Groei van AKE in CBK Emmen (6 december 2018 – 20 januari 2019)

Stijn aan het werk

Wethouder Robert Kleine, tentoonstellingmaker Joost Slijpen, AKE-voorzitter Cora Lameris, gitarist Gerard Rolink, mondharmonicaïst Chris Vrijbloed, communicatieofficier Suze van der Ster, vrijwilligers Petra Folkertsma, Roelie Overvoorde, Nelleke van den Berg en Inge Bousema: allemaal leuk en aardig, maar het ging vanavond natuurlijk om de twee jongste AKE-leden STIJN Weekamp (2004) en TEUN van Dijk (2002). Beiden zijn al enkele jaren lid van Amateur Kunstenaars Emmen. Zijn jongeren in de sport een natuurverschijnsel, in cultureel angehauchte clubs bepaald niet, daar zijn ze zo zeldzaam als roetveegpieten op het platteland. Met verve stonden Stijn en Teun geconcentreerd te arbeiden voor in de zaal.

Teun (voor) Stijn (achter)

In zowat alle openingswoorden werd dit tweetal aangehaald. Wat doen twee jonge kerels bij het vergrijsde AKE? Teun (Emmerhout, 5e klas VWO):”Ik houd van tekenen en schilderen. Dat artistieke komt nog in de familie voor, de internationaal bekende kunstenaar Adrie de Fluiter is namelijk een oom van mijn vader. De kwaliteit van de kunstlessen op school is, eh, wat oppervlakkig, er is ook weinig tijd voor. Bij AKE oriënteer ik me op kunst en leer ik de basisvaardigheden. Het is een belangrijke hobby voor mij. Over tien jaar? Dan ben ik architect.” Stijn (Parcival College Groningen, h/v): “Op school krijgen we slechts een blokuur tekenen, voor mij wat te weinig. Bij AKE ontwikkel ik mijn tekenvaardigheden.”

De Emmense amateurkunstenaars exposeren al sinds jaar en dag bij het CBK Emmen. In de afgelopen periode scoorde AKE goed met een expositie in het Rensenpark. Meer dan 5.000 bezoekers bezochten de groepsexpo. Voorzitter Cora meldt dat deze expositie voor een vijftig nieuwe leden heeft gezorgd.

Mariola Bekel: sieraden

Wethouder Robert Kleine heeft de wanden van zijn kantoor permanent ter beschikking gesteld van AKE-leden.

Jan Liewes: Koolzaad

Op deze manier is hij verzekerd van een verse aanvoer van landschappen, bloemen, planten, een prachtig expressionistisch lammetje, enz. waar hij geen omkijken naar heeft. Hij roemt de samenwerking AKE – CBK. Samen met Stijn en Teun opent hij de expositie. Joost Slijpen is trots en blij en prijst deze expo als een fantastische en noemt, vanwege de drukte, vandaag een Black Thursday, parallel aan de in Amerika superdrukke Black Friday. Cora Lameris gaat in op de laagdrempeligheid van AKE.

Meer dan tachtig werkstukken worden in ‘Groei’ getoond. Keramiek, sieraden, installaties, collages,

Janny Eising: Lammetje

houtskooltekeningen, aquarellen, natuursteen, olieverven en meer. Eyecatcher is natuurlijk een mooie fontein.

Nadja Kerkmeer, Bart Mol: Installatie

Wethouder Kleine verklaart stellig dat dit kunstwerk nu net niet op zijn werkkamer een plaats krijgt, vanwege een mogelijk te sterke plasreflex. Natuurlijk zie je veel kwaliteitsverschil, maar het plezier dat van de getoonde werken afspat is overduidelijk. En dan die lekkere muziek op de begane grond…

Chris en Gerard

Film Het oneindige zoeken over M. C. Escher (29 november 2018 CBK Emmen € 3,-)

In de mobiele bios Locacinema van Emmens Filmhuis kijken zo’n honderd gasten in de grote zaal van het CBK-gebouw, zonder verduisterende gordijnen maar met gitzwarte raampartijen, naar een film over Escher, die de meesten nog van vroeger kennen van de grote stapels onverkoopbare ramsj bij wat destijds De Slegte heette. We zien een kwetsbaar kind uit Leeuwarden dat naar Toscane moet verhuizen om aan te sterken, en zich ontwikkelt tot een succesvol kunstenaar met wiskundige inslag die trouwt met een vrouw die aanleg heeft voor psychische problemen met wie hij twee zoons krijgt van wie er een later korte tijd achter de Italiaanse fascisten aanloopt. Eschers vrouw ontwikkelt wat ‘mental problems’, Escher zelf op latere leeftijd darmkanker. Escher is iemand die zijn hele leven twijfelt aan zichzelf en zich steeds minder begrepen en daardoor eenzaam voelt. Commerciële gasten in Amerika vergrijpen zich aan zijn werk door orgastisch- psychedelisch kleuren te rammen in de sobere grijs- wit- en zwarttinten en deze piraterij dan voor te veel geld illegaal verkopen.

Escher over zichzelf: “Ik ben niet een kunstenaar, ik ben een wiskundige.” In de film volgen we hem op zijn reizen naar Spanje en Italië. Hij vestigt zich in Rome. Het is een schitterende film. Dat er af en toe een kleine hapering in de projectie is neemt iedereen voor lief. De sympa entreeprijs, de gratis koffie en thee vooraf, geschonken door de vriendelijkste gezichten die je maar kan wensen, maken alles goed. De film geeft een zeer compleet beeld van leven en werk van deze imponerende kunstenaar. Escher raakt geïnspireerd door geometrische vormen op eenvoudig ogende tegeltjes die hij tegenkomt in het Alhambra in Granada. Ook de muziek van Bach stimuleert en inspireert Escher. Het mathematische, het dwingende ritme, de herhaalde cadans in deze muziek doen het. Later beïnvloedt Escher popmuzikanten. Graham Nash, Mick Jagger en vele anderen roemen zijn werk. Jagger vraagt Escher een hoes voor hem te ontwerpen. Dat weigert hij.

Als je Eschers werk bekijkt verbaast het dat hij is begonnen met modellen en landschappen, veelal houtsnedes. Schitterend komen de prachtige, soms gemetamorfoseerde beelden voorbij van eindeloze trappen, vlinders, reptielen, vogels en vissen die in elkaar overgaan. Het wiskundige in zijn werk noemt hij het resultaat van eindeloos zoekend systematiseren en weer vraagt hij zichzelf af of het wel kunst is wat hij maakt.

De Ploeg 9: Galerie Van Strien (4 november – 27 december 2018) 100 Jaar De Ploeg

Thomas Dijkstra

Belangstellend gadegeslagen door Van der Valks verre toekan tonen maar liefst elf Ploegschilders hun werk bij galerie Van Strien in Nieuw-Amsterdam: Marjan Cornelius, Willem Corsius, Thomas Dijkstra, Harriët Geertjes, Annelies Gommer, Arien de Groot, Marten van Holten, Geert Schreuder, Mary Velthoen, Aly van der Wal en Janny van der Woude.  Historie en vooruitgang komen hier bij elkaar aan de periferie van Nederland. Aan Duitse zijde overzien van vooruitgang getuigende windturbines de streek die ooit werd gedomineerd door turfstekers, illegale jeneverstokers en heideplaggers. Godzijdank werd de regio aan de vergetelheid onttrokken door Vincent van Gogh en Max Liebermann die hier eind negentiende eeuw ronddoolden en artistieke sporen nalieten. Nieuw-Amsterdam begint met een splinternieuwe kade aan de Vaart Zuidzijde Friese watersportallure te krijgen en het verderop gelegen Erica en Weiteveen hebben al voldoende allure met resp. bard Daniël Lohues en een door de koning geopende schaapskooi.

Willem Corsius is de eerste die het spreekgestoelte bestijgt. Hij maakt reclame voor twee interessante Ploegpublicaties. Daarna betreedt Peter van Strien de zeepkist. Hij verhaalt van een protestgroepje Groninger kunstenaars dat protesteert tegen de aandacht voor De Ploeg. Schertsend spreekt hij van tegenacties in de vorm van ‘een schop onder de kont’ en ‘met een knokPloeg eropaf’.

Een voor een stelt hij de Ploegkunstenaars voor aan de ca. vijftig aanwezigen die gedurende zijn woorden zichtbaar moeite doen de alvast uitgestalde hapjes en drankjes even te laten voor wat ze zijn.

De toespraken bieden ampel gelegenheid om door de ramen naar buiten spiedend even weg te dromen. We zien grijze Drentse landschappen langzaam oplossen in een aarzelende nevelige schemer. Van Strien wil gezegd hebben dat De Ploeg meer is dan landschappen & ploegen die strakke voren trekken en memoreert:

  • detail Marjan Cornelius

    de kleurige feestmutsen van Marjan Cornelius en glaswerk in houtskool en potlood;

  • de strakke Waddenlijnen van Marten van Holten;
  • digimateriaal en driedimensionaal werk van Willem Corsius;
  • de geheimzinnig dreigende parkeergarages van Annelies Gommer;

    Annelies Gommer

  • de landschappen van de geest van Arien de Groot;
  • de liefde en fascinatie voor en de worsteling met de dingen die voorbijgaan en de schoonheid van verval van Geert Schreuder;
  • Aly van der Wal die erin slaagt het land, water en de lucht bijeen te brengen met het licht als de grote tovenaar;
  • Harriët Geertjes die in haar zoektocht beeld en intentie doet samenvallen;
  • Janny van der Woude die twee ‘plein-airtjes’ toont;
  • de mevrouw in het zwembad van Mary Velthoen die de worsteling van de mens (= wij) om het hoofd boven water te houden, toont;
  • en tenslotte Thomas Dijkstra die een thuiswedstrijd speelt en evenwicht in de expositie brengt met wat groter werk, o.a. een grote dame die vlakbij de entree de bezoekers welkom heet.

Na een liefdevol ingepakt overheerlijk augurkje en een glaasje witte wijn zien we zowaar een van kou rillende toekan goedkeurend knipogen.

Turk in Almere-zuid over Friese fonteinen en meer

Zoals de Turk in een Almeerse buitenwijk streeds Turkser wordt zo word ik in Emmen steeds Friezer. Woorden als cultuur, vooruitgang, moedertaal, hafabra, kerkorgels, schaatsen, kaatsen, zeilen, paarden, zelfredzaam, windenergie, betaaldvoetbal, eigenzinnig, eiland, infrastructuur, gemeenschapszin, kaas, artistiek, literatuur, kunnen niet voorbijkomen of ik maak de uitstap naar de moeder aller provinciën: F. Natuurlijk moesten we de elf fonteinen zien. In het kader van Leeuwarden Culturele Hoofdstad (voor Maastricht, voor Groningen en voor Haarlem) delen ook de andere tien steden mee in de winst. In elke stad, behalve Dokkum, want Dokkum is wat traag, wordt een fontein geïnstalleerd. Mooie dingen hoor die fonteinen, daar niet van. In één woord kwetsbaar, origineel, bijbels, over-the-top, artistiek, decoratief, duur, vergankelijk, sober, prachtig, allemaal tegelijk. In IJlst een boeket blommen op een zwarte tol, in Stavoren een Jonas; ongelijk de bijbelse variant is deze via een permanent openstaande bek te betreden: mensen wordt in ruil voor een nat pak toegestaan op de tong te gaan zitten en een Jonaëske ervaring op te doen.

Voorbij Hindeloopen, net voor Workum kijk je even naar links. Zonder na te denken rijd je door, totdat je beseft wat je ziet: een opdekoppe boerderij. Hoe ‘oarsom tinke ‘oarsom bouwe’ wordt. Kijk zelf en verbaas je met mij….

Red Dot Design museum, Essen (D) € 9,-

Ga voor het indrukwekkende Ruhrgebied met het meer dan schitterend industrieel complex dat een compleet beeld schetst van de Duitse kolenindustrie in de vorige eeuwen, inmiddels Unesco-werelderfgoed. Verwonder je over de vernuftige kolossale industriële ijzeren installaties in gebouwen van donker baksteen met immense stalen deuren en ijzeren kozijnconstructies met middeleeuwse isolatiewaarden. En zie designs van fietshelmen, bestek, rugzakken, telefoons, klemmetjes, sportkleding, mountainbikes, kookplaten, kunststof kozijnen die in de EBI in Vught niet zouden misstaan, een gyrocopter, en meer. Badkuipen, elektrische ramen, pennen, laptops en wastafels waarvan de schoonmaker die in elk mens huist kan zien dat gebruik ervan een dag lang spatvlekkenpoetsen zal vergen. Maar toch is weer niet zo veel te zien als de verwende bezoeker van de jaarlijkse Eindhoven Design Academy verwacht. Tuurlijk, Duitsland, dan zeg je Grohe kranen en Gardenaslangenhaspels en Hiltie apparatentuig, en een Audi aluminium body opgehangen aan het plafond als een kroonluchter in de Keulse dom, maar waar zijn Benz, Porsche en VW? Veel uitgestalde waar mag je aanraken, maar na verloop van tijd ontdek je steeds vaker de irritante ‘nicht berühren’ bordjes en het gemis van productinformatie (materialen, prijzen, datering). Naarmate je dichter bij het dak komt, stijgt de temperatuur als in de nok van een zorgcomplex of wietkwekerij. In dit museum, nou ja, museum: geen airco. Wel soort van zwevende loopbruggen van staal en beton, die na het drama in Genua onheilspellend hoorbaar kraken en meegeven. 2000 voorwerpen uit 45 landen. Echt? Bij de uitgang denk ik meer aan 750 stuks, gemakkelijk te doen in een uur. Buiten, ha frisse lucht, volgt de ene verwondering op de andere als regeringsperioden van Die Angela: wilde vlinderstruiken en gulden roede in een kunstig vormgegeven en licht aangetast industrieel geheel met in cement verzonken spoorlijntjes, reuzenraderwerken, oneindig lijkende roltrappen, overal buiten zittend rokend personeel en een informatie-Ecke met twintig centimeter dikke betonnen muren. Twee verbeterpunten: maak alles interactief en aanraakbaar en maak een ruimte waarin elk jaar twaalf eindexamenwerkstukken van de designacademie te zien (en aan te raken) zijn.

Beeldentuin Clingenbosch, Wassenaar, rondleiding € 20,-

Clingenbosch is een topper onder de meer dan zeventig beeldentuinen in Nederland. Eigenaar, initiator, mecenas Van Caldenborgh werd rijk in de chemie. Dat woord heeft niet voor iedereen een gunstige bijklank. Ik associeer het met paars en oranje uitgeslagen sloten en bermen die ik in mijn jeugd, op weg naar school fietsend, tussen Oudwoude en Westergeest passeerde. Lekkende vaten, penetrante luchtjes en gezondheidsrisico’s. Tegelijkertijd heeft iedereen wel een zus of broer van wie het levenseinde met hulp van ‘chemo’s’ iets werd uitgesteld. Over Van Caldenborgh lees ik geen schandalen. Quote schat zijn vermogen op 400 miljoen. Het verschil met voetballers, wietkwekers en koninklijke hoogheden is dat hij niet zijn leven in het teken van belastingontwijking (Ronaldo, Messi, de Oranjes) stelt maar in dat van de moderne kunst. Hij verzamelt alles wat hij leuk vindt. Omdat daar niet echt een lijn in te ontdekken is maar het toch een naam moet hebben, een leuke bovendien, heet het eclectisch. Eclectisme is een mooi woord voor diversiteit. Als paella, als een zomerkermis, een beetje van dit en een beetje van dat. Dit gebrek aan dogma’s leverde tot nu toe verrekt mooie collecties op, binnenshuis (museum Voorlinden, Wassenaar) en buitenshuis (beeldentuin Clingenbosch, id.).

Van Caldenborgh wil, als exhibitionistisch angehauchte particulieren die met een beeld van Willem Kind in de voortuin hun goede of slechte smaak etaleren en dat willen delen met voetgangers, honden en steenmartertjes, als plattelands tuineigenaren aangesloten bij ‘Groei en Bloei’ die bezoekers in de tuin lokken, zijn rijkdom delen met belangstellenden. Museum Voorlinden is het hele jaar geopend (entree € 15,- museumjaarkaart geldt hier niet). Op donderdagmiddag worden er rondleidingen georganiseerd in beeldentuin Clingenbosch. Die duren van 15.00 – 18.00 uur, met vooraf een kopje thee en achteraf een glaasje wijn, water of limonade. Per middag kunnen maximaal 75 personen meedoen, die dan in vier of vijf groepen worden verdeeld. Een (zeer) deskundige gids, wij hadden gids Coby, vertelt iets bij elk gepasseerd kunstobject; jammer dat ze de fallussymboliek in de ‘mushrooms’ onvermeld laat; kijk die fiere stammen eens, die schitterende eikels net onder de hoedrand, het gestileerde scrotum, pfff. De ontvangst is buitengewoon gastvrij. In 2018 zijn de rondleidingen uitverkocht.

Wie is de artiest? De uitvoerder of bedenker? De meeste objecten worden door de kunstenaars zelf gemaakt. Een klein deel wordt uitbesteed aan derden, die de opdracht voor de kunstenaar uitvoeren. Je kunt en moet je afvragen wie de kunstenaar is wanneer het idee om zo’n veertig glazen borsten fabrieksmatig te produceren wordt uitbesteed aan de plaatselijke ambachtelijke aannemer of glazenier. Over groei en bloei gesproken: paddenstoelen, aalbessen en rode appeltjes doen het goed in Clingenbosch.

Mushrooms, fiberglas/autolak, Sylvie Fleury 2005

 

Don, aluminium, Don Brown, 1998

Caldenhok, Chrysler met aanhanger, Atelier Van Lieshout, 2001 – 2002

 

Lost in Lead, lood, arduin en brons, Berlinde de Bruyckere, 2008 – 2011

 

Huis, gemengde techniek, Expo Henk 1994

 

Maria Roosen

 

Blessed, brons, keramiek 2001, Anya Gallaccio

 

Expositie Ruud Venekamp in het CBK te Emmen (vanaf 23 juni 2018)

Zonder titel

Bij Ruud Venekamp lever je, zegt de folder, de betekenis van het werk in voor de verf, het doek, de vorm, de geur (sic!). De toon is gezet. Dat belooft wat. Als je zijn werk ziet, nog steeds dixit de folder, springen geel, blauw, roze en groen in het oog. Tentoonstellingsmaker en CBK-medewerker Joost Slijpen noemt het een vrolijke tentoonstelling. De fikse ruimte vraagt om veel of groot werk. Het woord goed hoor ik niet. Venekamps werk is moeilijk in een kader te vatten. Slijpen noemt hem een schilder-schilder met een onderzoekende toets, die zoekt naar vorm en inhoud. Eens kijken wat de reclametekst gaat betekenen als je over literatuur spreekt: let bij het nieuwste boek van Middendorp niet op de inhoud, maar op het formaat, de kaft, de bladspiegel en de geur.

Hoogleraar Rosemarie Buikema opent de expo met een hyperkorte analyse. Zij haalt de inmiddels in de psychiatrie in onbruik geraakte Freud erbij om het kleurgebruik van Venekamp te duiden. Toeschouwers zouden getriggerd worden door het kleurgebruik, op zoek naar wat erachter zit. Letterlijk achter de verflagen, want hier en daar kieren zachte roze tinten onder de harde gelen vandaan. De ogen worden getrokken door een detail en vanuit dat punctum wordt er verder gekeken. Kunst raakt een snaar, iets waar je geen contact mee hebt of zelfs hebt verstopt. Bij aanraking kan het tot ontroering leiden.

Nootmuskaatplantage

Helaas duurt Buikema’s toespraak slechts vijf minuten en dat stelt me teleur. Echt, ik had op een stevig openingsverhaal gerekend. Ik word niet ontroerd door Venekamps werk. Een goede toelichting trekt mensen soms over de streep. Ik zie veel grote doeken, duur ook (ongeveer tussen de 3,5 en 4,8K) waarop gelen, groenen en rozen domineren. Bij de meeste van zijn werken zou het niet opvallen indien ze gekanteld gepresenteerd zouden worden. Ik zie botanische figuren: takken, bomen en varens, die soms op slordige afdrukken lijken. Veel schilderijen hebben een soort kaderlijnen aan de randen. Soms herken ik heel brede kwaststreken, als van een blokkwast.

Venekamp was student en is nu docent aan de kunstacademie Minerva in Groningen. (Vanwege de eenzijdig op abstracte kunst gerichte opleiding, werd in 2005 als tegenhanger de klassieke academie opgericht). Venekamps invloed op kunststudenten is aanzienlijk. Na zijn studie ontving hij beurzen en stipendia met een deel waarvan hij inspiratieopwekkende, verre reizen bekostigde. Zijn werk wordt aangekocht door particulieren, musea en (grote) bedrijven.

Waarom doet zijn schilderwerk mij niets? Ik mis een reflectie op de wereld rondom mij. Ik zie (soms haastig geschilderde) schilderijen, decoraties, kleurrijke, te dure, abstracte illustraties. Als positieve emoties pas na extra info kunnen worden opgewekt, ontbreekt er iets in het werk zelf. Deze kunst heeft een gedegen hoorcollege, zowel over de maakgeschiedenis als over psychiatrische zijpaden nodig om de smaak te ontsluiten, maar het werk zelf of de maker geeft de toelichting niet.

Als ik de aanwezige wethouder vraag naar het decoratieve gehalte van Venekamps kunst, wordt hij onrustig en haalt Slijpen erbij. Liever spreekt hij over de weldadigheid van het CBK, welks doel tweeledig is: educatief en kunst ontsluitend.

De Plantage; detail

Even terug naar professor Buikema. Ik herken in haar de literatuurvorser die een mooi verhaal wil vertellen. Je peutert aan de oppervlakte en dan zie je dat het erachter gebeurt. Het eigen thema van de kunst confronteert en roept nieuwe vragen op. Het aan Freud ontleende begrip Deckerinnerung wordt erbij gehaald. Herinneringen uit de jeugd zouden zijn toegedekt en door eraan te peuteren weer naar boven kunnen komen. Een interessante zienswijze, temeer daar Freud in de psychiatrie al decennia bij het grofvuil is gezet. Jammer dat de klok hier haar grootste vijand is. De patriarchale beknotting ervaar ik bijna als een belediging van het publiek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Museum Møhlmann Appingedam Duizend Moderne Miniaturen € 6,- (museumkaart ‡ geldig)

1000 kunstwerken van 123 kunstenaars (ruim 70 mannen en ruim 50 vrouwen) zijn uitgestald in een prachtig particulier museum in Appingedam, misschien wel het mooiste onafhankelijke museum in Noord-Nederland. De muren en wanden hangen vol, er is redelijk wat publiek, maar nooit krijg je het gevoel dat het te vol is. Museum Møhlmann flikt het maar weer. Zoals Rob Møhlmann het zelf ooit flikte (tussen 1982 en 1993) om 124 schilderijen te maken in de Canto-serie, waarbij op elk schilderij het blikje van het merk Canto centraal staat. Permanent te zien in dit museum.

Peperkamp, 6 werken, waaronder Puck en Belle

Misschien had Møhlmann het aantal inzendingen per kunstenaar moeten beperken, misschien ook niet. Duizend miniaturen zijn te zien. De maximale afmeting is 14 bij 14. 123 kunstenaars hebben werk ingezonden: figuratief, realistisch werk. Het kleine formaat voorkomt te hoge prijzen, al is € 1.600,- voor een klein werk van Hofman veel geld. De ondergrens ligt ergens bij € 60,- voor een werk van De Smidt. Wat een techniek, wat een vernuft, wat een verscheidenheid. Sommige werken zijn zo klein dat de aanwezige vergrootglazen goede diensten bewijzen. De gemiddelde leeftijd van de kunstenaars is (schat ik) 60+. Dat is ook te zien. Veel portretten, bloemen, dieren (heel veel vogels natuurlijk), schelpen, peulvruchten en veel natuur. Pečenica heeft maar liefst 100 werkjes (voor zover ik me kan herinneren alle groenige landschappen in de scraperboardtechniek)

H.T.G. Wolters – Spitsmuis

ingezonden. Hier vechten de typeringen seriematige productie en oorspronkelijk werk een robbertje. 100 werken in dezelfde trant maakt de expositie niet sprankelender. In andere kunsten (muziek, literatuur) bonzen jongeren op de deur, maar hier begint de jeugd bij 30. Slechts 11 kunstenaars uit de jaren 80 en 70, de rest is allemaal ouder. Dat wreekt zich in de thematiek. De emoties zijn braaf, doorleefd en gemoedelijk, het woord ouwelijk klinkt te negatief. Weinig oppositie, boosheid, geilheid, humor, opstandigheid, gedurfdheid. Hier en daar zijn de handen van oude meesters meer dan zichtbaar,

een landschap van Verkerk

ook letterlijk de handen van docenten aan de (klassieke) academie (Van Loon) en handen van museumdirecteuren (Thijn, Møhlmann, Horneman – Ottens). Naast lithografieën en scraperboardtechniek zie ik aquarel of olieverf op paneel, koper, camembertdoosjes, doek, leisteen, karton, hout, schelpen, metaal, marmer, muizenval, gips, en dan nog driedimensionaal werk in brons, keramiek, terracotta, Belgisch hardsteen, marmer en wie weet nog meer. Ik mis het werk van twee Groninger kunstenaars die al langer klein werk maken: Gommer en Jonkman.

Wat is me bijgebleven? ‘Jongen’ van Hage, ‘Pioen’ van Van der Winkel, ‘La douce France’ van Van der Vegt, de dubbele landschappen van Verkerk, Van der Wals door merg en been gaande Groningse permafrostlandschappen, ‘Zoetigheid op kruishoogte’ van Pol, Peperkamps ‘Puck’en ‘Belle’, het kleine en fijne precisiewerk van Koetse, ‘Muis op duimstok’ van Wolters, en natuurlijk het bekende tekenwerk van Woldhek. Maar de kroon spannen Elias met ‘Bert’, Snijders met ‘Vrouw Hakkers’ en het indringende portret van een vrouw van Renting. Bij deze drie zie ik de menselijke vertwijfeling, de hapering van het leven, het ongepolijst-markante van de imperfectie, kortom de herkenbare mens.

Pol Zoetigheid op kruishoogte

Binnenkort in dit museum: De Vrouwelijke Toets, met louter vrouwelijke kunstenaars

De Ploeg 8; (****)Jubileumtentoonstelling De Ploeg in Pictura Groningen (13 mei- 24 juni)

Alkema XL 1 (inkt op papier 125 x 195 cm)

Het is een chiasme: terwijl de oude Ploeg met oud, gekend en herkenbaar werk resideert en exposeert in de moderne zalen van het Groninger Museum, komt de springlevende Ploeg met nieuw en bij vlagen modernistisch werk bijeen in het antieke Pictura.  De jubileumexpositie is meer dan geslaagd: veel nieuw werk, heel veel uitgesproken mooi, interessant en aantrekkelijk.

Het is en blijft een prachtige locatie, het statige, oude pand van Pictura aan de Walburgstraat. Een wirwar aan zaaltjes, op- en afstapjes, trappen met tapijten, nauwe gangen en dan boven een soort walhalla, een grote, luchtige en lichte ruimte. Het wijd open raam en het plafond van zondoorlatende platen spotten met alle museumwetten van beheersing van licht en lucht. Je waant je meer in een plantenkas dan in een museum waar de luchtwaarden permanent worden gemonitord. De locatie ademt de sfeer van voor de oorlog. De Ploeg is thuis in de oude doos waar ze groot werd.

Van der Sleen De aanroeping harsolieverf op paneel, 50 x 60 cm)

Er zijn toespraakjes van een Picturamedewerker, wethouder Ron de Raak en Ploegvoorzitter Corsius. De historische band tussen de Ploeg en Pictura wordt gememoreerd. Vanaf het allereerste begin kennen zij elkaar en de verkering is nooit uitgegaan. De wethouder vat de relatie tussen de Ploeg en de stad Groningen samen. Aan de getoonde kunst en haar makers waagt hij zich niet. Ondertussen worden in het publiek de eerste waaiers gevouwen. Woorden als fantastisch, springlevend en roemrucht komen voorbij. Maar toch. Zou er in de relatie iets zijn misgegaan? Het lijkt erop dat de Ploeg wraak neemt door de wethouder bij de onthulling van een fotodoek niet een soepel open glijdend lusje te laten aantrekken maar een knoop die steeds strakker gaat zitten, als een verkeerd geknoopte schoenveter in een molière. Beleefd volgt het publiek het ongemakkelijke gespartel met de touwen.

Corsius, Geertjes en De Raak

Corsius memoreert het ontstaan van het boek en zegt iets over de vorm en inhoud. Cornelius en Geertjes lezen fragmenten voor uit de notulen van de vereniging. Geertjes tovert de lach op gezichten van haar toeschouwers door met een ouderwetse polygoonstem de historiciteit en authenticiteit te benadrukken. Net voordat de eerste gasten flauwvallen wordt er als openingsact een foto ontrold die het begin en het nu markeert van de Ploeg. De muziek zet in, er ontstaat een run op de drankjes en we maken een ronde.

Vooraf enige informatie: 21 van de 22 Ploegleden tonen samen bijna honderd werken met een gemiddelde prijs van ruim € 1.000. De prijzen variëren van € 69,95 (Jonkman) tot € 4.750,- (Van der Sleen) met dien verstande dat er ook werk is dat niet te koop is (Gommer, Hagenaars, Van den Berg) of waarvan de prijs nader overeen te komen is (Hagenaars). Er is ook klein werk (ik leg de grens bij max 0,10 m²), van Alkema, Cornelius, Corsius, Gommer, De Groot, Jonkman en Schreuder. Driedimensionaal werk presenteren Van den Berg, Corsius en Hagenaars. De bronzen en bladgouden man van Hagenaars staat pontificaal centraal in een kamer. Van den Berg heeft zijn succesformule, de roerstokjes, in een halovorm op een sokkel geplaatst en Corsius presenteert met een schetsboek een ode aan Werkman.

Meest opvallend vind ik de monumentale ‘XL 1’ en ‘XL 3’ (inkt op papier) van Alkema: ik fantaseer dat de looplijnen van miljoenen babymieren, uiteraard symbool voor over de aardbol zwervende mensenstromen, minutieus zijn gevolgd en opgetekend. Zoals in het voetbal de aanvoerder vaak de boel aanjaagt, is het Ploegvoorzitter Corsius die met expliciet nieuw werk komt. Acht schitterende ‘Nouveau Lisa’s’ (DigiGrafiek), fotografische vormen in ‘Stad en Ommeland’ (piëzografie op doek) en dan ‘Natuurlijk, zonder titel’, een gefotografeerde vrouwenrug met twee doorschijnende bladeren waarvan de nerven als aderen zichtbaar zijn en uitlopen naar bovenaan, naar het zedige begin van een bilspleet. De raak geschilderde cactussen met bijen resp. een vogel van Jonkman maken me vrolijk, net als haar ‘Zomer met passie’ dat doet en het humoristische (of dieptragische?) ‘Verdwaald’ van Dijkstra.

Marten van Holten ‘een wandeling op Schier’ (acryl op linnen, 150 x 100 cm)

Van Holten blijft ijzersterk met zijn waddenwerken, de landschappelijke lijnen worden haast geometrische vormen. Met mijn neus op de doeken bestudeer ik zijn techniek van ‘dijkjes’ schilderen, waartegen de volgende kleur wordt gevlijd. Van den Berg komt met drie mannenfiguren die uitgezaagd zijn in multiplex en van aanstekelijke kleuren zijn voorzien. Ik herken zijn werk uit duizenden en dat heeft hij gemeen met de vervreemdende verkeerslocaties van Gommer, het magisch realisme van Busman en misschien de bepaald niet alledaagse in olieverf vastgelegde meiden van Benniks. Van Benniks zie ik ‘Wegdromen in water’, waarvan ik enkele jaren geleden het ontwikkelingsproces kon volgen. Gijs van der Sleen, die werkt met zijn eigen harsolieverf, toont zijn precieze technische vaardigheid met ‘De Aanroeping’, ‘Portret Marieke’ en ‘Gereedschap van de Scheepstimmerman’. Kracht, Klaveringa, Velthoen, Van der Woude en Van der Wal laten zich inspireren door wat er in Noord-

Busman Vals Licht (56 x 38,5 cm)

Nederland buiten te zien is: Wadden, dorpen, pleinen, sluizen, groen en parken. En dan is er nog meer ….

 

De Ploeg 7; expo in Kloostermuseum St Bernardushof Aduard “Steentil”

Johan Dijkstra schilderde in 1924 een stenen brug, die hier steentil wordt genoemd. In Dijkstra’s tijd bestond de brug nog uit twee delen, de echte en de zgn. ‘aanbrug’. Zes Ploegleden lieten zich inspireren door Dijkstra’s aquarel, zegt de begeleidende tekst. Dus niet door de echte brug, concludeer ik. In dit = mijn zevende blogtekst over De Ploeg, ga ik verder in mijn pogingen te ontrafelen, te analyseren wat De Ploeg inhoudt. Museummedewerker Hans de Boer, die ooit samenwerkte met Bé Kracht in de tijd dat zij op de reclameafdeling van V & D arbeidden, is vrij stellig wanneer hij spreekt van “… de echte Ploeg en de huidige Ploeg.” Ik frons mijn wenkbrauwen bij het woord ‘echte’. De Boer: “Johan Dijkstra is met deze aquarel zeer herkenbaar als Ploeg-kunstenaar, dit is typisch het Groninger landschap.” Enthousiast wijst Hans de Boer ons de weg naar de echte steentil bij Dorkwerd. Er vaart, hoe bestaat het, net een bootje onderdoor met de naam Steentil. 

Wat gebeurt er, wat krijg je wanneer zes Ploegkunstenaars een plompe stenen boogbrug bij Aduard vastleggen? Hoe zwaar en indringend is Johan Dijkstra’s invloed? Gaan ze hem naschilderen, beentje lichten of proberen ze hem te overtreffen? Bij geen van de zes wordt Dijkstra’s kleurenexplosie gehaald. Bij Kracht zie ik fijne blauwen en paarsen. Bij Schreuder ontwaar ik diep roze in het steen van de brug, een kleur die in de wolken na-echoot. Van der Wal en Klaveringa houden zich in met kleur. Bij Klaveringa en Van den Berg zie ik een andere positie dan die van de foto (en het origineel?).

Thomas Dijkstra Steentil

Thomas Dijkstra, de jongste, centreert de brug, vervaagt de zijkanten en zuigt de kijker mee onder de brug door. Van der Wal kiest eigenwijs voor een ander jaargetijde. Duidelijk wordt dat hier niets wordt opgeschud, omgeploegd. Geen ontremde, dwarse, wilde gekkigheid. Ik zie een voortgang in de traditie. Alle zes lijken verknocht met het Groninger landschap zoals de oudjes dat waren en allezes produceren in een niet al te groot formaat een herkenbare brug. Van de zeven werken is er één niet met de kwast tot stand gebracht. De technieken zijn: olieverf, pastel, gemengde techniek, aquarel en houtsnede. Woonde ik naast de brug, ik kocht een afbeelding. Of ik de hoofdprijs zou willen betalen, mwaaah. De prijzen variëren van € 175,- tot € 800,-. Het komt me voor dat de meest arbeidsintensieve het goedkoopst is. Ik zie nog geen rode stippen.

Klaveringa Steentil

Bé Kracht pastel € 175 / Thomas Dijkstra olieverf € 650 / Geert schreuder olieverf € 800 / Reinier van den Berg houtsnede € 195 / Joke Klaveringa aquarel I en II per stuk € 375 / Aly van der Wal gemengde techniek € 550. Van Van den Berg en Schreuder ligt er een folder.

Geert Schreuder Steentil