Olga Zhukova, Coevorden

Dat de NH-kerk in Coevorden zijn deuren moet sluiten, ach daar kijkt niemand van op, kerken hebben de boot gemist en zijn nu eenmaal uit. Coevorden is star en eigenwijs geweest en vergat naar grote broer Emmen te kijken waar de Grote kerk floreert met een mix van kerk- en crematiediensten en wijnproef- en grotematenlingeriehows. Maar op welk hoekje van Marktplaats het V.d. Berg en Wendt-orgel straks wordt geplaatst als het gebouw wordt overgeleverd aan de spinnenwebben en de eeuwigheid, houdt me bezig.

Ondertussen speelt Olga Zhukova de sterren van de hemel bij een van de laatste SOC-concerten. Haar spetterende rode feestjurk heeft ze ingeruild voor een ingetogen lange broek en een blauwe blazer met daarop een gele rozet. Bedankt Olga, wij nuchtere, calvinistische noorderlingen houden van kleine gebaren.

Modern en barok wisselen elkaar af als caleidoscopische vergezichten rond Coevorden. Glass en Bach zijn de smakelijke hoofmoten met als bijgerechten Pärt en Mendelssohn. Wat een originele, onalledaagse start met ‘Musik (sic) in contrary motion’ van Glass. Contrary. Motion. Woorden naar mijn hart. Pianomuziek op het orgel. Nu weer zien we het majestueuze, superieure orgel uittorenen boven de monotonie van kreupele, aanstellerige pianootjes. Ik voorvoel een opwarmer voor het SOC-eindspel met Hagens Canto in september.

Later ‘Mad Rush’ van dezelfde Glass met zoveel kabbelende watergeluidjes dat na afloop driekwart van het publiek voor de ene kerk-w.c. staat te trappelen als dorstige jonge geitjes voor een harige volle uier. Tussendoor het prachtige ‘Pari intervallo’ van Arvo Pärt met betoverende hoog/laag contrasten, schitterend gespeeld door de jonge maestra.

Zhukova toont haar kwaliteiten in nog geen uur spelen, ze gooit ons van de ouwe vos Bach naar de jonge hond Glass en maar wat graag worden we liefdevol gestreeld en opgevangen door Olga’s vinger- en voetenvlugheid. Topsport! De cv van Zhukova lezend zien we wat we uit de Russische sport kennen: van jongs af aan (het arme kind was vijf jaar!) aan de orgelstudie in binnen- en buitenlanden met als resultaat nu lekker spelen in Coevorden. Hoogtepuntje natuurlijk Bachs superieure en superieur gespeelde ‘Jesu bleibet meine Freude’. ‘Beste Olga, vergeet niet op tijd een U-turn te nemen en gooi je energie op de festivalmuziekindustrie, dan speel je voor 4.000 in plaats van 40 liefhebbers,’ denken alle aanwezigen als ze voetje voor voetje van de kerktrap dalend, door de avondzon & de  muziek verkwikt, huiswaarts keren.

Journaal 12 juni 2022

Nog één keer over de huisartsenij. De huisartsen doen iets niet goed in de PR. Na de beruchte ‘beterlatenlijsten’ in het Hagaziekenhuis (lijsten met handelingen die maar beter nagelaten kunnen worden: voor sommige verpleegkundigen tweederde van de dagtaak) en na de onthulling dat veel huisartsen in 80 % van de gevallen onnodig maagzuurremmers voorschrijven, publiceert het Radboudumc samen met het Nederlands Huisartsen Genootschap nu een lijst van 385 aanbevelingen die moeten leiden tot het voorkomen van zorg die patiënten niet beter maakt maar die leiden tot nare bijwerkingen. Te roemen is de openhartigheid waarmee het NHG hiermee naar buiten treedt. Andere onderzoeken geven aan dat zo’n 90 % van de aangeboden kwalen vanzelf voorbijgaan. Niet gek dus dat een inmiddels beroemde tegeltjeswijsheid luidt: Het meeste gaat vanzelf over, tenzij de huisarts er op tijd bij is.

Denk even aan Anne-Fleur. 548 punten op de CITO-toets. Na twee jaar uitloten eindelijk geneeskunde. In Maastricht. Bijbaantjes, idiootvroege tutorgroups en retehard studeren. Na een rampjaar, ouders gaan in praatgroepen, soaatje, verkering uit, een allesbeslissend tentamen over huis-tuin-en-keuken-kwalen. Een vijf. Exit Maastricht en op naar economie in Groningen. Dan leest ze dat de vragen over staartbotjes, kalknagels, okselhaar, amandelen, voorhuidjes, blinde darmen, derde tepels, loopneuzen, lagerugpijn, kriebelhoest, gekneusde rib, enkel, schouder, tennisellebogen, vergeetachtigheid bij 50-plussers, niet meer meetellen. Geskipt. Overbodig.

En nu weer het nieuws over de haperende opleiding. Onlangs werd bekend dat de wittejassenopleiders er niet in slagen studenten die ongeschikt zijn voor de professie te weren. Vergelijk dat eens met onderwijsopleidingen: op elke lerarenopleiding worden zwakke broeders en zusters er al in het eerste jaar uitgevist bij praktijkgerichte vakken als instituuts- en schoolpracticum.

Wat is de oorzaak van dit vreemde fenomeen? Hoe is het mogelijk dat goedopgeleide, ambitieuze gasten, soms na jaren wachten op plaatsing bij de studie geneeskunde zich vaardigheden laten aanleren die overbodig tot schadelijk zijn?

Geneeskundeopleidingen blijven te graag hangen in tradities. Wat oude witgejaste snorremansen deden zal nog wel steeds goed zijn. En feedback van kritische cliënten, hell nee! Dan liever 385 corrigerende aanbevelingen achteraf.

Ballades van het Groninger land

Champagne zonder bubbels, dat zouden beide orgelbroers Euwe en Sybolt de Jong zijn geweest zonder sopraan Judith Pranger. Twee serieuze mannen die ernstig kijkend en verwoed trappend prachtige geluiden toveren uit onooglijke kistorgeltjes, die vroeger zowel in vooronders van gereformeerde schippers als in de Moulin Rouge in Parijs werden gebruikt. Eén vertikt het vandaag een a te laten horen. Judith Pranger redt de champagne, zij is de vrolijk kijkende noot met een superieure stem, een juweel dat de orgeltjes bovensteplankmuziek laat maken. Zoals zij ‘Mien lutje Laif’ en ‘Mor ’t komt aaltied wel goud’ zingt wil iedereen het horen. Gevoelig, verleidelijk, vrolijk en prachtig gezongen. Een gouden stem.

Ik kijk om me heen in Het Lutherse kerkje in Winschoten dat dankzij de Lidl een eersteklas parking heeft. Dat de kerk zijn naam dankt aan iemand die er bedenkelijke antisemitische ideeën op nahield: soit. Dertig gasten nemen de moeite te komen luisteren.  Ze krijgen de middag van hun leven in een kerkgebouw dat in plaats van muurscheuren afbladderende witte kalkribbels toont. Het plafond is beschilderd met symmetrische symbolen die het midden houden tussen hallucinante Arabische tovertekens en dwangmatige sjablonen.

De Jong & De Jong presenteren een mooi muzikaal programma met een heuse muziekquiz. De melodie van ‘Peerd van ome Loeks’ over een Gronings paard dat jammerlijk zijn einde bij de paardenslager vond, werd uitgevoerd à la Medelssohn, Reger, Mozart, Bach, Chopin, Satie en Piazolla. Dat we dit onderdeel drie jaren geleden ook al in Hardenberg hoorden mag de pret niet drukken. Liefdevol en sans rancune vertelt Pranger dat Groningen behalve voor paarden ook niet het ideale lustoord was voor onalledaagse, sensitieve, expressieve kinderen.

De mannen zijn goed op elkaar ingespeeld. Een bewegend ooglid, een trekkende pink zijn voldoende om de coda iets pregnanter aan te zetten of schielijk van plaats te veranderen bij een vastlopende toets. Ook prachtig is het quatre-mains spel, staand gespeeld aan het kabinetorgel, alsof ze, wat aangeschoten voorovergebogen tegen de tap duwend een Leffe Blond bestellen. Maar mooier nog dan het orgelspel is Judith Prangers zang. Al vanaf het begin met ‘Het verboden laid’ over een jongen die geen dodemanslied mocht neuriën. O wat mooi, denken alle bezoekers simultaan, terwijl ze synchroon een traantje wegpinken en zich afvragen of comitévanaanbevelinglid Peetoom publiekelijk afstand heeft genomen van de vuige Omtzigtbeschimpers in haar partij.

Dan een aantal songs van Ede Staal: sober, eenvoudig, soms met een filosofische touch als hij mijmert over het levenseinde en bijna altijd treffend in misschien Nederlands mooiste dialect: het Gronings.

Journaal 29 mei 2022

Fantasten claimen dat je alles kan bereiken wat je wil. Kul natuurlijk. Maar het idee dat veel bereikbaar is bij een extra inspanning klopt. Daaraan denk ik als ik studeer op de kruisen, mollen en triolen in ‘Umbra mai fu’. Daaraan denk ik als ik binnen een week mijn racefietstijd verbeter van 30,7 naar 31,4 over 66 kms. Ik denk er nog eens aan als ik om 00.10 mijn bredebandenfiets pak en door tandenarts Joppe word uitgezwaaid. Een afspraak overdag lukt niet. ‘Kom maar op een avond,’ stelt Joppe voor. Hij verrast me. In het gezondheidsveld wordt veel over tijdsdruk geklaagd. Even een avond doorhalen werkt. Het personeelstekort in het onderwijs zou met 45 mits extra werktijd per docent zijn opgelost. Samen met zijn collega Roosmarijn levert Joppe mij een goede, fraaie en uiterst complexe dienst. Meer dan vier uren, bijna non-stop, gewerkt in drie dimensies die nog eens worden versterkt door complexe spiegelingen en een meer dan tien keer uitvergrotende Zeiss. Ik zit, ontspan, vecht tegen de slaap en visualiseer dagelijkse activiteiten en luister. Ik weet nu alles over de effecten van een internetstoring bij een tandarts. Alle afspraken verdampt! Hoe de back-up te backuppen? Chinese tandtechnici leggen het af tegen gisse Drenten uit Beilen. Er wordt rustig gewerkt. Geen gestress als een onderdeeltje dat later in mijn mond zal worden verankerd op de grond flikkert en als een stuiter op het schoolplein onder een kast rolt, waarna Joppe op zijn buik liggend met een swiffer in de weer gaat. De stoppenkast maakt overuren en lampjes haperen  als een koor bij een rustteken. Mijn lippen voelen droog als de opengevouwen bovenkanten van een karnemelkpak dat een week op het aanrecht staat. Ik vertrouw de door Zeiss gestuurde handen als Urker vissers buienradar. Overdenk argumenten die de stelling dat (algemeen en confessioneel) bijzonder onderwijs segregatie, geldverslinding, ongewenste witte en zwarte scholen en blikvernauwing veroorzaakt. Overdenk Pfeiffers La Superba. Heerlijk, wat een koket narcistisch opgeblazen menneke. Een smakelijke literaire saus over vuig seksisme in een vormrijke, inhoudloze, hoogmoedige, katholieke, platvloerse, maffiose, Italiaanse setting in een labyrintische mix van xenofilie en xenofobie, daar pak je prijzen mee. Alles durven zeggen en schrijven wat je wil. En dat ook willen kunnen. Alles bereiken…

“Mooi ja…”

Met een krant gaat hij naar het terras aan de A. Kleurige Effio-sokken zichtbaar onder niet te lange broekspijpen. Het hippe buurtcafé met keurige zitjes aan het water heeft alles om zijn favoriet te worden. Maar dat gaat niet lukken. Studenten, ambtenaren en morsige accountmanagers in de zorgsector plakken aan stoelen als bierschuimresten aan snorren. Buurtgenoten wachten niet graag op een buurtcaféterrasstoel. Het is nog vroeg. Hij heeft geluk. Naast hem een blonde vijftigplusster uit Winschoten-noord. Haar springerige kuif, Groningse accent, minieme scheurtjes in d’r red-hot-pepper-lipstick met een fijne gloss doen het goed in de zon en verwarmen hem. ‘Woont u hier in de buurt?’ vraagt ze hem als hij naast haar neerstrijkt. Ze glimlacht terwijl ze liefdevol naar twee duiven kijkt. De man kijkt haar vrijmoedig aan met een u in jij veranderende blik. Ondertussen vraagt hij zich af wat het verschil tussen een legging en skinny jeans is. Zij: ‘Je ziet er niet uit als een duivenhater.’ ‘Nee,’ antwoordt hij berekenend. Waarom zou je een mooie vrouw ook tegenspreken. ‘Ik heb zelf lang duiven gehad, het zijn lieve vogels.’ ‘Mooi ja,’ zegt ze, zijn kant opschuivend. In de ene hand een glas wijn, met de andere schuift ze een lange lok achter haar oor met glimmertjes. Een beetje samenzweerderig gaat ze verder: ‘Maar de meeste mensen moeten van duiven niets hebben.’ ‘Sja, er zijn er die het ‘vliegende ratten’ noemen,’ antwoordt hij, na enig nadenken. Ze pakt een handjevol duivenvoer uit d’r broekzak en strooit het rond. ‘Duiven hebben een superscherp zicht,’ vervolgt ze geduldig. ‘Wist je dat duiven zijn ingezet bij borstkankeronderzoek? Ze zijn na twee weken training in staat tumoren op mammogrammen te herkennen.’ Zijn mond valt open. ‘Is dat zo?’ probeert hij quasi-verbaasd te klinken. ‘Ja, duiven kunnen dat beter dan getrainde wittejasdragers. Google maar eens.’ Haar aandacht voor haar gelegenheidsbuurman ebt plotseling weg. Ze fixeert nu een man aan de overkant van de A. Stuntelig, sullig type. Rode ribbroek met slijtlekken op de billen. Ongelezen NRC onder de arm. Ze gaat staan en zwaait, wat onwennig. Hij zwaait terug.

Passiemuziek en Sleen

Na het overdonderende kermisgeweld van het Eurovisie Songfestival op zaterdag is het concert ‘A German Passion’ van het Margaretha Consort zondagmiddag 15 mei een verademing. Hogeschoolmuziek in een verstilde zetting. Een zon beschenen middag in de Sleense dorpskerk onder Drenthes hoogste kerktoren. In haar welkomstwoord refereert bandleider Broekroelofs even aan Oekraïne. Zou ze weten dat de pkn-kerk iets verderop wordt ingericht voor Oekraïense vluchtelingen en dat Syrische gevluchten nog even moeten wachten? We luisteren naar intense muziek van dertien musici en vocalisten, aangevoerd door Marit Broekroelofs. Als je je niets aantrekt van de weinig verrassende, antieke, onoriginele teksten over lijdende verzonnen goden, nee niet over graancirkelmakers of flat-earth-theorie-aanhangers, dan heb je een heel prettige middag. Een centraal opgestelde dirigent is er niet, wel een supergoed klinkend kistorgel; af en toe zie je tenor Kevin Skelton bescheiden en met kleine gebaren, mond- en wenkbrauwbeweginkjes leiding geven aan de oplettende zangers en spelers en alzo bewijzen dat bombastisch dirigeren passé is als varkens slachten op boerenerven. Inzetten, tempi, volume: zo goed als niets is er op aan te merken.

Ik droom weg naar de tijd dat we in Sleen woonden. Als je hier meer dan vijftien jaar hebt gewoond, gaat het dorp in je systeem zitten en blijf je ermee verbonden als cookies aan websitebezoekers. Je hebt er vrienden met wie je eetafspraken blijft maken, je zoons gingen er naar school en hebben er nog contacten, je volgt bij vlagen de dorpswebsite, je bezoekt er een verjaardag, begrafenis of een jubileum. Je zong in een koor, deed mee aan de Zuidenveldoptocht, versierde en verlichtte je tuin, schreef er poëzie en een vers dat het koorrepertoire haalde, deed mee met de oudpapierophaal, deed er een streektaalcursus, schreef columns, waaronder enkele in de streektaal en je vrijwilligde er als vlaghijser en bestuurslid en begon er een bedrijfje dat bloeide als brem langs de Jongbloedvaart.

De muziek, zeventiende-eeuws, Noordduits, is barokker dan barok. Voorbij komen Bachs leermeester Buxtehude, Weckmann, Hassler, Tunder en meer. Johann Sebastian Bachs oudoom Johann Michael en Nicolaus Vetter tekenden voor het prachtige Jesu meine Freude, later drong de melodie door tot de  Matthäus Passion. Ik laat me betoveren door de prachtige muziek, maar vervoering en ontroering blijven uit als spelinzicht bij FC Groningen. Zou dat wel zijn gebeurd als Jezus Zelensky heette en in Buxtehudes ‘Herzzlich lieb hab ich dich o Herr, Satan Poetin?  En, vraag ik me af, wat zou er gebeuren als de musici en vocalisten doen wat op elke koorclinic wordt geoefend: bij één nummer het papier de lucht in gooien en vanuit het hart en soms de tenen zingen?

Terug naar Sleen. Je herinnert je dat je lijstjes bijhield van de mooiste paardenkarroutes en interessantste vrouwen en je keek wel link uit dat je hun het hof maakte. Je verbaasde je over oneerlijke boedelverdelingen na scheidingen, over de Drentse onwil nee of opzouten te zeggen en het met elkaar stevig oneens te zijn, over twee naast elkaar staande basisscholen, de ene met een god en de andere met een goed werkende medezeggenschapsraad. Je vraagt je af waarom Naardings borstbeeld voor de kerk en gedenktekens van oorlogsslachtoffers achter de kerk staan, waarom de haven nog steeds niet aan open water ligt en waarom het duofietsproject hier beter loopt dan waar dan ook.

De zangers wisselen regelmatig van plaats. Het ver achterin het koor gezongen Christ lag in Todesbanden wint aan kijk- en klankkracht. Hier en daar sijpelt kleur door in de kleding van de musici. Gelukkig, het begin is er. We zien een scherp paarse jurk en stropdas en een wat valer paarse dress en bij een enkeling fel rood gestifte lippen. En verder zwaar somber zwart in vele tinten. Met de voeten de maat lekker meetikken kan hier ongestraft en ongestoord, want de zerken zijn met een dikke vloerbedekking bedekt, iets wat de akoestiek en rust van de overledenen ten goede komt. Ik span onophoudelijk mijn bil- en rugspieren om de oude rieten stoel niet te laten kraken en onderdruk mijn aangeboren neiging de econoom uit te hangen. Natuurlijk kan het, zoals eens per twee jaar oesters eten, uit!

Journaal 15 mei 2022

Jeroen Brouwers is dood. Hij overleed afgelopen week, op 11 mei 2022.  Voor schrijvers is een dode schrijver een aanleiding tot schrijven. Tom Lanoye noemt Brouwers ‘de auteur die het populairst is bij andere auteurs’. Klopt. Ook bij mij stond Brouwers fier op één. Precies een jaar geleden schreef ik op www.klaastaal.nl:

“Jeroen Brouwers heeft met Cliënt E. Busken de Libris Literatuur Prijs 2021 gewonnen. Hèhè, die miste onze grootmeester nog. Even kijken, wie waren de andere genomineerden? Bekono, Blees, De Boer, Mortier en Rijneveld. Van dit vijftal gaat zeker jonkie Rijneveld in de toekomst met deze prijs aan de haal. Brouwers heeft sinds ik een verwoed lezer en compulsief obsessief lijstjesmaker werd altijd bovenaan in mijn top tien gestaan. Of het nou kerkorgels in Noord-Nederland (aangevoerd door de Martinikerk in Groningen), vrouwen in Sleen (houd ik nog even voor me), verderfelijke gebruiken in religieland (Joodse vrouwen die kaalgeschoren en gepruikt door het leven moeten), meerstemmige koormuziek (Hallelujah van Leonard Cohen of toch, ik kan niet kiezen: Sebben, crudele van Antonio Caldera?), dichters (Vasalis), prozaïsten (Brouwers), frauduleuze financiële instellingen (ABN), overbodige medische ingrepen (dotteren bij etalagebenen), onderbelichte groenprojecten (geveltuinen in steden), ongepaste plattelandsgebruiken (zuipketen voor volwassenen), racefietsen (Giant), zijn, ik weeg, rubriceer, wik, selecteer en rangschik. In mijn auteurs-top-tien moeten minimaal twee vrouwen zitten, een Fries, een veelbelovende jongere, een Belg en een korteverhalenschrijver. In mijn geval voldoet Lize Spit aan drie van deze eisen. Brouwers voert mijn lijst aan vanwege zijn veelzijdigheid in zowel vorm, sfeer, gevoel als inhoud. Hij is romancier, brievenschrijver, zelfmoordonderzoeker, pamflettist, necrologieënschrijver, journalist, anekdotist, essayist, vertaler, toneelschrijver, bloemlezer, feuilletonist, polemist, redacteur en ga maar door. Brouwers is een superieur stilist. Een veelschrijver. Oeuvrebouwer. Taalpurist. Prijzenpakker. Veel indruk op mij maakten: ’t Hout, Winterlicht, Kroniek van een karakter, De laatste deur, Bezonken rood. Themata in zijn werk: de nasleep van de oorlog met de jappenkampen, de destructieve effecten van het katholicisme, zelfmoord, eenzaamheid, dood, de zin van het leven.”

Hier laat ik het bij. Nederlands grootste schrijver, Jeroen Brouwers, is dood.

Journaal 8 mei 2022

Beter worden in een koor vergt inspanning. Met zeven tenoren stand houden naast veertig sopranen vereist inzet, volharding, discipline, fitheid en doorzettingsvermogen. Sneller worden op de racefiets ook. Je twee uren inspannen om je tijd met enkele seconden te verbeteren betekent enkele keren verrekte diep gaan. Fietsen is dan louter lijden. Bovenbeenspieren schreeuwen om rust. Knieën verhitten als radiateurs in retro convertibles. Bij een kruising of talud moeten lossen en dan met pijn in de benen weer aanhaken en heel even aan opgeven denken maar dan toch doorgaan en beloond worden met het geluksgevoel dat je weer aanhaakt als een D’66’er die de slip van Kaag even kwijt was, daarvoor doe ik het. Pijn in de musculus vastus lateralis wisselt stuivertje met pijn in de medialis en de intermedius. Zou intensief sporten echt stofjes vrijmaken die maken dat je voelt dat je niet zonder kan, als een jonge boer die verslaafd raakt aan het infuus van subsidiestromen naast almaar stijgende melkprijzen?

Een fietsafspraak maken is soms moeilijk bij volle agenda’s; ik stel onbesuisd 06.00 uur voor. Fietsmaat zegt na wegen en wikken ja. Ik verheug me er een hele dag op. Fietsmaat die ik eerder oneerbiedig El Obrero noemde is een tweede Bauke Mollema. Ons gezamenlijke max is 30,7. Fietsmaat zit solo op 33-plus. Om zo hard te rijden moet je tegen de wind een kleine 30 doen en voor de wind zo’n 38. Bochten, filerijdend stadsverkeer, grind dat van aannemersaanhangers af is geflikkerd, giertanksporen, valangst, paardenpoep en ongeveegde landbouwweggetjes stagneren als ‘echt Frans’ Groninger stokbrood in maagdarmkanalen. Om vijf uur verwarm ik de beenspieren, rek en strek geconcentreerd, ontbijt en lees een gedicht van Peter Theunynck.  Licht obsessief-compulsief werk ik nauwgezet mijn ochtendrituelen af als moslims het tafeldekproces voor het suikerfeest.

Tegen zessen maakt koude plaats voor frisheid, schemering voor diffuus licht en stilte voor merelgeluiden. De drie uit Emmen meegevlogen tuimelaars scharrelen voor de deur en knikken me stimulerend en goedkeurend toe. Het wordt een rondje Zuidlaardermeer maar dan wel met een uitstulping langs Vries en Winde. Een meeuw langs Waterhuizen wijst ons de weg. Sereen wit fluitekruid, lichtblauwe seringen en diepgeel koolzaad bloeien als verzet in de Donbas. Het resultaat mag er zijn. Van 30,7 naar 31. Per uur. Een nieuw record.

Mannes Hofsink Koningsdagconcert

Voor een atheïstische republikein wordt het een interessante middag. Oranjegekleurde muziek in een kerk. Als een elektrischeautoverkoper die alle snufjes wil tonen showt Mannes Hofsink de Timpe-mogelijkheden. Hij aait, masseert, timmert, drumt en vleit (op) het Timpe-orgel in de Nieuwe Kerk in Groningen op koningsdag met muziekstukken waar het woord koning of koningin in voorkomt. De muziek tovert, kom, ik zeg het in één woord: vrolijkheid. Ik zie ineens lachende gezichten om me heen en da’s niet van de kerkbanken. Ik herken een hoog meezingverlangengehalte. Dat wordt beloond bij het stuk van Zwart ‘Fantasie alla Marcia over het Wilhelmus’. Het eerste couplet gaat nog, goed zelfs, maar bij het tweede (of zesde? Of vijftiende?) sta ik erbij als de eerste de beste Nederlandselftalvoetballer.

Begonnen bij Händels ‘Arrival of the Queen of Sheba’ komen we na het Wilhelmus uit bij Rinck: Heil dir im Siegerkranz/God save the Queen. De tekst mag dan Engels zijn, voor de muzikale oorsprong moest Engeland, net als voor kwaliteitstrainers in The Premier League, even de grens over. De tuil chrysanten voor me spreidt uit puur genot spontaan bloemblaadjes open als in een versneld afgespeelde tekenfilm. Net als ik denk dat het ‘Allegro Vivace’ van Widor me niet bekoort komt het krachtige slot voorbij en herzie ik mijn mening als Kaag de hare in de Van-Drimmelendiscussie. Kalkschilfers dwarrelen neer, glas spant in sponningen, vaal oranje wordt felrood, vloerplanken vibreren. We gedenken de arme koning die in het roomse Maastricht de populariteitsval probeert te keren door de naam van zijn biermakker Poetin te noemen.

‘Sieben Variationen’ van Happy Birthday meldt het programma, maar voor mijn gevoel waren het er minstens 22. Register voor register wordt door Hofsink opengepeuterd en er ontstaat een heerlijk muziekkleurenpalet dat de laatste stofrestjes uit de verste orgelpijpen blaast en kleuren uit bloemetjesjurken doet versterken. Voorjaarsmuziek, Parijse draaiorgels, pure poëzie, hippe terrassen, voluptueuze blauwedruifblommen, zingende merels en meer hoor en zie ik. Maar goed dat Hofsink van dat door Heidrich genoemde Streichquartett zich niets aantrekt; niks strijken, maar Timpe eens flink onder  handen nemen. Prachtig.

En dan nog de crème brûlée onder de desserts: Queen’s ‘Bohemian Rhapsody’ uit 1975, voor de oudere jongeren een oorstrelend muziekstuk: sexy, rauw, rockend, verfijnd, lieflijk spinnend en bruut ontroerend allemaal gelijk. Die Freddy Mercury was dan geen koning misschien, maar een muziekprins zeker. Het orgel herbergt een complete rockband. Heftig! Mannes jongen, je rolt mijn topdrie binnen.

Journaal 24 april 2022

In de tandenartsstoel kijk ik langs de Zeiss naar buiten en zie een stukje lucht achter een berk met magnoliatrekjes die maar niet wil uitbotten en denk aan Sicilië. Vervolgens aan zes Groningse economen die in een artikel van duizendplus woorden economische problematieken schetsen. Verscholen in twee regels worden met zes boterzachte pennetjes de belangrijkste oplossingen gepresenteerd: bedrijven meer belasting laten betalen en vermogens aanpakken. Bescheiden jongens, alsof ze zich generen voor de waarheid. Wat een verschil met Piketty en Schimmelpenninck. Na wat geslijp krijg ik een piranhagevoel en via het visualiseren van de lastigste passages in The Lost Chord kom ik in het ritme van de voorjaarsklassieker Groningen-Appingedam-Groningen en probeer te analyseren wat me tot steeds snellere tijden drijft. Dankzij mijn fietsmaat zitten we nu op 30,7 (GSM-tijd, want mijn Sigma zit er 3% boven). De estheet in mij weerhoudt me van het benen scheren. Het zou, volgens sommige filmpjes die onder racefietsers rondgaan als Pieter-Omtzigt-stenigingsfilmpjes onder CDA’ers in de paastijd 7% tijdwinst op kunnen leveren. Ik vraag advies aan een rekenwonder in de familie. Hij maakt gehakt van de semiwetenschappelijke test. Zouden de ragfijne haartjes op de 50 cm beenruimte tussen de bovenkant sok en de zoom van mijn fietsbroek wat uitmaken? Als er drie paar ogen, tandenarts Joppe krijgt behalve van Zeiss hulp van Alieke en interviserende collega Roosmarijn, mijn tandvlees en gehemelte inspecteren, herinner ik me dat Händels Ombra Mai Fu ook door Andreas Scholl wordt gezongen. Als vanzelf ontspan ik. Onhoorbaar probeer ik mijn tenorpartij boven het snerpen van de diamantboor uit, in te prenten. Vanbinnenuit klinkt het als een scheepswerfje in een bunker. Het boren dan. Terug naar de muziek. Toch zou polyglot Floor Jansen, die opera, screaming & grunting combineert als Ilja Pfeiffer proza, poëzie en praattafelconversaties, met haar drieoctavenbereik het geluid kunnen overstemmen. Als over Ajax dromende voetballertjes onder 17 koppel ik Floors uitvoering van Phantom Of The Opera aan ons massale optreden in het Concertgebouw. Nog 26 weken. Maar eerst de Siciliaanse berk achter de Zeiss nog even bekijken.