Red Dot Design museum, Essen (D) € 9,-

Ga voor het indrukwekkende Ruhrgebied met het meer dan schitterend industrieel complex dat een compleet beeld schetst van de Duitse kolenindustrie in de vorige eeuwen, inmiddels Unesco-werelderfgoed. Verwonder je over de vernuftige kolossale industriële ijzeren installaties in gebouwen van donker baksteen met immense stalen deuren en ijzeren kozijnconstructies met middeleeuwse isolatiewaarden. En zie designs van fietshelmen, bestek, rugzakken, telefoons, klemmetjes, sportkleding, mountainbikes, kookplaten, kunststof kozijnen die in de EBI in Vught niet zouden misstaan, een gyrocopter, en meer. Badkuipen, elektrische ramen, pennen, laptops en wastafels waarvan de schoonmaker die in elk mens huist kan zien dat gebruik ervan een dag lang spatvlekkenpoetsen zal vergen. Maar toch is weer niet zo veel te zien als de verwende bezoeker van de jaarlijkse Eindhoven Design Academy verwacht. Tuurlijk, Duitsland, dan zeg je Grohe kranen en Gardenaslangenhaspels en Hiltie apparatentuig, en een Audi aluminium body opgehangen aan het plafond als een kroonluchter in de Keulse dom, maar waar zijn Benz, Porsche en VW? Veel uitgestalde waar mag je aanraken, maar na verloop van tijd ontdek je steeds vaker de irritante ‘nicht berühren’ bordjes en het gemis van productinformatie (materialen, prijzen, datering). Naarmate je dichter bij het dak komt, stijgt de temperatuur als in de nok van een zorgcomplex of wietkwekerij. In dit museum, nou ja, museum: geen airco. Wel soort van zwevende loopbruggen van staal en beton, die na het drama in Genua onheilspellend hoorbaar kraken en meegeven. 2000 voorwerpen uit 45 landen. Echt? Bij de uitgang denk ik meer aan 750 stuks, gemakkelijk te doen in een uur. Buiten, ha frisse lucht, volgt de ene verwondering op de andere als regeringsperioden van Die Angela: wilde vlinderstruiken en gulden roede in een kunstig vormgegeven en licht aangetast industrieel geheel met in cement verzonken spoorlijntjes, reuzenraderwerken, oneindig lijkende roltrappen, overal buiten zittend rokend personeel en een informatie-Ecke met twintig centimeter dikke betonnen muren. Twee verbeterpunten: maak alles interactief en aanraakbaar en maak een ruimte waarin elk jaar twaalf eindexamenwerkstukken van de designacademie te zien (en aan te raken) zijn.

Beeldentuin Clingenbosch, Wassenaar, rondleiding € 20,-

Clingenbosch is een topper onder de meer dan zeventig beeldentuinen in Nederland. Eigenaar, initiator, mecenas Van Caldenborgh werd rijk in de chemie. Dat woord heeft niet voor iedereen een gunstige bijklank. Ik associeer het met paars en oranje uitgeslagen sloten en bermen die ik in mijn jeugd, op weg naar school fietsend, tussen Oudwoude en Westergeest passeerde. Lekkende vaten, penetrante luchtjes en gezondheidsrisico’s. Tegelijkertijd heeft iedereen wel een zus of broer van wie het levenseinde met hulp van ‘chemo’s’ iets werd uitgesteld. Over Van Caldenborgh lees ik geen schandalen. Quote schat zijn vermogen op 400 miljoen. Het verschil met voetballers, wietkwekers en koninklijke hoogheden is dat hij niet zijn leven in het teken van belastingontwijking (Ronaldo, Messi, de Oranjes) stelt maar in dat van de moderne kunst. Hij verzamelt alles wat hij leuk vindt. Omdat daar niet echt een lijn in te ontdekken is maar het toch een naam moet hebben, een leuke bovendien, heet het eclectisch. Eclectisme is een mooi woord voor diversiteit. Als paella, als een zomerkermis, een beetje van dit en een beetje van dat. Dit gebrek aan dogma’s leverde tot nu toe verrekt mooie collecties op, binnenshuis (museum Voorlinden, Wassenaar) en buitenshuis (beeldentuin Clingenbosch, id.).

Van Caldenborgh wil, als exhibitionistisch angehauchte particulieren die met een beeld van Willem Kind in de voortuin hun goede of slechte smaak etaleren en dat willen delen met voetgangers, honden en steenmartertjes, als plattelands tuineigenaren aangesloten bij ‘Groei en Bloei’ die bezoekers in de tuin lokken, zijn rijkdom delen met belangstellenden. Museum Voorlinden is het hele jaar geopend (entree € 15,- museumjaarkaart geldt hier niet). Op donderdagmiddag worden er rondleidingen georganiseerd in beeldentuin Clingenbosch. Die duren van 15.00 – 18.00 uur, met vooraf een kopje thee en achteraf een glaasje wijn, water of limonade. Per middag kunnen maximaal 75 personen meedoen, die dan in vier of vijf groepen worden verdeeld. Een (zeer) deskundige gids, wij hadden gids Coby, vertelt iets bij elk gepasseerd kunstobject; jammer dat ze de fallussymboliek in de ‘mushrooms’ onvermeld laat; kijk die fiere stammen eens, die schitterende eikels net onder de hoedrand, het gestileerde scrotum, pfff. De ontvangst is buitengewoon gastvrij. In 2018 zijn de rondleidingen uitverkocht.

Wie is de artiest? De uitvoerder of bedenker? De meeste objecten worden door de kunstenaars zelf gemaakt. Een klein deel wordt uitbesteed aan derden, die de opdracht voor de kunstenaar uitvoeren. Je kunt en moet je afvragen wie de kunstenaar is wanneer het idee om zo’n veertig glazen borsten fabrieksmatig te produceren wordt uitbesteed aan de plaatselijke ambachtelijke aannemer of glazenier. Over groei en bloei gesproken: paddenstoelen, aalbessen en rode appeltjes doen het goed in Clingenbosch.

Mushrooms, fiberglas/autolak, Sylvie Fleury 2005

 

Don, aluminium, Don Brown, 1998

Caldenhok, Chrysler met aanhanger, Atelier Van Lieshout, 2001 – 2002

 

Lost in Lead, lood, arduin en brons, Berlinde de Bruyckere, 2008 – 2011

 

Huis, gemengde techniek, Expo Henk 1994

 

Maria Roosen

 

Blessed, brons, keramiek 2001, Anya Gallaccio

 

Expositie Ruud Venekamp in het CBK te Emmen (vanaf 23 juni 2018)

Zonder titel

Bij Ruud Venekamp lever je, zegt de folder, de betekenis van het werk in voor de verf, het doek, de vorm, de geur (sic!). De toon is gezet. Dat belooft wat. Als je zijn werk ziet, nog steeds dixit de folder, springen geel, blauw, roze en groen in het oog. Tentoonstellingsmaker en CBK-medewerker Joost Slijpen noemt het een vrolijke tentoonstelling. De fikse ruimte vraagt om veel of groot werk. Het woord goed hoor ik niet. Venekamps werk is moeilijk in een kader te vatten. Slijpen noemt hem een schilder-schilder met een onderzoekende toets, die zoekt naar vorm en inhoud. Eens kijken wat de reclametekst gaat betekenen als je over literatuur spreekt: let bij het nieuwste boek van Middendorp niet op de inhoud, maar op het formaat, de kaft, de bladspiegel en de geur.

Hoogleraar Rosemarie Buikema opent de expo met een hyperkorte analyse. Zij haalt de inmiddels in de psychiatrie in onbruik geraakte Freud erbij om het kleurgebruik van Venekamp te duiden. Toeschouwers zouden getriggerd worden door het kleurgebruik, op zoek naar wat erachter zit. Letterlijk achter de verflagen, want hier en daar kieren zachte roze tinten onder de harde gelen vandaan. De ogen worden getrokken door een detail en vanuit dat punctum wordt er verder gekeken. Kunst raakt een snaar, iets waar je geen contact mee hebt of zelfs hebt verstopt. Bij aanraking kan het tot ontroering leiden.

Nootmuskaatplantage

Helaas duurt Buikema’s toespraak slechts vijf minuten en dat stelt me teleur. Echt, ik had op een stevig openingsverhaal gerekend. Ik word niet ontroerd door Venekamps werk. Een goede toelichting trekt mensen soms over de streep. Ik zie veel grote doeken, duur ook (ongeveer tussen de 3,5 en 4,8K) waarop gelen, groenen en rozen domineren. Bij de meeste van zijn werken zou het niet opvallen indien ze gekanteld gepresenteerd zouden worden. Ik zie botanische figuren: takken, bomen en varens, die soms op slordige afdrukken lijken. Veel schilderijen hebben een soort kaderlijnen aan de randen. Soms herken ik heel brede kwaststreken, als van een blokkwast.

Venekamp was student en is nu docent aan de kunstacademie Minerva in Groningen. (Vanwege de eenzijdig op abstracte kunst gerichte opleiding, werd in 2005 als tegenhanger de klassieke academie opgericht). Venekamps invloed op kunststudenten is aanzienlijk. Na zijn studie ontving hij beurzen en stipendia met een deel waarvan hij inspiratieopwekkende, verre reizen bekostigde. Zijn werk wordt aangekocht door particulieren, musea en (grote) bedrijven.

Waarom doet zijn schilderwerk mij niets? Ik mis een reflectie op de wereld rondom mij. Ik zie (soms haastig geschilderde) schilderijen, decoraties, kleurrijke, te dure, abstracte illustraties. Als positieve emoties pas na extra info kunnen worden opgewekt, ontbreekt er iets in het werk zelf. Deze kunst heeft een gedegen hoorcollege, zowel over de maakgeschiedenis als over psychiatrische zijpaden nodig om de smaak te ontsluiten, maar het werk zelf of de maker geeft de toelichting niet.

Als ik de aanwezige wethouder vraag naar het decoratieve gehalte van Venekamps kunst, wordt hij onrustig en haalt Slijpen erbij. Liever spreekt hij over de weldadigheid van het CBK, welks doel tweeledig is: educatief en kunst ontsluitend.

De Plantage; detail

Even terug naar professor Buikema. Ik herken in haar de literatuurvorser die een mooi verhaal wil vertellen. Je peutert aan de oppervlakte en dan zie je dat het erachter gebeurt. Het eigen thema van de kunst confronteert en roept nieuwe vragen op. Het aan Freud ontleende begrip Deckerinnerung wordt erbij gehaald. Herinneringen uit de jeugd zouden zijn toegedekt en door eraan te peuteren weer naar boven kunnen komen. Een interessante zienswijze, temeer daar Freud in de psychiatrie al decennia bij het grofvuil is gezet. Jammer dat de klok hier haar grootste vijand is. De patriarchale beknotting ervaar ik bijna als een belediging van het publiek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Museum Møhlmann Appingedam Duizend Moderne Miniaturen € 6,- (museumkaart ‡ geldig)

1000 kunstwerken van 123 kunstenaars (ruim 70 mannen en ruim 50 vrouwen) zijn uitgestald in een prachtig particulier museum in Appingedam, misschien wel het mooiste onafhankelijke museum in Noord-Nederland. De muren en wanden hangen vol, er is redelijk wat publiek, maar nooit krijg je het gevoel dat het te vol is. Museum Møhlmann flikt het maar weer. Zoals Rob Møhlmann het zelf ooit flikte (tussen 1982 en 1993) om 124 schilderijen te maken in de Canto-serie, waarbij op elk schilderij het blikje van het merk Canto centraal staat. Permanent te zien in dit museum.

Peperkamp, 6 werken, waaronder Puck en Belle

Misschien had Møhlmann het aantal inzendingen per kunstenaar moeten beperken, misschien ook niet. Duizend miniaturen zijn te zien. De maximale afmeting is 14 bij 14. 123 kunstenaars hebben werk ingezonden: figuratief, realistisch werk. Het kleine formaat voorkomt te hoge prijzen, al is € 1.600,- voor een klein werk van Hofman veel geld. De ondergrens ligt ergens bij € 60,- voor een werk van De Smidt. Wat een techniek, wat een vernuft, wat een verscheidenheid. Sommige werken zijn zo klein dat de aanwezige vergrootglazen goede diensten bewijzen. De gemiddelde leeftijd van de kunstenaars is (schat ik) 60+. Dat is ook te zien. Veel portretten, bloemen, dieren (heel veel vogels natuurlijk), schelpen, peulvruchten en veel natuur. Pečenica heeft maar liefst 100 werkjes (voor zover ik me kan herinneren alle groenige landschappen in de scraperboardtechniek)

H.T.G. Wolters – Spitsmuis

ingezonden. Hier vechten de typeringen seriematige productie en oorspronkelijk werk een robbertje. 100 werken in dezelfde trant maakt de expositie niet sprankelender. In andere kunsten (muziek, literatuur) bonzen jongeren op de deur, maar hier begint de jeugd bij 30. Slechts 11 kunstenaars uit de jaren 80 en 70, de rest is allemaal ouder. Dat wreekt zich in de thematiek. De emoties zijn braaf, doorleefd en gemoedelijk, het woord ouwelijk klinkt te negatief. Weinig oppositie, boosheid, geilheid, humor, opstandigheid, gedurfdheid. Hier en daar zijn de handen van oude meesters meer dan zichtbaar,

een landschap van Verkerk

ook letterlijk de handen van docenten aan de (klassieke) academie (Van Loon) en handen van museumdirecteuren (Thijn, Møhlmann, Horneman – Ottens). Naast lithografieën en scraperboardtechniek zie ik aquarel of olieverf op paneel, koper, camembertdoosjes, doek, leisteen, karton, hout, schelpen, metaal, marmer, muizenval, gips, en dan nog driedimensionaal werk in brons, keramiek, terracotta, Belgisch hardsteen, marmer en wie weet nog meer. Ik mis het werk van twee Groninger kunstenaars die al langer klein werk maken: Gommer en Jonkman.

Wat is me bijgebleven? ‘Jongen’ van Hage, ‘Pioen’ van Van der Winkel, ‘La douce France’ van Van der Vegt, de dubbele landschappen van Verkerk, Van der Wals door merg en been gaande Groningse permafrostlandschappen, ‘Zoetigheid op kruishoogte’ van Pol, Peperkamps ‘Puck’en ‘Belle’, het kleine en fijne precisiewerk van Koetse, ‘Muis op duimstok’ van Wolters, en natuurlijk het bekende tekenwerk van Woldhek. Maar de kroon spannen Elias met ‘Bert’, Snijders met ‘Vrouw Hakkers’ en het indringende portret van een vrouw van Renting. Bij deze drie zie ik de menselijke vertwijfeling, de hapering van het leven, het ongepolijst-markante van de imperfectie, kortom de herkenbare mens.

Pol Zoetigheid op kruishoogte

Binnenkort in dit museum: De Vrouwelijke Toets, met louter vrouwelijke kunstenaars

De Ploeg 8; (****)Jubileumtentoonstelling De Ploeg in Pictura Groningen (13 mei- 24 juni)

Alkema XL 1 (inkt op papier 125 x 195 cm)

Het is een chiasme: terwijl de oude Ploeg met oud, gekend en herkenbaar werk resideert en exposeert in de moderne zalen van het Groninger Museum, komt de springlevende Ploeg met nieuw en bij vlagen modernistisch werk bijeen in het antieke Pictura.  De jubileumexpositie is meer dan geslaagd: veel nieuw werk, heel veel uitgesproken mooi, interessant en aantrekkelijk.

Het is en blijft een prachtige locatie, het statige, oude pand van Pictura aan de Walburgstraat. Een wirwar aan zaaltjes, op- en afstapjes, trappen met tapijten, nauwe gangen en dan boven een soort walhalla, een grote, luchtige en lichte ruimte. Het wijd open raam en het plafond van zondoorlatende platen spotten met alle museumwetten van beheersing van licht en lucht. Je waant je meer in een plantenkas dan in een museum waar de luchtwaarden permanent worden gemonitord. De locatie ademt de sfeer van voor de oorlog. De Ploeg is thuis in de oude doos waar ze groot werd.

Van der Sleen De aanroeping harsolieverf op paneel, 50 x 60 cm)

Er zijn toespraakjes van een Picturamedewerker, wethouder Ron de Raak en Ploegvoorzitter Corsius. De historische band tussen de Ploeg en Pictura wordt gememoreerd. Vanaf het allereerste begin kennen zij elkaar en de verkering is nooit uitgegaan. De wethouder vat de relatie tussen de Ploeg en de stad Groningen samen. Aan de getoonde kunst en haar makers waagt hij zich niet. Ondertussen worden in het publiek de eerste waaiers gevouwen. Woorden als fantastisch, springlevend en roemrucht komen voorbij. Maar toch. Zou er in de relatie iets zijn misgegaan? Het lijkt erop dat de Ploeg wraak neemt door de wethouder bij de onthulling van een fotodoek niet een soepel open glijdend lusje te laten aantrekken maar een knoop die steeds strakker gaat zitten, als een verkeerd geknoopte schoenveter in een molière. Beleefd volgt het publiek het ongemakkelijke gespartel met de touwen.

Corsius, Geertjes en De Raak

Corsius memoreert het ontstaan van het boek en zegt iets over de vorm en inhoud. Cornelius en Geertjes lezen fragmenten voor uit de notulen van de vereniging. Geertjes tovert de lach op gezichten van haar toeschouwers door met een ouderwetse polygoonstem de historiciteit en authenticiteit te benadrukken. Net voordat de eerste gasten flauwvallen wordt er als openingsact een foto ontrold die het begin en het nu markeert van de Ploeg. De muziek zet in, er ontstaat een run op de drankjes en we maken een ronde.

Vooraf enige informatie: 21 van de 22 Ploegleden tonen samen bijna honderd werken met een gemiddelde prijs van ruim € 1.000. De prijzen variëren van € 69,95 (Jonkman) tot € 4.750,- (Van der Sleen) met dien verstande dat er ook werk is dat niet te koop is (Gommer, Hagenaars, Van den Berg) of waarvan de prijs nader overeen te komen is (Hagenaars). Er is ook klein werk (ik leg de grens bij max 0,10 m²), van Alkema, Cornelius, Corsius, Gommer, De Groot, Jonkman en Schreuder. Driedimensionaal werk presenteren Van den Berg, Corsius en Hagenaars. De bronzen en bladgouden man van Hagenaars staat pontificaal centraal in een kamer. Van den Berg heeft zijn succesformule, de roerstokjes, in een halovorm op een sokkel geplaatst en Corsius presenteert met een schetsboek een ode aan Werkman.

Meest opvallend vind ik de monumentale ‘XL 1’ en ‘XL 3’ (inkt op papier) van Alkema: ik fantaseer dat de looplijnen van miljoenen babymieren, uiteraard symbool voor over de aardbol zwervende mensenstromen, minutieus zijn gevolgd en opgetekend. Zoals in het voetbal de aanvoerder vaak de boel aanjaagt, is het Ploegvoorzitter Corsius die met expliciet nieuw werk komt. Acht schitterende ‘Nouveau Lisa’s’ (DigiGrafiek), fotografische vormen in ‘Stad en Ommeland’ (piëzografie op doek) en dan ‘Natuurlijk, zonder titel’, een gefotografeerde vrouwenrug met twee doorschijnende bladeren waarvan de nerven als aderen zichtbaar zijn en uitlopen naar bovenaan, naar het zedige begin van een bilspleet. De raak geschilderde cactussen met bijen resp. een vogel van Jonkman maken me vrolijk, net als haar ‘Zomer met passie’ dat doet en het humoristische (of dieptragische?) ‘Verdwaald’ van Dijkstra.

Marten van Holten ‘een wandeling op Schier’ (acryl op linnen, 150 x 100 cm)

Van Holten blijft ijzersterk met zijn waddenwerken, de landschappelijke lijnen worden haast geometrische vormen. Met mijn neus op de doeken bestudeer ik zijn techniek van ‘dijkjes’ schilderen, waartegen de volgende kleur wordt gevlijd. Van den Berg komt met drie mannenfiguren die uitgezaagd zijn in multiplex en van aanstekelijke kleuren zijn voorzien. Ik herken zijn werk uit duizenden en dat heeft hij gemeen met de vervreemdende verkeerslocaties van Gommer, het magisch realisme van Busman en misschien de bepaald niet alledaagse in olieverf vastgelegde meiden van Benniks. Van Benniks zie ik ‘Wegdromen in water’, waarvan ik enkele jaren geleden het ontwikkelingsproces kon volgen. Gijs van der Sleen, die werkt met zijn eigen harsolieverf, toont zijn precieze technische vaardigheid met ‘De Aanroeping’, ‘Portret Marieke’ en ‘Gereedschap van de Scheepstimmerman’. Kracht, Klaveringa, Velthoen, Van der Woude en Van der Wal laten zich inspireren door wat er in Noord-

Busman Vals Licht (56 x 38,5 cm)

Nederland buiten te zien is: Wadden, dorpen, pleinen, sluizen, groen en parken. En dan is er nog meer ….

 

De Ploeg 7; expo in Kloostermuseum St Bernardushof Aduard “Steentil”

Johan Dijkstra schilderde in 1924 een stenen brug, die hier steentil wordt genoemd. In Dijkstra’s tijd bestond de brug nog uit twee delen, de echte en de zgn. ‘aanbrug’. Zes Ploegleden lieten zich inspireren door Dijkstra’s aquarel, zegt de begeleidende tekst. Dus niet door de echte brug, concludeer ik. In dit = mijn zevende blogtekst over De Ploeg, ga ik verder in mijn pogingen te ontrafelen, te analyseren wat De Ploeg inhoudt. Museummedewerker Hans de Boer, die ooit samenwerkte met Bé Kracht in de tijd dat zij op de reclameafdeling van V & D arbeidden, is vrij stellig wanneer hij spreekt van “… de echte Ploeg en de huidige Ploeg.” Ik frons mijn wenkbrauwen bij het woord ‘echte’. De Boer: “Johan Dijkstra is met deze aquarel zeer herkenbaar als Ploeg-kunstenaar, dit is typisch het Groninger landschap.” Enthousiast wijst Hans de Boer ons de weg naar de echte steentil bij Dorkwerd. Er vaart, hoe bestaat het, net een bootje onderdoor met de naam Steentil. 

Wat gebeurt er, wat krijg je wanneer zes Ploegkunstenaars een plompe stenen boogbrug bij Aduard vastleggen? Hoe zwaar en indringend is Johan Dijkstra’s invloed? Gaan ze hem naschilderen, beentje lichten of proberen ze hem te overtreffen? Bij geen van de zes wordt Dijkstra’s kleurenexplosie gehaald. Bij Kracht zie ik fijne blauwen en paarsen. Bij Schreuder ontwaar ik diep roze in het steen van de brug, een kleur die in de wolken na-echoot. Van der Wal en Klaveringa houden zich in met kleur. Bij Klaveringa en Van den Berg zie ik een andere positie dan die van de foto (en het origineel?).

Thomas Dijkstra Steentil

Thomas Dijkstra, de jongste, centreert de brug, vervaagt de zijkanten en zuigt de kijker mee onder de brug door. Van der Wal kiest eigenwijs voor een ander jaargetijde. Duidelijk wordt dat hier niets wordt opgeschud, omgeploegd. Geen ontremde, dwarse, wilde gekkigheid. Ik zie een voortgang in de traditie. Alle zes lijken verknocht met het Groninger landschap zoals de oudjes dat waren en allezes produceren in een niet al te groot formaat een herkenbare brug. Van de zeven werken is er één niet met de kwast tot stand gebracht. De technieken zijn: olieverf, pastel, gemengde techniek, aquarel en houtsnede. Woonde ik naast de brug, ik kocht een afbeelding. Of ik de hoofdprijs zou willen betalen, mwaaah. De prijzen variëren van € 175,- tot € 800,-. Het komt me voor dat de meest arbeidsintensieve het goedkoopst is. Ik zie nog geen rode stippen.

Klaveringa Steentil

Bé Kracht pastel € 175 / Thomas Dijkstra olieverf € 650 / Geert schreuder olieverf € 800 / Reinier van den Berg houtsnede € 195 / Joke Klaveringa aquarel I en II per stuk € 375 / Aly van der Wal gemengde techniek € 550. Van Van den Berg en Schreuder ligt er een folder.

Geert Schreuder Steentil

Nieuw: Te Koop

acryl op mdf-paneeltjes op mdf-plaat; 50 x 50 cm; in particuliere collectie te Tilburg

 

2017 april; acryl op mdf-paneeltjes op mdf-plaat; 50 x 50 cm; in particuliere collectie te Wergea

 

12 2017; acryl op canvas
30 x 30 cm; € 30,-

Vanaf april 2018 is de rubriek Te Koop toegevoegd.

Acryl op doek; 20 x 20;
€ 25,-

Acryl op MDF-paneel; 52 x 52; in particuliere collectie te Zwolle

Acryl op MDF; 60 x 11;
€ 66,- (of in drie maandelijkse termijnen van € 22,-)

 

acryl op mdf; 52 x 52 cm
in particuliere collectie te Amsterdam

 

acryl op mdf; 50 x 50 cm
€ 66,- of drie maandelijkse termijnen van € 22,-

 

Acryl op doek; 20 x 20
€ 25,-

Van Gogh Huis Drenthe, Veenoord/Nieuw-Amsterdam (€ 5,-)

Het Van Gogh Huis in Veenoord/Nieuw-Amsterdam is het enige openbaar toegankelijke pand in Nederland waar Vincent van Gogh woonde en werkte.

Drenthe is in de 19e eeuw een gewild oord onder kunstenaars. Maar wat zoeken behangschilders Egbert van Drielst, Hendrik Willem Mesdag, Marie Cremers, L. W. R. Wenckebach, Van de Sande Backhuyzen, Van Dulmen Krumpelman, Van Rappard, J. Bosboom en later Vincent van Gogh allemaal in Drenthe in de 19e eeuw? De levendige en vaak lyrische brieven van Van Gogh aan zijn lievelingsbroer Theo geven het antwoord. Ze lezen als een toeristische folder van Magisch Drenthe: men zoekt rust, natuur, ongereptheid, puurheid, kortom: schoonheid. En af en toe een prostituee voor de gezelligheid natuurlijk. Onder het mom van ‘een model inhuren’ was er veel mogelijk, ook in Veenoord. Van Gogh maakte ontdekkingstochten door de veengebieden en zijn doel was de gewone mens, de landarbeider, te schilderen. Maar het was voor de gesjeesde theologiestudent annex domineeszoon Van Gogh natuurlijk niet alle dagen feest in Drenthe. Met de trekschuit De Snikke was Vincent vanuit Hoogeveen neergestreken in Veenoord. Volgens museummedewerker Anne de Vries werd hij ternauwernood als gast geaccepteerd door hoteleigenaar Scholten. Ma Scholten laat hem binnen en Van Gogh krijgt een prachtig bovenkamertje. In dit nagemaakte hotelkamertje zouden zich enkele onbehandelde planken bevinden uit de periode dat Vincent van Gogh hier logeerde, aldus De Vries. Nog een overblijfsel uit de periode met de beroemde gast is een lampetset die via de kleindochter van mevr. Scholten boven water kwam. Geldgebrek, eenzaamheid, rusteloosheid en melancholie zouden Van Gogh na een maand of drie (andere bronnen spreken van twee) weer uit deze contreien hebben verdreven. De gezelligheid in het café op de begane grond was voor de kunstenaar of niet bereikbaar of niet genoeg. Vanuit Veenoord bezocht Van Gogh Zweeloo, waar Berlijner Max Liebermann, nog zo’n fervent Drentheganger, verbleef. Drenthe inspireerde Vincent, hij schreef er ruim twintig brieven en hij maakte er veertig kunstwerken. Dat Van Gogh een werkzaam leven leidde bewijzen de 1100 schetsen en studies, 900 olieverfschilderijen en aquarellen en de zowat 1000 brieven die hij naliet. Ook verhuizen vergde veel van zijn tijd. Na Groot-Zundert, Den Haag, Londen, Parijs, Ramsgate, Dordrecht, Amsterdam, Brussel, Hoogeveen strijkt Vincent neer in Veenoord/Nieuw-Amsterdam. Latere woonplaatsen zijn nog Nuenen, Antwerpen, Arles, en Auvers-sur-Oise.

Op de bovenverdieping van het Van Gogh Huis kijken we naar een film over de Drentse periode van Van Gogh, met Mike Reus in de rol van Vincent. De teksten komen allemaal uit zijn brieven. De nagemaakte hotelkamer, compleet met een schilderstafeltje,  geven een goede indruk van de toestand vroeger. Met een periscoop (!) kunt u op de zolder kijken waar oude spullen uit de tijd van Van Gogh zijn uitgestald.

The American Dream, Amerikaans realisme 1945 – 2017 in Assen (en Emden)

De dubbeltentoonstelling is een prachtig voorbeeld van internationale samenwerking door musea in de regio. Meer dan 200 kunstwerken zijn in beide musea te zien. Assen biedt 58 werken uit de periode 1945 – 1965 aangevuld met een handvol (super)recente werken en Emden zo’n 150 vanaf 1965. Verschillen in aanpak zijn er ook: in Assen is alles in één zaal geplaatst, in Duitsland worden meer ruimtes gebruikt. Als het druk is in Assen is het onmogelijk met enige afstand naar de werken te kijken. Iedereen vraagt zich af waarom in vredesnaam het balkon niet wordt gebruikt. Nu staan daar slechts fauteuils voor een handvol luisteraars. Er is een indrukwekkende, oneindig lijkende lijst sponsoren. Iedereen weet dat bij grensoverschrijdende projecten de subsidies over de plinten klotsen. Toch vraagt Assen kleingeestig nog € 2,- pp naast de museumkaart. Waarin een klein museum groot en dus weer klein kan zijn. Assen presenteert een piepklein informatieboekje (met soms één woord als toelichting (bijv. ‘Zeefdruk’ bij een Roy Lichtenstein)). 

Emden is royaler met een groot boekje met veel meer info en nuttige fotografie als illustratiemateriaal. Okee, okee, genoeg, maar wat een prachtexposities. Naast beeldende kunst is er info over politiek en muziek uit die tijd.
Na de grote overzichtstentoonstelling van Hopper in 2004 in Keulen wil ik weer echte Hoppers zien. Hopper was een veelschilder. Hij maakte meer dan 3000 werken, waarvan er nu (zegge en schrijve) twee in Assen te zien zijn: ‘New York Restaurant’ en ‘Morning Sun’, respectievelijk geplaatst onder het thema Stad en Mens. Andere subtitels in Assen zijn: Verhaal, Stilleven en Platteland. Ik kies de invalshoek van het verhaal.

Hoppers Morning Sun (1952) toont een vrouw op een bed zittend en kijkend naar een huizenblok met op de achtergrond een waterreservoir. Twee elementen domineren: de vrouw en de mooie groenige lichtbaan die achter haar op de muur wordt geprojecteerd. Wat haar interesseert of obsedeert, waar ze naar kijkt, zeg het maar. Ze poseert overduidelijk. Opvallend zijn haar vlekkerige huid op de bovenarmen, haar forse bovenbenen, witte voorhoofd, en haar ogen, bestaande uit donkere driehoekjes. Haar mondspieren lijken strak. We lezen dat het om Hoppers vrouw gaat die haar man te verstaan heeft gegeven niet langer van modellen gebruik te maken maar dat hij haar moet schilderen. Een eenzame vrouw, denk ik, als ik haar bekijk. ‘Verdomme, waarom moest dat raam zo nodig open,’ denkt ze. ‘Straks zal Ed wel weer zeggen dat het alleen om het licht om de muur ging. Wat gaat hij met mijn okselhaar doen en mijn artrosevinger? Als dit maar goed gaat.’

Iedereen die in een kerktoren wel eens de vlag heeft moeten hijsen kent Toll Rope (1951) van Andrew Wyeth. Je opent een piepende en krakende deur en je beklimt een wenteltrap. Na vijftig treden beginnen de houten ladders. Sommige staan vast, een enkele wiebelt op een te smal plankier en alle zijn door houtwormen bezocht als bejaarden door in hun hoofden borende kwade dromen. Een muf ruikend henneptouw biedt houvast bij paniekaanvallen. Boven je kiert een baan licht en zijn duiven, rustgevend als altijd, hoorbaar. De wind suist om de taps toelopende torenspits. Bij elke stap dwarrelt stof op. Je verbaast je telkens weer over de ingenieuze pengatverbindingen die de balken spijkervrij aan elkaar kluisteren. Hier en daar een krijtstreep als een spoor van je voorganger, een halve eeuw geleden.


Van The Lake in Central Park (2017) van Stone Roberts is de verf nauwelijks droog. Een maand of vier voor deze tentoonstelling rondde Roberts dit prachtige verhaalschilderij af. Een propvol meertje in Central Park (NY) met tientallen bootjes op een kleine oppervlakte. Waar je kijkt zie je precies geschilderde mensen die het naar de zin hebben in Central Park. Er worden selfies geschoten als buksen op de kermis en men heeft oog voor elkaar. Aan de rand van het water is een overvol terras. Zat je buurman erbij, je zou hem herkennen. Rechtsboven, achteraan ontwaar ik een minder vrolijk tafereel. Een bruid houdt haar linkerhand vertwijfeld voor haar gezicht, terwijl ze belt met de onzichtbare telefoon in haar rechterhand. De bruidegom is niet komen opdagen. Het prijskaartje zit nog aan de zoom van de witte trouwjurk. Ze wordt straal voorbijgelopen door een kanoër. ‘Als ik haar ga helpen is mijn hele middag naar de knoppen,’ denkt hij, ‘doorlopen dus. Ik doe net alsof ik haar niet zie.’ 

Dieren en dingen, kijk en doe tentoonstelling CBK Emmen (27 jan – 2 apr 2018); gratis

Vooral de zin ‘bij grote belangstelling mag er maximaal één begeleider per kind meekomen,’ triggerde. Grootspraak of realiteit? Kinderen meeslepen naar het museum, is dat verantwoord? (*) Bestaat kunst voor kinderen? ‘De tentoonstelling is speciaal voor jong en oud’ gaat de folder ronkend verder. Dat lijkt me net zo paradoxaal als de NTR-slogan ‘speciaal voor iedereen’. De aanmoedigingen ‘spannende kruisingen, veel te ontdekken en zelf te doen’ trekken ons over de streep. We krijgen geen spijt…

‘Wat een mooie tentoonstelling!’ is de eerste reactie in het gastenboek. Carolien Adriaansche, Jennifer Koning, Erica Scheper en Myrte van Dijk zorgen voor verbazing, verwondering, inspiratie en bewondering.

Marieke Meijerink houdt de openingstoespraak. Zij praat ons vlotjes bij over de vier exposanten. Dat de expo voor kinderen is betekent niet dat het kinderachtig is. De dierenwereld en alledaagse voorwerpen spelen een grote rol. Er zijn grote en kleine objecten van beton, gips en aan elkaar geplakte teenslippers die ooit ergens aanspoelden en liever in het CBK Emmen dan in de plastic soep terechtkwamen. Carolien Adriaansche toont gerecyclede spullen: vindingrijk en grappig bewerkt en geassembleerd. Jennifer Koning presenteert realistisch en impressionistisch geschilderde (huis)dierenportretten.

Herkenbaar maar nergens gewoontjes. Bij Erica Scheper geen overbekende soepblikken, maar precies geschilderde melkpakken, een pakje boter en een opgepompt brandalarm. De filosofische achtergrond bij haar werk: waarom wordt het ene voorwerp wel en het andere niet geschilderd en zo tot kunst verheven? Van Myrte van Dijk zien we kleine en grote betonnen en gipsen dieren die ondanks het formaat speels en licht blijven; ze mogen aangeraakt worden. In het bedrijf van de gebroeders Ninaber worden op elkaar gelijmde teenslippers tot kunstige, veelkleurige dieren gefixt.

Alle voorwerpen die niet achter gele strepen staan opgesteld mogen worden betast. Waren in het CBK informatiestickers nog wel eens onleesbaar voor bezoekers, nu is alles op kinderooghoogte geplaatst, compleet met vragen die verder kijken en zoeken bevorderen. Zijn er helemaal geen minpunten dan? Het is allemaal erg braaf. Opwinding, schrik, schokken en ergernis ontbreken. De ervaring dat gegeneerde ouders, tantes en ooms je hoogrood van bepaalde kunstwerken willen weghouden, ga je hier niet krijgen.

Na de openingshandeling, het lint wordt door een junior doorgeknipt, is het tijd voor jeugdtheater van ‘De Toren van Geluid’. Twee theaterdieren, muzikaal & vocaal sterke jonge kerels, kluisteren een dertig zeer jonge kinderen, en minstens evenveel (groot)ouders aan hun spel met de dieren muis, vos en tijger. Met flair en kunde bespelen ze unieke muziekinstrumenten en het piepjonge publiek als Beethoven zijn klavier. De iets oudere kinderen, vanaf ongeveer zeven jaar, blijven op veilige afstand. Van alle zijden opperste concentratie. Het plezier spat eraf als verfspetters op een doek.

 

(*) Onderzoek leert dat wanneer kinderen in de jeugd worden meegenomen/meegesleept naar musea, er een grote kans is dat ze later uit zichzelf musea gaan bezoeken.