Museum Het Loo negeert Keti Koti

Terwijl in het hele land vorige week met Keti Koti de afschaffing van de slavernij wordt herdacht en gevierd, volhardt Museum Het Loo te Apeldoorn, bomvol koninklijke pracht, prullaria en praal, in het presenteren van dubieuze kunst, zonder verwijzing naar de veranderde inzichten. Het betreft een kunstwerk dat door het Rijks Museum is uitgeleend: ‘Cupido en Sideron’ van Isaac Lodewijk la Fargue van Nieuwland, een aquarel uit ongeveer 1766. Afgebeeld zijn twee zwarte kinderen afkomstig uit Curaçao en Guinea, uitgedost in een mal kleurrijk bediendenkostuum, elk met een dienblad in de handen met daarop een kopje thee of chocolade. Volgens het bijschrift werden beide kinderen, Cupido en Sideron, als kamerdienaren cadeau gegeven aan Willem V. Mijn neefjes, we zijn hier in het kader van een familiedag, kijken raar op. Weggegeven. Als cadeau. Aan iemand in een ander werelddeel.

Deze museale onachtzaamheid is natuurlijk des te wranger nu koning Willem Alexander zijn excuses heeft aangeboden over het Nederlandse slavernijverleden en vergiffenis heeft gevraagd voor de onwelriekende acties van zijn graaiende voorouders die maar raak handelden in zwarte mensen. Ook werd bekend dat het koninklijk huis zo’n 600 miljoen heeft verdiend aan de handel in tot slaaf gemaakte kinderen, mannen en vrouwen uit overzeese gebieden, voor een deel als koddig uitgedoste verjaarspresentjes weggegeven aan bevriende relaties? Het mag bijzonder heten dat Museum Het Loo haar educatieve taak verkwanselt en schaamteloos voorbij gaat aan het leed aangedaan aan de tot slaaf gemaakten door het kunstwerk met het nare  bijschrift naïef te blijven tonen zonder te wijzen op veranderde inzichten. Museum Het Loo om een toelichting gevraagd meldt na vier dagen via een conservator dat dit onderwerp zeker langdurig is bestudeerd en tegen het licht gehouden. De tekst zou zelfs vier keer herschreven zijn.

Een Duitse week met Benneckestein, Bach en De Ploeg

‘Een Duits meisje van Heidi Benneckenstein’ (Mijn leven in een neonazifamilie) herlezend, leert me dat er vlakbij, te weten in West-Duitsland en relatief kortgeleden, het boek is van 2017 en de auteur werd in 1992 geboren, neonazistischhe kinder- en jeugdkampen waren, opgericht naar voorbeeld van de Hitlerjugend. Heidi was lid van de Heimattreue Deutsche Jugend en was, zoals ze het zelf zegt, een nazimeisje. In haar omgeving werden kinderen völkisch opgevoed en kregen een paramilitaire scholing. Kleding, boeken, opvoeding, alles ademde een verstikkende, nare walm waaraan ze zich op haar negentiende ontworstelt. Waarom herlees ik het boek? Op vakantie in Oostenrijk leren we dat in Oostenrijk naast het verschrikkelijke concentratiekamp Mauthausen nog 40 zgn. nevenkampen waren. Ik wil doorgronden waar het vandaan komt dat grote groepen mensen rechtsextremistische ideologieën aanhangen. Benneckenstein lezen is een eye-opende aanrader.

Het wordt sowieso een Duitse week. We begonnen met Bach in de Martinikerk. Organist Erwin Wiersinga speelt, afwisselend met Leo van Doeselaar, het complete orgelwerk van Bach. Dit is het negentiende concert. Met vriendin E. ga ik er eens voor zitten. Het verlangen naar de muziek maakt de kerkstoelen tot fauteuils. Het Agricola/Schnitger/Hinsz-orgel glimt in het avondlicht, alsof de koster uren in de weer is geweest met een potje De Vries’ Zuivere Wrijfwas. 3500 pijpen, 53 registers, kijk en verwonder je, luister eens: hoe barok wil je het hebben? Al jaren plaatst de Volkskrant dit orgel op de eerste plaats. Misschien wel van de wereld. We genieten van de muziek. Heerlijk. Na een uur staan we op, kijken elkaar vrolijk aan en zeggen: wat hebben we gehoord? Veel was nieuw. Naast de voor een deel overbekende koralen schreef Bach ook veel vrij werk en dat vergt wat tijd om te doorgronden vanwege de complexiteit, maar wat mooi. Caleidoscopisch komt misschien het dichtst in de buurt: je houdt een koker voor je ogen met allerlei vormen en kleuren, je draait eraan en er verschijnen wondermooie vergezichten. En dit dan via de oren. Zo ongeveer.

Schreuder

Meer Duitsland. We fietsen naar Coldam, tussen Weener en Leer en bezoeken een expositie van tien

Jonkman

Ploegleden. Waarom we dit de beste Ploegexpo tot nu toe noemen? Vanwege het getoonde werk: veel en soms nieuw. Vanwege de combi Ploeg naast glaswerk van glaskunstenaar Vincent van Leeuwen.  En vanwege de schitterende locatie: een oude, maar goed geconserveerde schuur en paardenstallen. Jonkman komt met expressionistisch werk dat ik niet van haar kende, Veldhoen verbaast met prachtige abstracten, Schreuder schildert mooie, eenvoudige kerkgebouwen met sprekende kleuren, Cornelius heeft driedimensionale miniaturen. Alkema, Buigel Boering, Van den Berg, Van der Wal, Klaveringa en Breunis maken het tiental compleet. Er lopen draden van Ploegers naar de Duitse expressionist Kirchner. Oude draden: Jan Wiegers leerde Kirchner begin vorige eeuw in Davos kennen en nieuwe: huidige Ploegleden die zich door Kirchner laten inspireren.

Matthijs Röling – Museum Wierdenland Ezinge

Er zijn mensen die voor een schilderijenexpositie naar Amsterdam gaan, Wassenaar, Gorsel, Parijs, Leeuwarden, Florence of Ezinge. Er zijn mensen die de wereld naar zich toe laten komen via feestboek. Houd je van fietsen en laat je graag kerosine en diesel links liggen, ga je het best naar Ezinge en op de terugweg nog even langs Winsum. De expo ‘Binnen kijken bij Matthijs Röling’ in Museum Wierdenland biedt ruim 50 schilderijen en een handvol uitvergrote foto’s van Rölings interieur. Net als je je afvraagt: waar zag ik eerder zo’n tegelvloer, en je aan Venetië denkt, schiet Vermeer je te binnen. Röling en Vermeer zijn geen tijdgenoten maar wel zielsgenoten. Ook zijn invloeden van Leeuwarder Esscher zichtbaar.

Figurativist Röling toont zijn verwevenheid met Italiaanse renaissancisten. Op en top. Buitengewoon. Schitterend. Portretten, stillevens, alledaagse bezigheden als het vlooien van de hond, naakten, objecten, poppen en, vooral, wonderschone zelfportretten. In een aparte ruimte wordt een film vertoond. De oude (80-jarige) meester wordt gevat in zijn nadagen. Rollator. Herfstopnamen. Winterse beelden. Dwarrelende bladeren. Piepende deuren. Kerkklokken, Stoofschotel. Wijze woorden: “Kunst kan alle kanten op. Kunstgeschiedenis is heel erg om te lachen. Grensverleggend? Onzin.”

Heerlijk dat relativerende van een kunstenaar die de eenvoud en gemakzucht van de abstracte mode aan zich voorbij laat gaan als wetenschappelijk onderzoek aan Wopke Hoekstra en zijn kompanen. We zien doorleefd werk. Handwerk. Superioriteit. En passant laat Röling weten wel eens ontstemd te zijn geweest over dwaze, neerbuigende opmerkingen over figuratieve kunst. Röling is realisme pur sang.

Die zelfportretten tonen medogenloos de ontwikkeling van jong naar oud. Het is niets minder dan een ode aan het verval en ouderdom. Een ode aan figuratieve kunt. Je ziet diepte waar het oppervlak vlak is. De hoge lijstranden werken natuurlijk wel mee. En dan dat licht. Die ogen. Dat licht.

In Winsum exposeert Luciën Olinga in Biljartcafé Hunsingo. Tien schilderijen, alle rond de € 500,- met Groningse binnenstadstaferelen. Het bekijken meer dan waard.

In Between, Anne-Will Lufting, Pieter Immenga en Nico Gerbenzon bij Campis Assen (26 03 23 – 07 05 23)

Lufting

Dat beeldende kunst serious business is bewijst de folder bij ‘In Between’, een expo bij Campis in Assen. Twee buikige zeventigminners kijken in de camera alsof FC Emmen weer verloren heeft en de jongste van de drie, een vrouw, tovert een minzaam glimlachje rond d’r lippen. C’est le ton qui fait la musique, zullen we maar zeggen.

Het is de omgekeerde wereld, kunnen we na bezichtiging van de decoratieve spullen in Campis vaststellen: de jeugdige vrouw, ooit der mannen pupil, wijst de oudere heren de weg: haar werk: sexy, modern, strak en tegelijk zacht, kek, hip willen we wel. Uiterst decoratief, vrolijkmakend, uitdagend, stoffelijk, beeldend. Wat de expositie het reisje naar Assen de moeite waard maakt is de verscheidenheid. De steriele expositieruimte met een vreselijke akoestiek leidt niet af.

Immenga

Immenga is vooral goed in de kijker vragen te laten stellen: wat zien we, wat is het, waar hangen we het aan de wand? Mysterieus, minimalistisch werk dat schreeuwt om een handleiding en een toelichting. Gerbenzon is eenvoudiger te duiden: we zien een man die zijn leven in de buurt van water heeft gewoond en dat vergroot wil weerspiegelen in zijn werk: een dobber, een polsstok, een duwboom, een vlaggenstok, uitvergrote lucifers; alles eenvoudig neergevlijd op lelijke behangersschragen. Warm worden we bij Lufting: de rolbevestigende folderfoto had ons al wat voorbereid, zagen we de mannen, beiden grijs, met donkere schoolmeestersbrillen, gekleed in gedekte kleuren beige, donkerblauw en matzwart die decennia meegaan, de vrouw draagt een keirode wijde broek en toont wilde, lange blonde lokken die onder een haarband uit kieren. Hoe voorspellend wil je zijn?

Wat zien we? Voorbij de entree, links, drie werkjes en negen stickers. De beide suppoosten erbij geroepen hebben tien minuten nodig om de puzzel te ontwarren. Verder nergens prijzen, het werk is niet voor de verkoop maar enkel voor de reizende circusexpo’s denkelijk en een plattegrond met nummers die verwijzen naar de kunstenaars.

Gerbenzon

Anne-Wil Lufting kennen we van groepsexposities in het CBK en Pictura: kunstig gedrapeerde, lieflijk geplooide stukken zeildoek, beschilderd in felle ralkleuren met hier en daar een contrastkleur. Formaten variërend van 10 x 10 tot 80 x 50. Gerbenzon met ogenschijnlijk gepapiermacheede herkenbare, eenvoudige polsstokken, of uitvergrote lucifers, horizontaal op steunen gelegd. Immenga met eenvoudige, dromerige, who knows naïeve,

Immenga

abstracte tekeningen in milde, fletse kleuren. Het langst stonden we voor een lijst met schooltekenpapier met daarop acht groene reepjes plakband die bij nadere beschouwing gekleurde lijntjes zijn: ‘Bright Forest 2’ geheten.

Eindexamenexpositie Klassieke Academie 2022

De Klassieke academie exposeert in een klassiek gebouw uit de tijd dat waterpassen zo betrouwbaar waren als boerenberichten over stikstof: Pictura. Hoge drempels, wanden die erom schreeuwen gesausd te worden, een monumentale luie trap, bruin hout, marmeren vloeren met een kier hier en daar en de klimaatbeheersing van een tomatenkas; maar goed dat de kunstenaars geen werken van was hebben aangeleverd.

Olieverf overheerst, gevolgd door acryl, potlood, grafiet en houtsneden. Opvallend is het basisschoolfenomeen: onder de negen alumni zijn er slechts twee mannen. Allemaal Nederlandse achternamen, gek eigenlijk. Grootste contrast: twee levensgrote olieverven van in het kuis-lang geklede ingetogen vrouwen met zedig terneer geslagen blikken, van Hoolsema. Daarnaast grote, indrukwekkende schilderijen, expliciet, wulps, ronder dan ronde vrouwelijke lijf- en bilpartijen van Van der Schuit. Ik lees ergens puntig: Het lichaam als landschap. Hoolsema en Van der Schuit: vaklui! Ergens lees je dat Van der Schuit met haar lofzang op het Rubensiaanse vrouwenlichaam het werk van Lucien Freud kent, maar om daar in de buurt te komen moeten de spierpartijen nog wat losser worden.

Twee  vreemde eenden in de bijt zijn Zweverink met verhoudingsvolle abstracte geometrische kleurrijke werken en Van der Veen met houtsneden van bomen en bossen. Verder opvallend werk van Medema met spannend religieus getinte doeken die benadrukken dat de wereld zonder desastreuze en verderfelijke katholieke uitwassen  beter af was geweest.

Natuurlijk vraag ik een aanwezige kunstenaar of tijdens de opleiding aandacht is geweest voor de kunstenaarsvereniging De Ploeg. Mijn standaardvraag in dit soort situaties luidt dan:  “Overweegt u weleens lid te worden van kunstenaarsvereniging De Ploeg?” “De Ploeg? Maar die bestaat toch niet meer?” Nu kan het natuurlijk zijn dat de Klassieke Academie, het is natuurlijk niet meer dan een parttime avondopleiding met betrekkelijk weinig lesuren, op de besloten bovenverdieping het vak kunsthistorie heeft laten sloffen of zelfs in de ban heeft gedaan en onderwijsinspecties weet te misleiden, of deze student was bij het hoofdstuk ‘Regionale Invloeden’ net even afwezig. (Entree € 3,- incl. prachtige catalogus).

Reitemakersrijge 17

De Amerikaanse architect Hejduk (1929 – 2001) tekende ooit een appartemententoren voor de Reitemakersrijge. Het project ging niet door. Ook ontwierp hij 25 huizen, waarvan er slechts één werd gebouwd. In Groningen. Hejduk is als de filmer die 25 films maakt waarvan er maar één in de bioscoop komt.

WALL HOUSE #2. In 1973 getekend. Gebouwd aan de Hoornse Plas in 2001. Wat betekent het dat van Hejduks 25 ontwerpen, er slechts één werd uitgevoerd? Het is ongeschikt als woonhuis, als bedrijf. Resteert: vergader-, expositie- en kinderfeestlocatie. Bijkantoor van het Groninger Museum. 10 uur per week geopend met, schat ik, twee bezoekers per uur. Moderne architectuur liefhebbende likkebaardende oude mannen met te kleurige pantalons. ‘Waar is de lift?’ roepende vrouwen. Zich dagelijks verwonderende buren. Depressief rondfladderende duiven.

We zien een schitterend gebouw. Een eyecatcher tussen nieuwbouw in crème & witte schimmel. Een grote betonnen muur. Hier drie op elkaar gestapelde mild gekleurde golvende taartjes. Ertussen afstandhouders opdat de slagroom niet aan de erboven liggende bodem plakt. Daar een lange gang met een smalle trap. Ongeschikt voor bezoekers met engtevrees. Alles in beton. Roestende en scherpe dieronvriendelijke hekconstructies zeggen: voor duiven verboden.

Rondom een supermooi uitzicht op de Hoornse plas en grasveldjes. Geëxposeerde kunst van regionalo’s. Ismaël Lotz, Sabine Liedtke, Gabrielle Kroese en Gea Schenk, maar het is niet duidelijk of Schenk als kunstenaar wordt gepresenteerd of als fotograferende museummedewerker. Een zeer vriendelijke suppoost heeft alle tijd van de wereld en probeert op te zoeken wat de kosten van het gebouw indertijd waren. Lastig met uit alle hoeken stromende subsidies. Hij komt op ruim een miljoen. Guldens. Hij praat ons bij en doet ons uitgebreid uitgeleide.

Grootst gemene deler van de kunstenaars is kwantiteit en elektronica. We zien een modernekunsttrend. Maak veel van een eenvoudig product. Gebruik Engelse titels. Kroese toont vijf grote beschilderde kamerplantenfoto’s met blauwe (bodemloos blauw dixit de folder) stippen; Covid_Blue. Lotz filmde een paar honderd zwijgend in de camera kijkende mensen; Are You Now. Liedtke filmde spreeuwengroepen en tekende losse spreeuwen op geschept papier; Murmurations. Schenk fotografeerde buren en plakt de 150 pics op een muur.

Bij Liedtke en Kroese herkennen we een maatschappelijke inbedding. Vogelvriend Liedtke kraakt zelfs een harde noot. Het artistieke handwerk van Lotz en Schenk beperkt zich tot apparaatbediening: op de ontspanner drukken. Goede hardware levert de gewenste scherptediepte. Liedtke gaat verder en verwerkt gefilmde spreeuwen in artistiek tekenwerk en is daarmee in deze groep, by far, de overblijvende beeldend kunstenaar.

De mensen van Molenhuis, portretten van Peter Siebesma

De 25 geportretteerde koppen die Siebesma schilderde na bestudering van zwart-witte foto’s voelen zich in de kerk van Onderdendam thuis als fluitenkruid naast akkers. De kleuren zijn ingetogen als het sleetse vaalgele en olijfgroene kerkinterieur. Indringende kleuren zouden niet bij de hoofden hebben gepast. We zien serieuze gelaatsuitdrukkingen van mannen en vrouwen uit de tijd dat mensen niet oud werden. Ongepolijst, alledaags, op het norse af. Groningers zijn geen lachebekjes.

Jacob Molenhuis maakte de foto’s tussen 1920 en 1960. Hij werd beroemd doordat enkele foto’s werden opgenomen in het Amerikaanse Photography Book of Phaidon (2000), met werk van 500 internationaal bekende fotografen, waaronder dus Molenhuis.

originele foto uit Phaidon

Na je pensionering een opleiding aan een kunstacademie voltooien is één ding. De ambitie om 25 gefotografeerde Groningers in kleur te schilderen volvoeren een tweede. Dat het een ingewikkelde klus was kunnen we zien. Bezoekers wordt de gelegenheid geboden de werken van nabij te bekijken. Je ziet de neushaartjes, je ruikt bijna de adem van het pre-elektrische tandenborstel tijdperk. Sommige geportretteerden ogen wat statisch en hebben een glimmende huid. Maar de belijning is prachtig, Siebesma’s toets doordacht en consistent. De 25 vormen een hechte eenheid.

Van veel koppen is een naam of een beroep bekend. Van een (inmiddels) kleiner  aantal niet. De anoniemen zijn de best gelukte werken. Als je ze aankijkt, kijken ze terug. Ze willen je iets vertellen, maar aarzelen nog wat. Emoties als opwinding, euforie, blijdschap zijn ver te zoeken. Dat geeft de koppen iets vlaks, misschien iets nors. Maar om dat nu trots te noemen zoals Groningers graag doen… Misschien ongenaakbaar, bescheiden, achterdochtig, stug. Maar ook krachtig en zelfbewust. Een psycholoog zou er wel raad mee weten.

DE KERK in Onderdendam is een Amsterdamseschoolgebouw. Mooi glas-in-lood, kleinschalig, ritmisch, Gronings. Kenmerkende details in de houten kerkbanken zijn nog wel zichtbaar maar in de jaren 70 vakkundig weggeschilderd. Tegelijk met Siebesma’s portretten (nog te zien tot eind augustus) zijn er hoeden, persglas en klokken tentoongesteld. In de consistorie is een fijne collectie memorabilia, van Meccanodozen tot werktekeningen van de aan de kerk vastgekleefde pastorie. Van een piano in Amsterdamseschoolstijl tot blokpuzzels.

Stedelijk Museum Breda (juni 2021)

Qua inwoneraantal zit Breda tussen Nijmegen en Almere in. Het Stedelijk Museum van Breda kent in beide zustersteden zijn gelijke niet. Het is wat je van een algemeen museum verwacht: zeer veel variatie, oud naast modern, binnen en buiten, amper toeschouwers en een prachtig, klein, architectonisch interessant gebouw, als factcheckers tussen antivaxxers en viruswappies ingeklemd, maar dan in een winkelstraat. Op de eerste dag na de strenge lockdown zou je een run verwachten. Echter, bezoekersstromen volgen de trend van katholieke kerken  en orgelconcerten: misschien nogal wat sympathisanten die braaf een jaarlijkse bijdrage doneren maar actieve bezoekers niet of nauwelijks; de verhouding personeel – bezoekers loopt ongeveer één op één. Het is een overzichtelijk, klein, gezellig, duidelijk ingericht museum, een beetje als Breda’s centrum.

foto van Sacha van Dorssen

We zien stalen objecten van Helen Vergouwen in een prachtige patio. Mooi hoor, maar de hoekige, bruine, abstracte cortenstaalconstructies, staan er, als aanvallers van NAC als het erop aankomt, wat verbandloos bij. Enigszins zielloos leggen ze het af tegen een verticale, zachte, groene tuinwand met hosta’s, cotoneasters en een noodlijdende exoot. Nestelende merels zorgen voor extra vertier.

Strenge doch duidelijke pijlen voeren de toeschouwers langs een zaaltje oude kunst met regionale grootheden als Petrus van Schendel. Godzijdank ontbreekt een verwijzing naar De Drie van Breda niet.

Moeder van Petrus van Schendel

Industrieel werk uit de regio met herkenbare ovens en kachels. In een grote, tot het plafond volgestouwde zaal een historisch overzicht ‘Razende stilstand – Kunst in Breda van 1970 tot nu’. Je kijkt je ogen uit. Hier gebeurt waar musea voor zijn: je verwonderen, je verheugen en verbazen, je twee of drie keer laten kijken, drentelend je achter de oren krabben, terugkomen, medekijkers met in elke zin een superlatief aanspreken.

Arjan Janssen (zt)

En in een benedenzaal interessante fotografie, waar verrassend mooie foto’s van Sacha van Dorssen te zien zijn, maar ook de  usual suspects (een soort onomatopeeën in de beeldende kunst: afbeeldingen van de als winkelketens overal verschijnende Carla Bruni, een verveeld kijkende obligate Dalai Lama, lelijke producten van Vuitton, standaard coverfoto’s van retro modetijdschriften) elkaar afwisselen. Maar toch legt de meuk het af tegen heel mooie, soms grote, altijd super uitgelichte prenten.

Aan de straatzijde een soort smalle etalage met objecten, die helaas door een vervelend bedillerig hekje voor de geïnteresseerde kijker worden afgeschermd. Een nooddeur voorkomt dat de toeschouwer even naar buiten rent en van buitenaf een kijkje kan nemen, dat moet dan maar na afloop van het bezoek. Een meer dan interessante zaal is ingeruimd voor en door scholieren. Bijgestaan door de profi’s van het museum mochten ze werk maken en tonen. Het SM in Breda toont op dit vlak ambitie, al was het maar om toekomstige toeschouwersstromen veilig te stellen. O, had elke stad maar zo’n museum!

Pictura, Corona én de verkoop, 14 maart – 11 april 2021

Ine Hoejenbos – Portret jonge man (€ 2.300,-)

Spreek met beeldend kunstenaars en je hoort dat ze verhalen willen vertellen. Dat komt goed uit, ik houd van luisteren, lezen, kijken, interpreteren. En er iets van vinden natuurlijk. Ze zitten vaak in een tergend schizofreen dualisme: vakmanschap, techniekbeheersing, uitdrukkingskunst en artisticiteit moeten geëtaleerd en geëxploreerd worden en er moet worden verkocht. Zoals je in Blokkers en Hema’s decoraties voor boven de bank koopt, zo verkopen Pictura’s en CBK’s ook kunst voor huiskamers.

Op nummer I: een intrigerend houten beeld van Ine Hoejenbos. Een serieuze, bijna angstige, lege blik. Een kop die je bijblijft.

Maar verkopen is dat iets voor kunstenaars? Ik neem de proef op de som en Google elke 18e deelnemer in Pictura. Wel ateliers, persoonlijke info, nieuwsbrieven, een contactformulier, een vaak niet helemaal bijgewerkt overzicht van deelname aan exposities maar gewoon een aanbod van te koop staand werk en prijzen: Neenjetnonon. Kandidaat-kopers wanen zich op een markt in Istanboel: veel variatie, groot aanbod, maar nergens prijzen. Funest voor zuinige Hollanders. Ateliers hebben de geur van te duur.  Hoe, denken kunstenaars, kunnen geïnteresseerden dan iets bestellen? Zouden ze nooit op Bol.com, Zalando kijken hoe commercie werkt? Een enkele wil zelfs de wereld veroveren zonder eigen website.

Piet Gutter – Brieven + fotokaart Eelde (€ 2.200,-)

Op nummer II: Rasverhalenverteller Piet Gutter. Zelfs verstokte verhalenhaters beginnen spontaan een verhaal te vertellen over wat ze zien.

Er heerst een coronapandemie en de agenda van Kunstlievend Genootschap Pictura vertoont een gat. Wat doe je dan? Je veegt Villa Kakelbont leeg, zet een advertentie in de krant en vraagt kunstenaars te komen exposeren. Gratis en dat terwijl de vereniging verlies lijdt. Bezoekers betalen slechts € 3,-. Dat duidt op een optimistische geest. De kunstenmakers leveren foto’s aan en de keuringsdienst met Boersma, Elferink en Hage keuren de inzendingen en komen op 193 werken van 169 kunstenaars (interessant detail: de website rept van 186/171). Voor het merendeel komen ze uit Noord-Nederland.

San van Thiel – Landscape (€ 950,-)

Op nummer III: San van Thiel met Landscape 1. Het multimediale werk vertelt zoveel verhalen als er vakjes zijn: bijna ontelbaar.

Er zijn, met nog enkele dagen te gaan, 14 werken verkocht, ruim 7%. De deurbewaarders geven aan dat de publieke belangstelling positief is, ‘het loopt redelijk door’. Nog even naar de website: alle disciplines zijn aanwezig, klinkt het veelbelovend en er volgt een opsomming: ‘olieverfschilderijen en andere schildertechnieken, diverse druktechnieken, fotografie, keramiek, beelden in brons en steen en andere 3 dimensionale werken’. We missen toch nog wel wat: video- en filminstallaties, body art, performance kunst, digitale en nieuwemediakunst bijvoorbeeld. En ook de tuin moet het zonder objecten voor de openbare ruimte doen.

Op nummer IV: Jolanda de Ridder met Summertime Rhapsody. Met minimale vormen en strakke kleuren optimaal verhaalgenot.

Jolanda de Ridder – Summertime Rhapsody (€ 600,-)

Maar wat een schitterende omgeving: prachtige zaaltjes, een grote zaal, een luie trap en een meer dan mooie (maar ongebruikte) vestiaire met een waterkraan waar iets van Fountain-art niet had misstaan. Kortom een prachtig gebouw dat zo lang mogelijk uit de handen van doortastende gemeentebestuurders en moderne architecten gehouden moet worden. Mondkapjes op en naar binnen. In zes ruimtes, waaronder, excusex le mot dames, Witte Doos, wandelen we rond. Bezoekers krijgen 40 minuten toebedeeld, ruim 10 seconden per werk dus. Daar blijven we nog wat onder. De prijzen lopen uiteen van € 50,- tot € 6.890,-. Het gemiddelde zal iets boven de € 600,- liggen.

Liesbeth meerding – Bobbie en de kussens (€ 1.250,-)

Op nummer V: Liesbeth Meerding, Bobbie en de kussens: pas op afstand zie je Bobbie. Die afstand maakt een spannend verhaal.

Als er ergens verhalen worden verteld in beelden, dan is het hier in Pictura. We zien sprookjes, natuur-,  fantasie- en realistische verhalen, slaapliedjes, grefo-vertelsels, stadsstories, kinderboeken, streekromans en meer. En heel veel persoonlijke dagboeken. Expliciete Wolkeriaans seks, Kooimansiaans academisme en Güliaanse bekentenisliteratuur weer niet, en voor provocerende, kwetsende satire is het allemaal te braaf. Samenvattend: veel proza & poëzie; weinig theater. Opvallend is de afwezigheid in de verkooplijst van exoten. Op het eerste gezicht geen Turk, Marokkaan, Chinees te zien. Dat geeft te denken. Misschien zou Pictura actiever moeten zoeken. In de gauwigheid tel ik vier Ploegleden.

Op nummer VI een gedeelde plaats voor Lucius Bloemen: nr 220 De Vlieger en Anne-Will Lufting met verf op zeildoek.

Lucius Bloemen – Nr 220: ‘De Vlieger'( € 1.980,-)

Anne – Will Lufting – Bluie + Cadmium Yellow (€575,-) en Deep black + Marble (€ 575,-)

Kijker en maker

Het CBK Emmen presenteert een expositie van Immenga en Vos. Ik ben getriggerd. Ik lees PR-taal over suggestieve kracht en kwasten die onze blikken sturen, van het (in de regel stokoude) publiek worden dan wel scherpe arendsoogblikken verwacht. Ronkende zinnen over Immenga’s fascinerende persoonlijke beeldtaal en Vos’ brede dynamiek oproepende kwaststreken. So far so good. Voor mij valt de expo samen met een nadere kennismaking met kunstenaar Coppoolse in Zwarte Schuur van Oek de Jong en een krantenartikel over Etel Adnan.

Pet af voor het CBK. In een tijd dat bezoekersstromen krimpen en verpieteren als herseninhouden van klimaatontkenners of antivaxxers toch een expo organiseren. In een filmpje vertelt Immenga (Vos moet nog even wachten) over eenvoudige vormen: geen mensen, emoties, landschappen en steden, maar een rijtje bomen en trompetten. Het filmpje heeft de functie van een gebruiksaanwijzing bij een nieuwe boormachine met meer functies dan je denkt en levert tien keer een aha-erlebnis op. Intuïtief nadenken over kleine dingen en voorwerpen intrigeert Immenga. Hij legt uit hoe we naar een vlak met vier zorgvuldig opgebouwde kleuren kunnen kijken. De kleuren verwijzen naar andere kunstenaars: het groen naar James Ensor, de lichtere kleuren naar Mesdag en Jozef Israels. Twee kleine groene vlakjes geven de begrenzing aan van het werk en een stippellijntje wil een lichtstraal zijn. Dit werk moet het helaas doen zonder oranje, Immenga’s favoriete kleur.

Inderdaad. Ik herinner me Immenga’s nieuwjaarswens (godzijdank hoort hij nog tot de uitstervende mensensoort die kerstkaarten stuurt) met oranje en vaalrood. Iets als een in kleuren uitgevoerde, gekantelde ponskaart. Of toch zwevende bakstenen in een denkbeeldige muur en een schuin aflopend dak? Van een herdershut, stal, schuurtje? Of keek ik naar de mankerende beschutting van Palestijnen die in de vuurlinies van Israëlische expansionistische schurkenbroeders liggen? Dat eindejaarskunstwerkje viel op tussen de kaarsen, kerstbomen en skifoto’s. Niet alleen vanwege de vormen en kleuren. Het beeld intrigeerde en verwarde me. Het dwong me tot opnieuw en opnieuw kijken en nadenken, als na de onverwachte uitkomst van de kieswijzer. Wat wilde de kunstenaar/leraar uitdrukken? Omdat een toelichtend begeleidend filmpje bij de kerstkaart ontbrak, heb ik me het hoofd er dagenlang heerlijk over kunnen breken.¹

Wat zien we als we naar Immenga’s werk kijken? Nauwgezet geschilderde abstracte, weerbarstige, schurende vormen die met een bijsluitertekst van de kunstenaar worden gepolijst en ineens een speciale betekenis of lading krijgen, symbolistisch en daarmee toegankelijk worden. Allesbehalve ‘what you see is what you get’ dus. Ik probeer iets langer te kijken. Onderzoeken wijzen uit dat museumbezoekers een seconde of 6, 7 besteden aan een kunstwerk. Overschrijding van die korte tijdsspanne levert iets op. Zoals je iets langer doet over het lezen van hermetische poëzie, ga je bij Immenga vanzelf beelden, fantasieën, verhalen zelfs en poëtisch/filosofische hersenspinsels ontwikkelen, als je er iets langer bij blijft hangen. Probeer dan vooral ideeën over ‘de dynamiek van de leegte’, het weggelatene, de rol en functie van (het gemis aan) decoratieve aspecten van beeldende kunst, verdienmodellen na wekenlang in ateliers werken, en de hoop gescout te worden door behangfabrikanten zoekend naar nieuwe designs, te vermijden. Zet cynische Vormeinungen over abstracte kunst opzij, stap over de drempel van irritante PR-speak en durf je onder te dompelen. Ook zonder arendsogen aanbevelenswaardig. Een goede ervaring.

¹ Navraag bij Immenga leert me dat de nieuwjaarskaartafbeelding een soort souvenirtje betrof, kleine krabbeltjes die in het atelier bleven liggen, meer aardigheidjes voor vrienden en bekenden dan serieus; zie ook www.pieterimmenga.nl.