Maarten Luther als antisemiet

Luisterend naar de mooist denkbare klassieke muziek van Horsch en Chanon in de Akerk te Groningen, denk ik na over de naamgever van het Luthers Bach Ensemble: Luther. Het is de week van gruwelijke aanslagen in Gaza. In praatprogramma’s op televisie wordt hardop verbaal geworsteld. Mag je decennialange Israëlische onderdrukking en agressie tegen de Palestijnen noemen als verklaring of zelfs de oorzaak van de wrede Hamasaanslag oktober 2023 op onschuldige Israëliërs?

Kranten buigen zich over verguisde helden. Tobiah Palm schrijft op 24 oktober in Trouw dat de KNAW vraagt wat te doen met standbeelden van de slachter van Banda, J. P. Coen. Musea brengen extra informatieve bordjes aan bij openlijk racistische beeldende kunst. De Nederlandse regering en het koninklijk huis bieden excuses aan voor Nederlands slavernijverleden. In het verleden zijn dingen gebeurd die lang met de mantel der verhullende onnozelheid en liefde zijn bedekt onder lagen stof. Stof heeft de neiging op te waaien in woelige tijden en laat zo werkelijkheden zien die men liever niet onder ogen ziet. Wie bijvoorbeeld weet dat Groningen de derde Nederlandse stad was die profiteerde van de slavernijinkomsten? In de Volkskrant van 25 oktober stelt Peter de Waard dat de Nachtwacht misschien beter als roofkunst aan Indonesië wordt teruggegeven als vergoeding voor de geroofde specerijen uit Neerlands koloniën.

In de lagereschoolgeschiedenisboekjes wordt Maarten Luther (1483 – 1546)  geportretteerd als de bestrijder van de aflaat, een katholiek vehikel om zonden af te kopen. Hij zou stellingen tegen een kapeldeur in Wittenberg hebben gespijkerd. Luther was ook, zoals vele Duitsers in dat tijdperk, een antisemiet. Volkskrantcolumnist Max Pam schrijft in Beweringen en Bewijzen op 17 oktober 2023 wat Luther uitkraamde over Joden. Zijn uitspraken zouden, geuit in een voetbalstadion, een levenslang stadionverbod opleveren. En terecht.

Voor stichtingen en instellingen die de naam Luther dragen zijn dit lastige tijden. Direct een andere naam aannemen is veel gevraagd. Zich distantiëren van Luthers met Jodenhaat doordrenkte uitspraken niet. Hoe kijkt het Luthers Bach Ensemble in Groningen aan tegen de oude Luther? Zij verduidelijkt noch excuseert zich in concertprogrammaboekjes. Het zou het bestuur van Luther-instellingen sieren op websites en in programmaboekjes expliciet afstand te nemen van Luthers gedachtegoed als rabiate antisemiet. Doen alsof je neus bloedt is voor concertbezoekers nabij de Groningse Folkingestraat geen sinecure.

Van fucking asshole naar teringhond

Hoorde ik dat nou goed? Zei ze echt ‘fucking asshole’? Tegen mij? Waarom? Ik verbaas me over haar  ruwbesnaarde vrijmoedigheid. Ze kwam toch echt van links en vergat mij voorrang te verlenen. Ik schat haar op ruim achttien, aan haar accent en buitenissige make-up te horen en te zien uit Texas in het gebied tegen Louisiana aan waar ze de /æ/ extra nasaal uitspreken. Modieus gekleed, grote pupillen, verwilderde blik, iets te hoge, ongemakkelijke hakken voor de swap-fiets. Zadel wat al te hoog afgesteld (goed voor de gluteus maximus maar slecht voor evenwicht) en boterzachte banden.

Als je met een klein en licht Calvinistisch rugzakje de wereld ingaat blijft vloeken en schelden een dingetje. Mijn schoonvader, aannemer in Groningen, kon vloeken als een slootgraver. Vrouw I als een bootwerker. Krijgen katholieke vrienden het gvd-woord net zo gemakkelijk over de lippen als de mechanisch geprevelde instantgebeden, ik reserveer die vloek voor zeer uitzonderlijke gelegenheden en als ik ‘m gebruik is ‘t vaak een verkorte versie: godvet of godver. Als  kind vond ik het prachtig dat de bezwerende spreuk wel voorkwam in mijn initialen. Hoe leuk was het niet om boven het proefwerk Nederlands van mevrouw Hids, die samen met Künzli, Sturm en Pauzenga uit Groningen naar Dokkum carpoolden, mijn naam als kGVDm te kunnen schrijven. En, had meneer Ter Stege, docent godsdienst die orde houden lastig vond, en daarom elke les begon en eindigde met een lang gebed, maar wel drie sigaretten per les rookte, ons niet uitgelegd dat god-verdom-me eigenlijke en soort gebed, of zelfdestructievraag is: God Verdo(e)m Mij?

Ik kijk de Texaanse na als ze richting BlockHouse rijdt. Die kom ik nog wel eens tegen, denk ik, sans rancune. Wat zeg ik zelf als ik een verkeersregelovertreder de les wil lezen? Ik kom niet verder dan klojo, sukkel, eikel, lomperd, Sjakie of stommeling. Van vloeken naar het CDA is een kleine stap. Hoe noemden brave CDA-broeders Pieter Omtzigt alweer in enge groepsappjes? Focking eikel, psychopaat en teringhond. Soms geïllustreerd met een Hitler-snor. Zo’n woord als teringhond zou ik, evenmin als homohond, kankerlijer, mongool, nooitneanever over mijn lippen krijgen, zelfs als die Texaanse me van de weg zou rijden nog niet.

Surhuizumer boer: keer om alstublieft

Zoals ooit witte scholen een taalklas hebben omarmd, banken de witwasroute hebben uitgebannen,  binnensteden auto’s leren weren, panikerende huisartsen zeurpatiënten via een triage weghouden, kerken hun ruimte verhuren aan whisky- of lingerieproeverijen, religies de orthodoxie buiten de deur houden, zo hebben slimme boeren de afslag genomen naar ecologisch verantwoord bioboeren.

In elk segment houd je de verongelijkten, de starre, stijve, eigenwijze geesten die denken dat alles moet blijven zoals het is en vroeger was. De accountants die blijven spieken bij examens, notarissen die de derdenrekening plunderen, politici die denken dat twitter een levensader is, hospicemedewerkers die volhouden dat een hoofddoek atheïsten en ietsiepietsisten rustige laatste uren opleveren. En boeren die volhouden dat boer zijn een verworven erfrecht is.

W en ik, gemiddelde leeftijd 71, kennen elkaar ruim 50 jaar. Beiden Fries. We houden van de provincie, spreken de taal en we denken de gedachtewereld van de boer te kennen. Zij komt uit Twijzel, ik uit Kollum. We lopen in de buurt van Surhuizum. We zien zeventien omgekeerde vlaggen en één drijvende tussen pijlkruid en krabbenscheer. Het slootwater ziet er prachtig uit. Helder, veel zuurstofplanten, volop vissen. Verderop een sierlijke tjasker. We fantaseren over het waterschap dat samen met de boer de sloten onderhoudt en van ons het predicaat ‘excellent’ krijgt.

Waarom dan die vlag in het water? Vlaggen zijn nationale symbolen die, vanuit welke hoek dan ook bekeken, gerespecteerd moeten worden. We gaan de boer een les leren. Zonder zijn land te betreden, schoenen en lange broek uit en even door de sloot waden, posteren we de vlag zoals het hoort.

Museum Het Loo negeert Keti Koti

Terwijl in het hele land vorige week met Keti Koti de afschaffing van de slavernij wordt herdacht en gevierd, volhardt Museum Het Loo te Apeldoorn, bomvol koninklijke pracht, prullaria en praal, in het presenteren van dubieuze kunst, zonder verwijzing naar de veranderde inzichten. Het betreft een kunstwerk dat door het Rijks Museum is uitgeleend: ‘Cupido en Sideron’ van Isaac Lodewijk la Fargue van Nieuwland, een aquarel uit ongeveer 1766. Afgebeeld zijn twee zwarte kinderen afkomstig uit Curaçao en Guinea, uitgedost in een mal kleurrijk bediendenkostuum, elk met een dienblad in de handen met daarop een kopje thee of chocolade. Volgens het bijschrift werden beide kinderen, Cupido en Sideron, als kamerdienaren cadeau gegeven aan Willem V. Mijn neefjes, we zijn hier in het kader van een familiedag, kijken raar op. Weggegeven. Als cadeau. Aan iemand in een ander werelddeel.

Deze museale onachtzaamheid is natuurlijk des te wranger nu koning Willem Alexander zijn excuses heeft aangeboden over het Nederlandse slavernijverleden en vergiffenis heeft gevraagd voor de onwelriekende acties van zijn graaiende voorouders die maar raak handelden in zwarte mensen. Ook werd bekend dat het koninklijk huis zo’n 600 miljoen heeft verdiend aan de handel in tot slaaf gemaakte kinderen, mannen en vrouwen uit overzeese gebieden, voor een deel als koddig uitgedoste verjaarspresentjes weggegeven aan bevriende relaties? Het mag bijzonder heten dat Museum Het Loo haar educatieve taak verkwanselt en schaamteloos voorbij gaat aan het leed aangedaan aan de tot slaaf gemaakten door het kunstwerk met het nare  bijschrift naïef te blijven tonen zonder te wijzen op veranderde inzichten. Museum Het Loo om een toelichting gevraagd meldt na vier dagen via een conservator dat dit onderwerp zeker langdurig is bestudeerd en tegen het licht gehouden. De tekst zou zelfs vier keer herschreven zijn.

Ahmed Marcouch, dhr. Springsteen en FC Emmen

Soms heb je dat: je zou een politicus of bestuurder je kind toevertrouwen. Ik had het met Wim Kok, Joop den Uyl, Jaap Boersma en Andrée van Es. Ik heb het met Carola Schouten, Jesse Klaver, Sigrid Kaag, Hugo de Jonge, en Ahmed Marcouch. Als Ahmed Aboutaleb terugneemt dat zijn dochter (zou ze een huwelijk ambiëren) per se met een Moslim zou moeten trouwen dan ook deze Ahmed. Marcouch, burgemeester van Arnhem. Wandelaar, openbaarvervoerreiziger, literatuurliefhebber, kenner. Hij loopt door de straat en we maken een praatje. Ik vergeef hem zijn blauwe CDA-pak. Dat hij geen leren polsbandje eindigend in gekleurde kraaltjes, witte sneakers en enkelsokjes draagt, vergoedt veel. Alles. Gewoon even een praatje maken, dat kan hij. Op wiki lees ik dat hij als analfabeet naar Nederland kwam. Duidt op doorzettingsvermogen. Anders dan bij Dennis Wiersma, Halbe Zijlstra, Khadija Arib, zijn er over Marcouch geen schandalen bekend die wijzen op een in de jeugd aangetaste karakterstructuur die bijschaving behoeft. Schandalen gaan er bij hem niet komen ook. Vertrouwen. 100 procent.

Muziek is als vrouwen op de kermis: hier lelijk en onbegrijpelijk, daar lieflijk en mooigepolijst, ouderdom verhullend alsof het een ziekte is. Dhr. Springsteen treedt op in Amsterdam, struikelend op het podium als Ron Jans op de Enschedese grasmat. De volgende dag lezen we recensies. Vakblad ‘Oor’ zegt “geconstrueerd, rugpijn, bejaarde spierballen, houterig, verval, gezicht van Joe Biden, moeite met loskomen, uwv-keurder, geilneven, handgebaartjes, ouderdomskwaal, bezig met geesten, hij leeft nog, onnodig, dramatisch geluid.” Het AD bericht: “oudjes, sterfbed, verzuipen in ondoorgrondelijke brij van geluid, pletwals, slijtage, minder dan voorheen, moeite, tam, lastig en met uitsterven bedreigd.” De erbij geplaatste foto toont als kinderen zo blije zestigers in malle t-shirts die als halvegaren met de handen opgeheven als Pinksterfetisjisten op een E.O.-landdag in Lunteren of Elspeet dhr. Springsteen als de heiland aanbidden. Toch was het een geslaagd concert zeggen de kranten die als plattelandspolitici lijden aan keuzestress en zowel de stikstofmaffia als woke ecologen te vriend willen houden.

FC Emmen. Enkele jaren was ik seizoenkaarthouder en maakte de ups en downs mee. Van de Eerste naar de Eredivisie en weer terug. Zoals je in het onderwijs de leraarskwaliteiten kan aflezen aan het klassenmanagement in haar/zijn wit-zwart gemengde klassen en het gedrag van de docent als hij pauzewacht loopt of werkweken begeleidt, zo herken je bij voetbaltrainers de trainerskwaliteit als je reservespelers ziet warmlopen. Daar komen ze. Een stuk of vijf. Slordig hesje over het shirt. Afgezakte kousen. Armbandjes, halskettingen met kruisen en afbladderende maansikkels die de eigenaar gaan jinxen. Even naar de cornervlag sjokken, been wat heffen en voordat het akelige pijntje in de lies opspeelt weer laten zakken, wat met de armen heen en weer wiebelen alsof ze bijles krijgen voor de cursus tambour-maître in de buitenwijken van Klazienaveen-Noord en als kinderen met zoete flesjes onophoudelijk lurken aan een roze bidon van Easy-Toys met een drinknippel in afgesleten tepelvorm. Het veel gepredikte winnaarswoord van echte trainers, ‘intensiteit’ is bij trainer Lukkien onbekend als fatsoen bij de twitterintelligentsia en belastingmoraal bij pseudo-Monegasken als Verstappen en Mollema.

‘Arib’ 1

Groningen is stad en dorp tegelijk. Ineens zijn horecabedrijfjes onaangekondigd op zondagavond gesloten, als twitterende boeren- en BBB-geesten voor argumenten. De stadswebsite oreert in chocoladen telegraafletters als een in zijn toeter schreeuwende dorpsomroeper dat de ‘broodjesbakker van eigen deeg’ een yuppenbakker is. Als op dorpskermissen en -markten zie je overal en altijd dezelfde mensen.

Op maandagmorgen kom ik haar die ik eerder ‘Arib’ genoemd heb (https://klaastaal.nl/rif-aan-akerkhof/) weer tegen, nu bij de bakkersafdeling van AH. Midden vijftig, nog steeds vals, sexy en Riffijns-Gronings. “Ik herken jou,” begint ze voorzichtig. “Je postte een brief voor je laatste tante.” Ik knik. “Wat vind jij nou van de dreigende sluiting van ‘Broodje van eigen deeg’, hier tegenover?” Beiden hebben we tijd, voel ik. Ik vind haar leuk. Ze is vastberaden, openhartig, welbespraakt, maatschappelijk betrokken, op het activistische af. “Dat ze op zondagmorgen niet open mogen?” antwoord ik met een vraag. “Ja, terecht toch,” gaat ze door. “Waarom zou je een winkel voor boomers, yuppen en de happy few extra openingstijden gunnen?” “Omdat ze hofleverancier zijn van Free Café?” opper ik voorzichtig. We komen er niet een-twee-drie uit. “Woon je hier?” Mijn ‘ja, om de hoek’ lijkt haar te verbazen. Ze vertelt dat ze Internationale Betrekkingen studeert aan de uni, daar hip International Relations and International Organization geheten. De studie valt haar zwaar. Als ik haar vertel dat ik adviezen geef op het gebied van teksten en taal, klaart ze op. Dat ze een paper moet schrijven hoor ik. Ondertussen schuift ze de rechterschoen uit met de punt van de linker en begint dan met de vrijgekomen tenen de hak van de andere voet te bewrijven. ‘Austria’s attitude towards skiers as the new farmers’, zoiets meen ik te horen. Skiërs de nieuwe boeren? Arib begint een samenhangend en steekhoudend verhaal over negatieve ecologische footprints die door de boeren vijf decennia willens en wetens zijn genegeerd en ze ziet een parallel met mensen die skiën en net doen alsof dat geen ecologische schade oplevert en over een smalle witte strip van witgespoten neopreen naar beneden glijden. Dan nog iets over lange- en kortetermijnschade. Mijn boodschappenbriefje dwarrelt op de grond. Ze ziet me kijken en knikt me toe. “Als ik er niet uitkom, weet ik je te vinden,” zegt ze hoopvol. Naar huis lopend vraag ik me af of ze daarmee mijn tekstadviesrol bedoelt of haar zoektocht naar de uitgang van de super.

‘Zeg t mor’ Cursus Gronings

In een ruimte die in niets lijkt op een modern klaslokaal maar in alles op een te kleine koffiekamer van een bijgebouw van de Elfde Dags Adventisten uit het Westerkwartier, staan de tafels opgesteld in een hoekige hoefijzervorm. Aan de kopse kant geen flitsend smartboard met internet maar een flipover (wie kent dat woord nog?) en een koektrommelachtig cd-spelertje dat met vijf snoeren aan een stopcontact is gekoppeld. Groningse les anno 2023.

De juf: een nog lang geen zeventigjarige Groningse met gouden ringen en armbanden en zachte mohair trui op sneakers. De les begint met koffie of thee, gezet door een cursist. Zeventien leergierigen komen binnen, sommigen groen als gras, anderen al met een schitterend Gronings accent. Als ik me goed herinner: nogal wat mensen uit het onderwijs, een ecolooog, integriteitsofficier van een ministerie, een zorgboerderijmedewerker, een coach die zich wil laten omscholen naar de creatieve hoek, iemand die aan het reïntegreren is, een beroepsvrijwilliger, een directeur van een streektaalinstituut, een moeder en dochter, een oud-campinguitbater en meer. Van eind twintig tot begin zeventig. De groep is een deel van het plezier.

Het lesboek uit 2008, ‘Zeg t mor’ doet me denken aan mijn middelbareschoolbrugklastijd met ‘My second language’ en ‘Le Français, la plus belle langue’ beide in het pre-internettijdperk. Teksten, woordenlijsten, invuloefeningen met zowel open vragen als  meerkeuzevragen. Anders dan het Fries maar gelijk aan het Drents kent het Gronings (helaas) geen standaardgrammatica, zodat ‘Dat valt mit’ en ‘Dat valt tou’ beide goed gerekend worden. De juf etaleert behendig de souplesse van een CDA-politica op rondreis die zowel de minister als de stikstofmaffia te vriend wil houden.

In de tweede les discussiëren we in groepjes over een interessante, prikkelende vraag: ‘Waar zou je de wereld van willen verlossen?’ De groepsleden, alle met denkrimpels als kleivoren op het Hoge Laand, verbergen zich niet. Enthousiaste antwoorden: Social media, kinderen, de overheid, geld, macht, de mens, ongelijkheid, godsdiensten, Friesland. Hahaha. Verder met de oefeningen: dialogen, een dicteetje (vijf fouten verdomme en ze had nog zo gezegd dat de ‘ij’ wel maar de ‘ei’ zo goed als nooit voorkomt in het Gronings), en, nu al standaard: een liedje. Zonder aansporing wordt er meegezongen, vandaag met een prachttekst over de Lidl (van: Voorheen de bende mit pazzipanten): heerlijk.

Rode draad in de lessen: pebaaier Grunnegers te proaten, fouten moaken is ja nait arg.

Winterfietselfstedentocht en Groot Maart

De moeder aller tochten wordt hevig opgeschud door harde wind. Buienradar voorspelt voor zondag in midden en Zuidwest-Friesland westenwind kracht zeven. ‘Transport en Logistiek Nederland’ meldt dat bij deze wind ongeladen vrachtwagencombinaties kunnen omkiepen. Hijswerk met mobiele kranen wordt gestopt. Wapperende vlaggen gaan bij deze wind rafelen, zeven lagen Staphorster rokken staan bol als parachutes boven veteranenparades. Deze omstandigheden maken het fietsen van een meer dan 200 kilometer lange tocht tot een uitdaging, maar niet onmogelijk. De organisatie krijgt veel annuleringen, maar ziet geen noodzaak de tocht af te gelasten. De websiteteksten leggen de nadruk op het heroïsche. Speelt bij zwaartekrachtsporten als abseilen, skiën, kitesurfen,  schommelen en schansspringen enkel de techniek van voortbewegen een rol, met keiharde wind door het Friese platteland sjorren, sleuren en stoempen vergt een combinatie van soepele beenspieren, brute kracht, een ongekende longinhoud en kouderesistentie en oneindig doorzettingsvermogen.

Groningens Grote Markt

Groot Maart is Grunnegers voor Grote Markt. Ik denk aan boeken van Herman Brusselmans. Het lezen in ‘Theet 77’, Brusselmans’ nieuwste en volgens sommigen zijn beste, doet denken aan wandelen over de Grote Markt: het kost me meer moeite dan ik wil toegeven. Ik kom niet verder. Zeker, de zinnen zijn foutloos neergeschreven zoals de klinkers deskundig op hun plek zijn gehamerd. Lichtelijk bol als je door je knieën zakkend over het plein kijkt, waar regenplassen geen kans hebben om blijvend te zijn en waar kinderen de kans wordt ontnomen zichzelf spiegelend te bekijken. De klinkers klemmen zichzelf vast als de magere ideeënwereld van Hugo Borst aan praattafels, waar Borst neerbuigend drievoudig doelpuntenmaker Wout Weghorst kleineert zonder een argument te noemen. Borst etaleert z’n eigen stoffige, benepen, kleinsteedse, bedachte, fake-superioriteit over grote mannen uit Oost-Nederland die wel kunnen scoren. Aan de zuidzijde van Groot Maart loopt een zilverkleurig pad van vierkante keitjes. Recht en hoekig als de ideeënwereld van Gert Seegers. Haaks als Koen Schuilings kaaklijn. Hard als de blikken van protesterende aan landbouwsubsidie-infuzen verslaafde boeren. Fantasieloos als aanvalspatronen van FC Groningen. Groningen dat een landelijk onderzoek naar Groenste Steden aanvoerde doet zichzelf tekort. Vergeten zijn creatieve, krullende looplijnen. Speelse hellingbanen voor skatende pubers. Groene grasperken. Wulpse acacia’s. Bloemenborders van Piet Oudolff zoals voor de Der A-kerk. Een fonteintje. Vijvers. Wandelaars dolen zielloos en wanhopig rond, vergeefs zoekend naar plezier van de landschapsarchitect.

Jeroen Stekelenburg, de grote geslotenvragenkoning II

Daar zitten ze: Jeroen Stekelenburg, NOS-verslaggever Studio Sport en Andries Noppert. Stekelenburg draait al wat langer mee en keeper Noppert is nieuw in het Nederlands elftal. Stekelenburg interviewt Noppert. Je verwacht een kennismakingsgesprek met open vragen. Maar dan … Als een aan tunnelvisie lijdende politieman die een verdachte in een verhoorkamer tot bekentenissen wil persen lardeert hij de vragen met zijn eigen opvattingen. Ook geeft Stekelenburg alvast (delen van) een antwoord cadeau, misschien denkend dat deze Friese jongen niet zelf op een antwoord kan komen. Ongegeneerd. Neerbuigend. Ongepast. Doet Stekelenburg, voorbijgaand aan de lichaamstaal van zijn gesprekspartner, let op de gepijnigde gelaatsuitdrukking, hier een poging geslotenvragenkoning Twan Huys  (https://klaastaal.nl/twan-huys-de-grote-geslotenvragenkoning/) te evenaren of zelfs te overtreffen? De vragen, integraal overgenomen uit het interview op NOS-sport op 211122:

“Ja, hoe is het om je debuut te maken op het WK, want dat hebben niet velen jou voor gedaan. Maar droomde jij dit, want was het niet te ver weg om te dromen? Jij hebt een band met hem hè, ik zag jullie net na de wedstrijd, er is iets, hij vindt jou wel een geinige gozer volgens mij. Maar even serieus, hoe lijk jij op Van Gaal dan? Maar dezelfde humor, is dat dan dat clipje dat naar buiten kwam en dat je dan een soort teken moest maken dat hij dan dubbel ligt? Hoe is deze week geweest, hoe was vanavond voor je, maar met name deze week want er komt een moment voor dat je voelt van ik kan wel eens basisspeler gaan worden. Dus je hoorde het van Frans Hoek, in eerste instantie, Van Gaal vertelde inderdaad, dat … dat Frans Hoek het jou verteld had en dat hij ook jou zelf nog even bij zich had geroepen, wat geeft hij jou dan mee? Tegen mij zei hij: de keeper moet gewoon ballen tegen houden. Maar maken we het dan niet te simpel, want er zit ook een risico aan, om iemand, ja jij hebt ook nog nooit een grote Europese wedstrijd gespeeld of zo, het is nog al wat. Hoe bedoel je, te zeiken? Ja, weet ik niet, zit het je dan dwars? Maar vind jij het eigenlijk dan logisch dat je gewoon de kans krijgt? Vrijdag hoor je dat je speelt, hoe zijn dan die twee dagen, ben je dan heel gespannen? Ja en dan winnen jullie, dat is natuurlijk heel belangrijk, dat zei je net ook al, geloofde je er nog in richting het eind van de wedstrijd? Ja, dat is heel belangrijk, beginnen met een overwinning, wat is jou meegegeven als je het goed zou doen, als je levert, zoals in de termen van de bondscoach, dan blijf je neem ik aan gewoon staan. Nee, want je droomde als jongetje van, van keepen in het Nederlands elftal, dus, kennelijk, waar droom je dan nu van, want nu is het wat dichterbij, nu kan je dromen van ver komen op het WK.”

Journaal 20 november 2022

De vergelijking tussen zelf een foamroller < een soort deegroller die je over gevoelige spieren rolt > gebruiken en de handen van een fysiotherapeut valt natuurlijk uit in het voordeel van de fysio. Maar er zijn huisartsen genoeg die geen verschil in effect zien. Mijn fysio kan heel goed vier dingen tegelijk doen. Zij masseert, vertroetelt en pijnigt mijn linker hamstring en praat me bij over mortaliteitsvoorspellingen op basis van bovenbeenspierkracht. Nee vijf: ze spoort me aan ook zelf te oefenen en de foamroller te gebruiken. Ik overdenk het fietsend, als ik na Odoorn linksaf sla richting Musselkanaal en me, mijn 22  kerstmuziekteksten repeterend, verbaas over de slechte fietspadstaat richting Stadskanaal.

Had nog nooit gehoord van zanger Ruben Block van popgroep Triggerfinger. Tot 17 november 2022. Hij treedt op met het Noord Nederlands Orkest. Overal op het podium ledlichtjes, snoeren en versterkers. Dirigent Dirk Brossé (tevens muziekprofessor, componist en arrangeur van alle muziek deze avond) is gekleed in een zwart jurkje. De orkestleden hebben een hippe outfit niet aangedurfd, die houden het op vorige-eeuws stemmig zwart. Voor beide partijen een goed effect: de popmuziek ziet in dat je ook zonder oordoppen een heel eind komt en krijgt een muzikale impuls en de klassieke een volkse.

Het repertoire meldt bekende popformaties: Roxy Music. Spinvis ken ik. Van naam. Triggerfinger, Devo, The Cars, Split Enz, Hank Williams, Peter Gabriel zijn nieuw voor me. Blocks stem doet me aan Brian Ferry denken. Zijn teksten veelal onverstaanbaar, we horen flarden povere rijmelarij, daarin schuilt de overeenkomst met kerstmuziek. So what, denk ik, to hell with the lyrics; het is de muziek die ’t hem doet. De combi met een klassiek orkest is erg goed. Ze spelen zowat de sterren van  de hemel. Het swingt bijna. De zaal vibreert als gevoelige spieruiteinden op massagetafels. Mijn hamstring geniet.

Mooi-boy Block zingt, ingetogen en soepel dansend alsof hij geëlektrificeerd is. Hij klinkt als een klok. Zelfbewust bespeelt hij de zaal. In het begin plukt hij veel aan zijn weggeschoren bakkebaarden en aan zijn bovenbenen, alsof zijn boxer-short te strak zit. Vergeleken met hem zijn de orkestmusici sullige, op zijn best glimlachende, bladmuziekklevers. Helaas blijven ze zich aan de muziekreceptuur vastklampen als Brabantse boeren aan mestfraudeverleidingen. Wat zou er gebeuren als ze zich eens lieten gaan en hun comfortzone verlieten? De koperjongens zijn ijzersterk. De ritmesecties ook. De violen blijven soms hangen in zijige filmmuziek. Brossé lijkt het goed te vinden. Hij blijft met een gelukzalige lach stralen in de discolampen.