars in een herbruikbaar zakje ga ik verder, ‘wanneer zie ik je weer?’ denkend.

‘Arib’ 1

Groningen is stad en dorp tegelijk. Ineens zijn horecabedrijfjes onaangekondigd op zondagavond gesloten, als twitterende boeren- en BBB-geesten voor argumenten. De stadswebsite oreert in chocoladen telegraafletters als een in zijn toeter schreeuwende dorpsomroeper dat de ‘broodjesbakker van eigen deeg’ een yuppenbakker is. Als op dorpskermissen en -markten zie je overal en altijd dezelfde mensen.

Op maandagmorgen kom ik haar die ik eerder ‘Arib’ genoemd heb (https://klaastaal.nl/rif-aan-akerkhof/) weer tegen, nu bij de bakkersafdeling van AH. Midden vijftig, nog steeds vals, sexy en Riffijns-Gronings. “Ik herken jou,” begint ze voorzichtig. “Je postte een brief voor je laatste tante.” Ik knik. “Wat vind jij nou van de dreigende sluiting van ‘Broodje van eigen deeg’, hier tegenover?” Beiden hebben we tijd, voel ik. Ik vind haar leuk. Ze is vastberaden, openhartig, welbespraakt, maatschappelijk betrokken, op het activistische af. “Dat ze op zondagmorgen niet open mogen?” antwoord ik met een vraag. “Ja, terecht toch,” gaat ze door. “Waarom zou je een winkel voor boomers, yuppen en de happy few extra openingstijden gunnen?” “Omdat ze hofleverancier zijn van Free Café?” opper ik voorzichtig. We komen er niet een-twee-drie uit. “Woon je hier?” Mijn ‘ja, om de hoek’ lijkt haar te verbazen. Ze vertelt dat ze Internationale Betrekkingen studeert aan de uni, daar hip International Relations and International Organization geheten. De studie valt haar zwaar. Als ik haar vertel dat ik adviezen geef op het gebied van teksten en taal, klaart ze op. Dat ze een paper moet schrijven hoor ik. Ondertussen schuift ze de rechterschoen uit met de punt van de linker en begint dan met de vrijgekomen tenen de hak van de andere voet te bewrijven. ‘Austria’s attitude towards skiers as the new farmers’, zoiets meen ik te horen. Skiërs de nieuwe boeren? Arib begint een samenhangend en steekhoudend verhaal over negatieve ecologische footprints die door de boeren vijf decennia willens en wetens zijn genegeerd en ze ziet een parallel met mensen die skiën en net doen alsof dat geen ecologische schade oplevert en over een smalle witte strip van witgespoten neopreen naar beneden glijden. Dan nog iets over lange- en kortetermijnschade. Mijn boodschappenbriefje dwarrelt op de grond. Ze ziet me kijken en knikt me toe. “Als ik er niet uitkom, weet ik je te vinden,” zegt ze hoopvol. Naar huis lopend vraag ik me af of ze daarmee mijn tekstadviesrol bedoelt of haar zoektocht naar de uitgang van de super.