‘Arib’ 1

Groningen is stad en dorp tegelijk. Ineens zijn horecabedrijfjes onaangekondigd op zondagavond gesloten, als twitterende boeren- en BBB-geesten voor argumenten. De stadswebsite oreert in chocoladen telegraafletters als een in zijn toeter schreeuwende dorpsomroeper dat de ‘broodjesbakker van eigen deeg’ een yuppenbakker is. Als op dorpskermissen en -markten zie je overal en altijd dezelfde mensen.

Op maandagmorgen kom ik haar die ik eerder ‘Arib’ genoemd heb (https://klaastaal.nl/rif-aan-akerkhof/) weer tegen, nu bij de bakkersafdeling van AH. Midden vijftig, nog steeds vals, sexy en Riffijns-Gronings. “Ik herken jou,” begint ze voorzichtig. “Je postte een brief voor je laatste tante.” Ik knik. “Wat vind jij nou van de dreigende sluiting van ‘Broodje van eigen deeg’, hier tegenover?” Beiden hebben we tijd, voel ik. Ik vind haar leuk. Ze is vastberaden, openhartig, welbespraakt, maatschappelijk betrokken, op het activistische af. “Dat ze op zondagmorgen niet open mogen?” antwoord ik met een vraag. “Ja, terecht toch,” gaat ze door. “Waarom zou je een winkel voor boomers, yuppen en de happy few extra openingstijden gunnen?” “Omdat ze hofleverancier zijn van Free Café?” opper ik voorzichtig. We komen er niet een-twee-drie uit. “Woon je hier?” Mijn ‘ja, om de hoek’ lijkt haar te verbazen. Ze vertelt dat ze Internationale Betrekkingen studeert aan de uni, daar hip International Relations and International Organization geheten. De studie valt haar zwaar. Als ik haar vertel dat ik adviezen geef op het gebied van teksten en taal, klaart ze op. Dat ze een paper moet schrijven hoor ik. Ondertussen schuift ze de rechterschoen uit met de punt van de linker en begint dan met de vrijgekomen tenen de hak van de andere voet te bewrijven. ‘Austria’s attitude towards skiers as the new farmers’, zoiets meen ik te horen. Skiërs de nieuwe boeren? Arib begint een samenhangend en steekhoudend verhaal over negatieve ecologische footprints die door de boeren vijf decennia willens en wetens zijn genegeerd en ze ziet een parallel met mensen die skiën en net doen alsof dat geen ecologische schade oplevert en over een smalle witte strip van witgespoten neopreen naar beneden glijden. Dan nog iets over lange- en kortetermijnschade. Mijn boodschappenbriefje dwarrelt op de grond. Ze ziet me kijken en knikt me toe. “Als ik er niet uitkom, weet ik je te vinden,” zegt ze hoopvol. Naar huis lopend vraag ik me af of ze daarmee mijn tekstadviesrol bedoelt of haar zoektocht naar de uitgang van de super.

‘Zeg t mor’ Cursus Gronings

In een ruimte die in niets lijkt op een modern klaslokaal maar in alles op een te kleine koffiekamer van een bijgebouw van de Elfde Dags Adventisten uit het Westerkwartier, staan de tafels opgesteld in een hoekige hoefijzervorm. Aan de kopse kant geen flitsend smartboard met internet maar een flipover (wie kent dat woord nog?) en een koektrommelachtig cd-spelertje dat met vijf snoeren aan een stopcontact is gekoppeld. Groningse les anno 2023.

De juf: een nog lang geen zeventigjarige Groningse met gouden ringen en armbanden en zachte mohair trui op sneakers. De les begint met koffie of thee, gezet door een cursist. Zeventien leergierigen komen binnen, sommigen groen als gras, anderen al met een schitterend Gronings accent. Als ik me goed herinner: nogal wat mensen uit het onderwijs, een ecolooog, integriteitsofficier van een ministerie, een zorgboerderijmedewerker, een coach die zich wil laten omscholen naar de creatieve hoek, iemand die aan het reïntegreren is, een beroepsvrijwilliger, een directeur van een streektaalinstituut, een moeder en dochter, een oud-campinguitbater en meer. Van eind twintig tot begin zeventig. De groep is een deel van het plezier.

Het lesboek uit 2008, ‘Zeg t mor’ doet me denken aan mijn middelbareschoolbrugklastijd met ‘My second language’ en ‘Le Français, la plus belle langue’ beide in het pre-internettijdperk. Teksten, woordenlijsten, invuloefeningen met zowel open vragen als  meerkeuzevragen. Anders dan het Fries maar gelijk aan het Drents kent het Gronings (helaas) geen standaardgrammatica, zodat ‘Dat valt mit’ en ‘Dat valt tou’ beide goed gerekend worden. De juf etaleert behendig de souplesse van een CDA-politica op rondreis die zowel de minister als de stikstofmaffia te vriend wil houden.

In de tweede les discussiëren we in groepjes over een interessante, prikkelende vraag: ‘Waar zou je de wereld van willen verlossen?’ De groepsleden, alle met denkrimpels als kleivoren op het Hoge Laand, verbergen zich niet. Enthousiaste antwoorden: Social media, kinderen, de overheid, geld, macht, de mens, ongelijkheid, godsdiensten, Friesland. Hahaha. Verder met de oefeningen: dialogen, een dicteetje (vijf fouten verdomme en ze had nog zo gezegd dat de ‘ij’ wel maar de ‘ei’ zo goed als nooit voorkomt in het Gronings), en, nu al standaard: een liedje. Zonder aansporing wordt er meegezongen, vandaag met een prachttekst over de Lidl (van: Voorheen de bende mit pazzipanten): heerlijk.

Rode draad in de lessen: pebaaier Grunnegers te proaten, fouten moaken is ja nait arg.

Winterfietselfstedentocht en Groot Maart

De moeder aller tochten wordt hevig opgeschud door harde wind. Buienradar voorspelt voor zondag in midden en Zuidwest-Friesland westenwind kracht zeven. ‘Transport en Logistiek Nederland’ meldt dat bij deze wind ongeladen vrachtwagencombinaties kunnen omkiepen. Hijswerk met mobiele kranen wordt gestopt. Wapperende vlaggen gaan bij deze wind rafelen, zeven lagen Staphorster rokken staan bol als parachutes boven veteranenparades. Deze omstandigheden maken het fietsen van een meer dan 200 kilometer lange tocht tot een uitdaging, maar niet onmogelijk. De organisatie krijgt veel annuleringen, maar ziet geen noodzaak de tocht af te gelasten. De websiteteksten leggen de nadruk op het heroïsche. Speelt bij zwaartekrachtsporten als abseilen, skiën, kitesurfen,  schommelen en schansspringen enkel de techniek van voortbewegen een rol, met keiharde wind door het Friese platteland sjorren, sleuren en stoempen vergt een combinatie van soepele beenspieren, brute kracht, een ongekende longinhoud en kouderesistentie en oneindig doorzettingsvermogen.

Groningens Grote Markt

Groot Maart is Grunnegers voor Grote Markt. Ik denk aan boeken van Herman Brusselmans. Het lezen in ‘Theet 77’, Brusselmans’ nieuwste en volgens sommigen zijn beste, doet denken aan wandelen over de Grote Markt: het kost me meer moeite dan ik wil toegeven. Ik kom niet verder. Zeker, de zinnen zijn foutloos neergeschreven zoals de klinkers deskundig op hun plek zijn gehamerd. Lichtelijk bol als je door je knieën zakkend over het plein kijkt, waar regenplassen geen kans hebben om blijvend te zijn en waar kinderen de kans wordt ontnomen zichzelf spiegelend te bekijken. De klinkers klemmen zichzelf vast als de magere ideeënwereld van Hugo Borst aan praattafels, waar Borst neerbuigend drievoudig doelpuntenmaker Wout Weghorst kleineert zonder een argument te noemen. Borst etaleert z’n eigen stoffige, benepen, kleinsteedse, bedachte, fake-superioriteit over grote mannen uit Oost-Nederland die wel kunnen scoren. Aan de zuidzijde van Groot Maart loopt een zilverkleurig pad van vierkante keitjes. Recht en hoekig als de ideeënwereld van Gert Seegers. Haaks als Koen Schuilings kaaklijn. Hard als de blikken van protesterende aan landbouwsubsidie-infuzen verslaafde boeren. Fantasieloos als aanvalspatronen van FC Groningen. Groningen dat een landelijk onderzoek naar Groenste Steden aanvoerde doet zichzelf tekort. Vergeten zijn creatieve, krullende looplijnen. Speelse hellingbanen voor skatende pubers. Groene grasperken. Wulpse acacia’s. Bloemenborders van Piet Oudolff zoals voor de Der A-kerk. Een fonteintje. Vijvers. Wandelaars dolen zielloos en wanhopig rond, vergeefs zoekend naar plezier van de landschapsarchitect.

Jeroen Stekelenburg, de grote geslotenvragenkoning II

Daar zitten ze: Jeroen Stekelenburg, NOS-verslaggever Studio Sport en Andries Noppert. Stekelenburg draait al wat langer mee en keeper Noppert is nieuw in het Nederlands elftal. Stekelenburg interviewt Noppert. Je verwacht een kennismakingsgesprek met open vragen. Maar dan … Als een aan tunnelvisie lijdende politieman die een verdachte in een verhoorkamer tot bekentenissen wil persen lardeert hij de vragen met zijn eigen opvattingen. Ook geeft Stekelenburg alvast (delen van) een antwoord cadeau, misschien denkend dat deze Friese jongen niet zelf op een antwoord kan komen. Ongegeneerd. Neerbuigend. Ongepast. Doet Stekelenburg, voorbijgaand aan de lichaamstaal van zijn gesprekspartner, let op de gepijnigde gelaatsuitdrukking, hier een poging geslotenvragenkoning Twan Huys  (https://klaastaal.nl/twan-huys-de-grote-geslotenvragenkoning/) te evenaren of zelfs te overtreffen? De vragen, integraal overgenomen uit het interview op NOS-sport op 211122:

“Ja, hoe is het om je debuut te maken op het WK, want dat hebben niet velen jou voor gedaan. Maar droomde jij dit, want was het niet te ver weg om te dromen? Jij hebt een band met hem hè, ik zag jullie net na de wedstrijd, er is iets, hij vindt jou wel een geinige gozer volgens mij. Maar even serieus, hoe lijk jij op Van Gaal dan? Maar dezelfde humor, is dat dan dat clipje dat naar buiten kwam en dat je dan een soort teken moest maken dat hij dan dubbel ligt? Hoe is deze week geweest, hoe was vanavond voor je, maar met name deze week want er komt een moment voor dat je voelt van ik kan wel eens basisspeler gaan worden. Dus je hoorde het van Frans Hoek, in eerste instantie, Van Gaal vertelde inderdaad, dat … dat Frans Hoek het jou verteld had en dat hij ook jou zelf nog even bij zich had geroepen, wat geeft hij jou dan mee? Tegen mij zei hij: de keeper moet gewoon ballen tegen houden. Maar maken we het dan niet te simpel, want er zit ook een risico aan, om iemand, ja jij hebt ook nog nooit een grote Europese wedstrijd gespeeld of zo, het is nog al wat. Hoe bedoel je, te zeiken? Ja, weet ik niet, zit het je dan dwars? Maar vind jij het eigenlijk dan logisch dat je gewoon de kans krijgt? Vrijdag hoor je dat je speelt, hoe zijn dan die twee dagen, ben je dan heel gespannen? Ja en dan winnen jullie, dat is natuurlijk heel belangrijk, dat zei je net ook al, geloofde je er nog in richting het eind van de wedstrijd? Ja, dat is heel belangrijk, beginnen met een overwinning, wat is jou meegegeven als je het goed zou doen, als je levert, zoals in de termen van de bondscoach, dan blijf je neem ik aan gewoon staan. Nee, want je droomde als jongetje van, van keepen in het Nederlands elftal, dus, kennelijk, waar droom je dan nu van, want nu is het wat dichterbij, nu kan je dromen van ver komen op het WK.”

Journaal 20 november 2022

De vergelijking tussen zelf een foamroller < een soort deegroller die je over gevoelige spieren rolt > gebruiken en de handen van een fysiotherapeut valt natuurlijk uit in het voordeel van de fysio. Maar er zijn huisartsen genoeg die geen verschil in effect zien. Mijn fysio kan heel goed vier dingen tegelijk doen. Zij masseert, vertroetelt en pijnigt mijn linker hamstring en praat me bij over mortaliteitsvoorspellingen op basis van bovenbeenspierkracht. Nee vijf: ze spoort me aan ook zelf te oefenen en de foamroller te gebruiken. Ik overdenk het fietsend, als ik na Odoorn linksaf sla richting Musselkanaal en me, mijn 22  kerstmuziekteksten repeterend, verbaas over de slechte fietspadstaat richting Stadskanaal.

Had nog nooit gehoord van zanger Ruben Block van popgroep Triggerfinger. Tot 17 november 2022. Hij treedt op met het Noord Nederlands Orkest. Overal op het podium ledlichtjes, snoeren en versterkers. Dirigent Dirk Brossé (tevens muziekprofessor, componist en arrangeur van alle muziek deze avond) is gekleed in een zwart jurkje. De orkestleden hebben een hippe outfit niet aangedurfd, die houden het op vorige-eeuws stemmig zwart. Voor beide partijen een goed effect: de popmuziek ziet in dat je ook zonder oordoppen een heel eind komt en krijgt een muzikale impuls en de klassieke een volkse.

Het repertoire meldt bekende popformaties: Roxy Music. Spinvis ken ik. Van naam. Triggerfinger, Devo, The Cars, Split Enz, Hank Williams, Peter Gabriel zijn nieuw voor me. Blocks stem doet me aan Brian Ferry denken. Zijn teksten veelal onverstaanbaar, we horen flarden povere rijmelarij, daarin schuilt de overeenkomst met kerstmuziek. So what, denk ik, to hell with the lyrics; het is de muziek die ’t hem doet. De combi met een klassiek orkest is erg goed. Ze spelen zowat de sterren van  de hemel. Het swingt bijna. De zaal vibreert als gevoelige spieruiteinden op massagetafels. Mijn hamstring geniet.

Mooi-boy Block zingt, ingetogen en soepel dansend alsof hij geëlektrificeerd is. Hij klinkt als een klok. Zelfbewust bespeelt hij de zaal. In het begin plukt hij veel aan zijn weggeschoren bakkebaarden en aan zijn bovenbenen, alsof zijn boxer-short te strak zit. Vergeleken met hem zijn de orkestmusici sullige, op zijn best glimlachende, bladmuziekklevers. Helaas blijven ze zich aan de muziekreceptuur vastklampen als Brabantse boeren aan mestfraudeverleidingen. Wat zou er gebeuren als ze zich eens lieten gaan en hun comfortzone verlieten? De koperjongens zijn ijzersterk. De ritmesecties ook. De violen blijven soms hangen in zijige filmmuziek. Brossé lijkt het goed te vinden. Hij blijft met een gelukzalige lach stralen in de discolampen.

Neverneanietnooit

Verhuizen van het ruime, landelijke Zuidoost-Drenthe naar een kleine provinciehoofdstad in het hoogste noorden doet wat met mensen. Met ons. Met mij. Je laat dingen, gewoonten, opvattingen, principes los en je vergaart nieuwe. Een zware diesel wordt een lichte, kleine benzineauto. Een deelauto ook nog. Je wijst de gemeente op de mogelijkheid mensen met deelauto’s een preferente parking te geven. De camper gaat eruit. We nemen een treinabonnement en zijn zeer tevreden over de binnenstad, het openbaar vervoer van NS en bussen.

We voelen ons prettig zonder grote vriezer, broodmachine, droger, open haard, maar met zonnepanelen, een herbruikbare houten kerstboom, de Turkse kleermaker die de ouwe jas van nieuwe jaszakken voorziet en supergeïsoleerd glas. Vegetarisch eten en afstand doen van de elektrische tandenborstel, vaatwasmachine, papieren krant, en scheerapparaat blijft lastig. De energienota daalt harder dan de thermostaat. Van het een komt het ander. Niet meer drie grote afvalcontainers op de oprit. Zero-waste gaat ons neverneanietnooit lukken, maar papier en glas scheiden en jagen op een minimale afvalzak is het streven. We introduceren de Bojan-Slats-doctrine: proberen zo weinig mogelijk te kopen dat later, in minuscule plasticdeeltjes, in Slats’ netten en zeven komt. Dus zo goed als geen in plastic voorverpakt brood, fruit en groente. We kopen wasmiddel in karton. De buurtmarkt biedt de mogelijkheid met meegebrachte potjes, dozen, linnen zakken, van alles mee te nemen.

Onderzoeken wijzen uit dat mensen veel en vaak kleding kopen. Ik schrok van gemiddeld 20 stuks per jaar voor mannen en vrouwen 60, zegge en schrijve zestig. Daar zitten we ruim onder. Ik neem me voor na een jaar op 0 uit te komen. Ik kom er eind 2023  hier op terug.

Vliegen, cryptomunten, met een overdaad aan pesticiden snijblommen telen, Farmers for Defence, twitteren en verwarmde terrassen zijn funest voor het klimaat. Je kunt je er aan blijven ergeren en je er veroordelend over opwinden. Zelf stappen in de goede richting maken is beter maar lastig, we zijn en blijven verstokte eters van Amerikaanse pinda’s. Loop rode terrasheaters en openstaande winkeldeuren voorbij en zeg nee tegen uit Zuid-Afrika ingevlogen bosbessen en Guatemalteekse avocado’s. Vlieg niet meer naar Zuid-Spaanse, of Portugese oorden. Eind november en december komt er een energietegemoetkoming van € 190,-. Als je altijd betweterig zegt dat dat soort vergoedingen niet gepast zijn voor iedereen, kun je er ook naar handelen. Zeg ja tegen de voedselbank. Kom op en doe mee!

Rif aan Akerkhof

Midden vijftig schat ik, ze lijkt op Arib; vals en sexy. Als ik een lichte toets Riffijns, gemengd met een zuiver Gronings accent hoor, smelt ik bijna. Een prachtige bos haar en laarzen die haar langer doen lijken. Ik wil de kaart naar mijn één na laatste tante in de brievenbus naast Appie gooien. Ik zie een spleetje tussen haar boventanden. Zonder krachtsinspanning spuugt ze een kwak speeksel precies op een leeg Camelpakje. Dan steekt Khadija van wal.

‘Vijf  Albert-Heynwinkels in het centrum en geen Lidl te bekennen. Westerkade, Zuiderdiep, Brugstraat, Oude Ebbinge, Nieuwe Ebbinge, Akerkhof.’ Ik bewonder haar om haar stratenkennis. ‘En overal worden nog tabakswaren verkocht,’ vervolgt ze. Behalve in precisiespugen is ze in fulmineren een kei. Soms spatten gesprekken alle kanten op als kraanwater in gladde gootstenen. Ik post de kaart en hoor het getingeltangel van de postgleuftandjes.

Mij aankijkend wijst ze op de peuken op het trottoir. ‘Weet u hoeveel kankerpatiënten er jaarlijks bij komen? Longkanker dan, hè? En hoeveel er jaarlijks aan sterven?’ Nu zijn cijfertjes toevallig wel mijn ding, dus ik begin: ‘Mevrouw het zijn er niet vijf maar zelfs zes Appies. Jaarlijks zijn er 125.000 kankerpatiënten waarvan ongeveer 10 % met longkanker…’ Ze valt me bruusk in de rede: ‘Ja en geen Lidl te bekennen, hè! Lidl won maar liefst tien keer achter elkaar de prijs voor het beste fruit en groente. En tabakswaren al lang uitgebannen.’ Hoe mooi ze het woord uitgebannen staccato uitspreekt: uit-ge-ban-nen.

Ze steekt haar wijsvinger op. Ik zie gouden ringen, een prachtige armband en gepolitoerde, felrode nagels. Het gerinkel klinkt melodieus. Het orgel in de Lutherse kerk heeft een instrumentonderdeel dat net zo klinkt. Ik deel de kritiek volhartig. Inderdaad een godvergeten schande: tabakswaren in supermarkten.

Ze kijkt naar koerende duiven. Ik zie de pracht van haar scherpe wenkbrauwen: als onmiskenbaar Marokkaanse Word-invoegtekens: scherp, hoekig, helder.  ‘Dat de gemeente ooit zo stom is geweest om het korenbeursgebouw te verkopen aan die grootgrutter! Groningen, fakking shame on you!’ Ze klinkt nu als een prediker van verzonnen goden en ik moet aan mijn tante denken die spugende vrouwen verafschuwde.

Antirimpelcrème 

In een week tijd komen drie keer royals voorbij, waarbij de verzonnen werkelijkheid de als echt ervaren werkelijkheid inhaalt, verslaat. Drama. Satire. Humor. Alles van de bovenste plank. Schrijvers hebben altijd gelijk, bewijst Herman Koch. Op het moment dat de Engelse koningin door touwtrekkende verklede rugbyers het graf in wordt getrokken lees ik over een potje gestolen rimpelcrème.

Koch is lekker bezig in ‘Het Koninklijk Huis’. De hele bespottelijke santekraam van tegen beter weten in maar in zichzelf blijven gelovende trits koninklijke paladijnen komt voorbij. De namen van de romanpersonages kunnen één op één op bestaande personen worden gelegd. Een kleptomaan koninklijkhuislid steelt een potje antirimpelcrème. Met kramp in de kaken leg ik het boek even weg en kijk naar buiten waar de werkelijkheid door het raam van de verrekijk binnenkomt.

Ik zie de Nederlandse koning, de tot koningin gemaakte en hun dochter. Ze laten zich, dieptriest en schaamteloos tegelijk, lachend op de koetskussentjes beschimpen en uitfluiten. Landverraders wordt geroepen. Een raar woord voor wereldvreemde in bubbels levende zakkenvullers. Koch vertelt verder, de ware literatuurliefhebber leest over een geile overspelige tot koningin gemaakte die hunkert naar een zachte aanraking.

De oranjes in het boek zijn in de war. Is  de diep gevoelde liefde echt of is het voor de bühne, een maskerade? Waar begint de schaamlap, het masker en waar is de echtheid? Familierelaties hebben valse ondertonen. Passief agressief is normaal. Bedrog en eerlijkheid verworden tot een cynische mix. Domme maatschappijvreemdheid viert hoogtij. Mentale problemen worden gefaket om overspel te faciliteren.

Ik lees verder en zie een romanwerkelijkheid samensmelten met een Engelse kermisbegrafenis en een infantiele glazen koets. We herkennen een tot koningin gemaakte verlangen naar een mannenhand in een Zeeuws vakantiehuisje terwijl ze compleet verijsd en verkrampt naar publiek en haar man lacht.

Liplezers lezen het door alle drie glazenkoetsgasten onophoudelijk gefluisterde: ‘Nukubu’s zijn het, allemaal.’ Net wanneer ik hoor dat plattelanders ‘landverrader’ roepen en de koninklijke familie uitfluiten, lees ik op Kochs achterflap het maanden eerder geschreven ‘Het zou niet zo zijn dat het gepeupel met hooivorken en dorsvlegels naar de hekken van het paleis zou oprukken,…’

Wopke de voorbinddildo

Vraag het boa’s, ouders, leraren, lokale politici, trainers, kermistoezichthouders. Kiezen tussen meeveren en flex zijn of standvastig in je spoor blijven staan is soms lastig. Even leek het erop dat Wopke zou gaan thuishoren in de rij voornamen die geen achternaam nodig hebben. Hij zou  dan terecht komen in de eregalerij met Epke, Jesse, Pieter, Sylvana en Sigrid. Fier, wijs, duidelijk, standvastig.

Wopke sprak de netto-ontvangers in Italië destijds streng toe. Eerst maar eens omvormen, bezuinigen en bijstellen. En daarna weer hoeren, snoeren, belasting ontduiken, chianti aanlengen, zich in buitenlandse stadions misdragen en verslaafd raken aan de Europese subsidie-infuzen en het wegen- en bruggenonderhoud laten verslonzen als Bommen-Berend-bezoekers de dixies en te veel Nederlandse gemeenten vluchtelingenopvang. Italianen zijn een soort boeren. Jaar in jaar uit worden ze door zuinige, verstandige calvinistische noorderlingen gewezen op wat beter moet. Desalniettemin verdommen ze het om de goede afslag te nemen en verschuilen ze zich massaal achter crucifixen en heiligenbeelden in verlaten kerken. Ze profiteren ervan dat politici een beperkte houdbaarheid hebben. En dan achteraf janken dat ze niet bij de hand zijn genomen om de juiste koers te varen. ‘De politiek’ overal de schuld van geven is even gemakkelijk als onterecht.

Wopke ziet Caroline van der Plas hem rechts inhalen. En ineens zijn de stikstofdoelen niet meer houdbaar. Hebben wetenschappers het bij het verkeerde eind. Smelten gletsjers en ijsschotsen niet. Zo standvastig Wopke leek tegenover de Italianen, zo slap is hij nu. Een ledenpop. Een slappe kaak die overeind moet worden gehouden door een driedagenbaard. Een lekke ballon. Een banaan die drie weken op de aanrechtrand heeft gelegen van een verlaten camper in een hittegolf op een Oost-Gronings industrieterrein. Een voorbinddildo van EasyToys waar de Chinezen teveel weekmakers aan hadden toegevoegd.

Journaal 21 augustus: Horecapersoneelsprobleem

Werkdruk en personeelsgebrek lopen op tot recordhoogte. Soms zijn oplossingen zo simpel dat men er al te snel aan voorbij gaat. Verdeel huisvestingsproblemen onder vluchtelingen over leegstaande kerkelijke gebouwen. Hevel agrarische subsidies (bijna driekwart van de melkveehouders in Nederland is miljonair) over naar de zorg.

Terug naar de personeelsproblemen in de horeca. Alleen bij tot koningin of troonopvolgende prinsessen (spermaemmers in de woorden van corpsballen) gemaakten komt de tailleur aan huis om een nieuw overgooiertje aan te meten of een knellende directoire te verruimen. Gewone mensen halen zelf nieuwe kleding. Accountants bezochten vroeger hun klanten. Huisartsen deden aan sociale visites. De wereld is veranderd: nu bezoeken klanten hun accountant en gaan patiënten met hun klachten die voor 90 % vanzelf overgaan naar de huisartspraktijk.

En nu de horeca. Obers zijn wandelliefhebbers. Worden ze misschien betaald per 1000 stappen geregistreerd door stappentellers onder de voorschoot? Ze lopen naar klanten op terrassen om de bestelling op te nemen, lopen naar de tap om drankjes te halen, lopen met drankje naar de klant, lopen naar de kassa voor de nota en lopen naar de klant (en als ze pech hebben nog een keer naar de kassa om kleingeld te halen en weer naar de klant om wisselgeld te brengen (en dan tellen we de vraag ‘kan ik nog iets voor u betekenen?’ niet mee). Zeven of acht keer heen en weer lopen voor één tapbiertje. Omdat horecabazen salarissen kunstmatig laag houden is er een tekort aan personeel, want horecawerkers zitten liever dan dat ze wandelen en stappen over naar GGZ-priklocaties: prikvragers gaan naar de prikgever in plaats van andersom. Cafébazen kunnen natuurlijk wat meer gaan betalen. Maar eenvoudiger is hun werkmodel veranderen zoals accountants en huisartsen ooit deden.

De oplossing: maak de bar wat langer en laat gasten zelf drankjes in het café ophalen. Scheelt veel bedienend personeel. Voordelen: klanten hoeven niet te wachten op personeel dat liever facebookt dan naar opgestoken vingers kijkt. Voordeel: klanten consumeren in eigen tempo en hoeven niet steeds onhandig te reageren op ‘Kan ik nog iets voor u betekenen?’ Exit horecapersoneelprobleem.