De Dissel Emmen 1984

Kijk, daar staan we: 70 personeelsleden van De Dissel, in de jaren 80 de grootste school voor voortgezet onderwijs in Emmen, 55 mannen en 15 vrouwen. Openbaar, want we realiseren ons maar al te goed de onwenselijkheid van (bijzonder) christelijk onderwijs. Een inclusieve school met ook leerlingen uit Marokko, Joegoslavië, Ethiopië, want hoewel het woord witte school nog niet bestaat, weten we dat we daar van moeten wegblijven. In latere jaren krijgt elke vestiging een taalklas waar leerlingen uit AZC’s naadloos instromen. De beste collega’s worden mijn beste vrienden. Onze school behoort tot de fine fleur van het voortgezet onderwijs in Drenthe. Nou ja, tenminste enkele vakken dan. Bijvoorbeeld het vak maatschappijleer dat via het SLO de landelijke toon zet. En komt minister Jo Ritzen enkele jaren later niet bij ons langs voor advies over invoering van nieuwigheden als de medezeggenschapsraad en basisvorming?

Waar vind je beroepen met zo’n diversiteit aan extra kwaliteiten: topsporters (een profvoetballer naast een toptennisser), cultuurfanaten (een dichter naast een zanger naast een musicus naast een beeldend kunstenaar), vakidioten (een monomane fysicus naast een bioloog), onderwijskundigen, onderwijsvernieuwers, aanstaande wethouders, een verdwaalde predikant en zwarte aannemer, vakbondsbestuurders, directeuren, francofielen, maatschappelijk werkers, waterschappers, politici, ontwerpers, doeners, denkers, ontwikkelaars.

Ach, gedurende korte tijd vermomt een enkeling zich in de rol van zeurder, zwammer, zeikerd, drammer, betweter, maar dat duurt nooit lang. Veertig jaar later kijk ik terug; ik herken ze bijna allemaal, inclusief (van vileine tot onschuldige) bijnamen: de neus, de verleider, de besnedene, Pandora’s Box, de analfabeet, het gedoofde licht, Farizeër, rukker, priester, reageerbuis, Petrus Majella en Maria de onbereikbare.

Wat doet me aan deze foto denken? Eén van de geportretteerde oud-collega’s heeft zijn langste tijd gehad. Mijn goede vriend Ted krijgt daar lucht van en bereidt hem een serenade met een keur aan oude liedjes, sommige zelfs speciaal op de zieke toegesneden, voordat hij gaat hemelen. Samen met Ine gaat Ted op het verpleeghuis af en bezorgt de oude man een gouden uur.

In Memoriam Harmke Jansen

Op vier november 2023 krijg ik een bericht uit Sleen dat Harmke Jansen is overleden. Het bericht stemt me bedroefd. Tegelijkertijd is het voor mij een goede aanleiding om herinneringen op te halen aan een fijn mens in een fijne tijd. Ik heb haar gekend sinds de tijd dat wij in Sleen woonden. Er zullen in Sleen niet veel vrouwen zijn met wie ik zo veel interesses en bezigheden deelde. En hoe mooi dat we altijd contact hebben gehouden na ons vertrek uit Sleen.

Samen met Harm Dijkstra behoorden Harmke en ik tot wat ik het vlaggenhijsersgilde noem. Op hoogtijdagen gingen we de toren in en hesen de driekleur. De eerste keer vergezelde ze mij. Met trots vertelde Harmke me over het feit dat Sleen de hoogste toren van Drenthe heeft. We keken uit over de landerijen, genoten van rondvliegende duiven en van het zicht op de bovenkant van de gewelven. Eens per jaar kwamen we bij Harmke samen om de hijsbeurten te verdelen.

Harmke had veel interesse in en kennis van het Drents. Toen ik het plan opvatte eens iets in het Drents te schrijven vroeg ik haar mijn taalcoach te worden. Dat deed ze graag. Ik volgde een cursus, las een stapeltje Drentse boeken, analyseerde Henderkiens teksten tot op het bot en dompelde me in het Drents. Ook mijn toenmalige buurvrouw Jannie Alberts was een prettige sparringpartner bij mijn studie. Ik schreef, schaafde en herschreef en vervolgens mailde ik Harmke enkele alinea’s die zij dan corrigeerde. De verhalen publiceerde ik op mijn blog. Het eerste ging over de aardige Sleense gewoonte oud papier op te halen voor de basisschool. Het was in het begin stoer genoeg maar Harmke stimuleerde me en ze becommentarieerde me op een milde wijze. Ik wilde verder en schreef een wat literairder verhaal over een leraar, leerlinge, zuipkeet en het leerlingenvolgprogramma Magister. Harmke stimuleerde mij om dat verhaal in te sturen voor een verhalenwedstrijd van Huus van de Taol. Het leverde me, met dank aan mijn taalcoach, een aanmoedigingsprijs op. Harmke was ruimdenkend. Dat ik in het verhaal wat plagerig schreef dat vrouwelijke collega’s op school fluisterden over klaarkomen op het invalidentoilet deerde haar niet.

Soms ontmoette ik haar als ze medewerker was bij een crematie in Emmen. Dat deed ze heel goed. Betrokken, meevoelend en duidelijk. We waren beiden boekenliefhebbers. Harmke was medewerker geworden bij de tweedehandsboekenverkoop ten bate van de dorpskerk. Typisch Harmke, je inzetten voor een goed doel waarbij je mensen ziet en spreekt. Ze was zo attent een rapportboekje van een van onze zoons terug te sturen toen dat een keer in een doos ingeleverde boeken terecht was gekomen.

We stuurden elkaar kerstkaarten en die van haar waren speciaal, altijd al van verre herkenbaar. Met de fraaie, gekalligrafeerde letters schreef de namen op de enveloppe, altijd tot verbazing en plezier van de postbodes en de verwoorde wensen waren vaak van een ongekende schoonheid, soms per letter een sierlijke tekening.

In december 2022 spraken we elkaar nog bij een kerstconcert in de dorpskerk. Ze was al ziek. De spierziekte ALS had haar in een verstikkende greep. Daarna hebben we nog met elkaar gecorrespondeerd. Ik was onder de indruk van haar positieve toon. Dat zij zo kort na haar man Leo uit de tijd is gekomen is tegelijk wreed en mooi.

In Memoriam Rob Wehrens

Op twee september kwam Rob Wehrens uit de tijd. Bijna 92 jaar oud. Gestorven in zijn slaap. In zijn laatste brief aan mij schreef hij: ‘Als ik morgen niet wakker zou worden, zou dat goed zijn.’ Toen ik deze zin las dacht ik: ‘Moet ik hem nog informeren over het bestaan van ‘Coöperatie Laatste Wil?’ En als hij een niet-confessionele maar wel goed opgeleide huisarts heeft die de wet respecteert, zal Rob toch, mocht het op ondraaglijk lijden uitlopen, euthanasie verleend kunnen worden? Rob vertelde dat hij tevreden op zijn leven terugkeek. Ik heb Rob meer dan veertig jaar gekend. We waardeerden en respecteerden elkaar. Gezien onze uiteenlopende naturen, opvattingen en achtergronden mag dat een klein wonder heten. Als ik me niet vergis startte Rob zijn loopbaan op een lagere school in Soest waar hij een klas met 50 brave Gooise kinderen onder zijn hoede had. Zijn ietwat bekakte, Gooise, accent, heeft hem nooit gedeerd, integendeel, ik denk dat hij het cultiveerde.

Ik leerde Rob kennen in de periode dat er in Emmen twee MAVO’s fuseerden. Direct erna kwam er een HAVO-afdeling bij. Rob kwam uit het Baander-kamp waar de tijd leek te hebben stilgestaan met bedaagde senioren die zonder uitzondering drie sigaretten per les rookten en inmenging in hun bastion wat lastig vonden en hoopten dat veranderingen hun deur voorbij zouden gaan als inspecteurs aan hun vakgroep. Rob was geen onderwijsvernieuwer maar hij ging de discussie niet uit de weg en stond open voor samenwerking, zelfs met een eigenwijze collega van MAVO Allee. Vanaf het allereerste begin kregen wij samen de schoolkrant onder onze hoede. Ons werd lof toegezwaaid, waarop meneer Wehrens de directie voorhield dat dan het aantal taakuren verdubbeld zou kunnen worden. Of dat gebeurde weet ik niet meer, wel dat ons een HAVO-collega werd toegeschoven. Op school zal Wehrens niet altijd de gemakkelijkste docent zijn geweest. Zijn vakken waren Frans (met altijd halve klasjes) en Engels. Op grote avonden in de Muzeval deed hij graag mee. Nog zie ik hem vol zelfvertrouwen in een afgeladen Muzevalzaal soleren met La Mer van Charles Trenet.

Dat Rob geen alledaags levenspad bewandelde moge blijken uit het feit dat hij tweemaal met dezelfde vrouw trouwde en vervolgens ook twee keer van haar scheidde. Wij konden het goed met elkaar vinden. Rob kon goed koken en hij wijdde ons in in de geheimen van Spaghetti Carbonara, eind jaren tachtig heel wat anders dan aardappels met boontjes en een speklapje. Rob vergezelde ons eens op vakantie naar Poncin (F.) waar hij, onder het lover van oude populieren onze oudste zoon leerde rekenen met behulp van Smarties. En passant leerde onze zoon dat ‘Meneer Rob’ beter klonk dan gewoon ‘Rob’.

Wij maakten Rob mee in de Bargeres in Emmen, op twee adressen in Exloo en later weer in een appartement in Emmen. Bij zonnig weer zagen we hem op afstand al zitten op het balkon in zijn bruine blote bast. Rob had geen computer of mobieltje. Hij koesterde zijn zwart-bakelieten telefoon die hij gebruikte om zijn Zweedse vriendin, die ik oneerbiedig scharrel noemde, wekelijks te bellen. In zijn laatste jaren werd Rob liefdevol bijgestaan door zijn zoons die hem wekelijks bezochten en hij had een fijne huishoudelijke hulp, een rollator en de Jumbo naast de deur, waar hij elke dag koffie scoorde. Als pensionado maakt Rob zich nuttig als voorlezer van luisterboeken.

De foto’s bij Nieuw in Stad

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) bespreekt de fotografie van Nieuw in Stad)

De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen wordt verluchtigd met 27  foto’s gemaakt door Dorjan Ivan Rener Sitar. Een Sloveense jongeman die in Groningen geneeskunde studeert.

Een van de  mooiste foto‘s – het beeld de zittende jongeling van Jeltsema – staat op de voorkant en bij het verhaal met dezelfde titel als het beeld. Wie de bizarre biografie van Jeltsema kent, wil de naakte jongeling tussen de benen kijken. De foto laat ons raden. Bij de geboorte dacht men dat Fré Jeltsema een meisje was en werd hij ook als zodanig opgevoed, ook nadat men er op driejarige leeftijd achter kwam dat het om een jongen ging. Op 26-jarige leeftijd is door een vonnis de geslachtsvergissing rechtgezet om strafvervolging vanwege travestie  te voorkomen. Vanaf toen ging hij als een man door het leven.

In het verhaal De Pieternella wordt terloops lovend melding gemaakt van het park Oase in de stad van de monumentale vormgever Noud de Wolf. Een kiekje vanaf  deze intieme plek met op de achtergrond het hekwerk van het vroegere Groninger museum had de plaats in kunnen nemen van het hekwerk dat alleen op de foto staat bij het verhaal Mannendingetje.

Bij het verhaal Tandarts zien we een tandarts aan het werk. Mij ontging de reden voor het plaatsen van deze foto. Ik had een poenerige stadsvilla met donkere wolken verwacht bij een smoelsmid die – blijkens het verhaal – zelfs ’s avonds aan het beunen is. De echte reden zag ik toen ik beter keek en zag dat de schrijver het slachtoffer is. Zou de schrijver Dorjan meegevraagd hebben voor een portretje toen hij onder het mes ging?

Gelukkig kunnen we genieten van Groningse luchten als Rener Sitar het Groninger museum fotografeert. De hoge, gele ingang van het museum staat niet helemaal in het midden van de foto, maar ik weet niet of dit juist de charme van de toto is, of gewoon toeval.

Het shot van de baksteensculptuur van de Deen Per Kirkeby  bij het verhaal Follies kan vanaf deze kant niet beter gefotografeerd worden omdat een of andere heikneuter er een lelijke witte muur voor gezet heeft.

Een foto die – wat mij betreft – tot de besten behoort is die van Wall House # 2. Een rimpelend Hoendiep, tegenover wolken in de blauwe lucht en dan het mooie kleurgebruik in de drie verdiepingen van deze dependance van het Groninger museum. Onze Sloveense fotograaf heeft ongetwijfeld strakke instructies van de duivenliefhebbende schrijver gekregen, getuige het feit dat er twee foto’s van duiven te vinden zijn. Een foto van fladderende duiven bij het verhaal Ik vertrek en een foto van voedsel pikkende duiven, die illegaal gevoerd worden door een persoon die verdacht veel op onze schrijver lijkt.

Ach, er is nog zoveel meer te zien:  een foto van grootheden als Ben Feringa en Jan Boer,  het terras van het Pomphuis, boten liggend langs de A, de muurkrabbel ‘klaas je bent de mooist’, een kijkje vanaf de bovenverdieping van schrijvers woonst,  de binnentuin, het geveltuintje,  een straat vol fietsen, het orgel in A-kerk en de vismarkt. Het bespreken van foto’s is moeilijk zonder de foto erbij te laten zien. Misschien toch de bundel kopen?

T. L. M. Schilder: ‘Nieuw in Stad: Niet voor lange tenen’

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) is de eerste gastschrijver op www.klaastaal.nl)

Schrijfplezier

Door het herlezen van de verhalen die ik eerder op Klaastaal las, merk ik hoe sterk de verhalen zijn. De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen is ongetwijfeld met veel schrijfplezier vervaardigd. Geregeld kom je bijzondere woorden, metaforen, taalvondsten en anekdotes tegen. In de inleiding waan je even de Vlaamse krant De Standaard te lezen of een boek uit de 19e eeuw.  De schrijver belooft een inkijk in zijn nieuwe ‘woonst’  en in hem als persoon. In het eerste verhaal complimenteert de schrijver een man met zijn inparkeerkwaliteit met de woorden: ‘Een negen, jongen’. ‘De man kijkt me vernietigend aan bang dat ik zijn verderop staande vrouw jureer,’ vervolgt de schrijver. In deze anekdote leren we ook meteen de schrijver al een beetje kennen: een schoolmeester met humor en aandacht voor vrouwen.

Vrouwen

 In het verhaal ‘Klaas je bent de mooiste’  lezen we: Ooit schreef ik het gedicht ‘Zesentwintig’, dat in 1994 gepubliceerd werd in het Drents Letterkundig Tiedschrift ROET. Ik was ingegaan op de uitnodiging een ‘zelfportret’ te schrijven. Mijn zelfportret bestond uit de namen van 26 meisjes/vrouwen die ik, verlegen Friese dorpsjongen, in mijn jeugd in stilte had aanbeden. Hadden er gemakkelijk 52 kunnen zijn’ Op politiek vlak kunnen vrouwen vaak op de warme belangstelling van K.G. rekenen. Ik noteer: ‘Carola, Alexandra, Sigrid, Agnes, Fleur, Esther, Sylvana. Ook Lale Gül, schrijfster van ‘ik ga leven’, mag zich verheugen in  warme belangstelling, want de schrijver moet niets hebben van ‘moskeeën en synagogen waar vrouwen worden weggestopt in zweterige achterafgalerijen of achter dikke gordijnen’. Over de Groningse  synagoge met een mooie architectuur lezen we ‘dat moeten gereformeerde kerkbouwers geweest zijn’.  De verborgen verwijzing naar de gereformeerde kerkbouwers  architect Tjeerd Kuipers in samenwerking met de architect Ytzen van der Veen is niet de enige aanduiding in de verhalen die fictioneel lijkt maar feitelijk juist is. Over duiven: ‘Onnozelaars die onwetend zijn spreken van vliegende ratten. Weten niet dat duiven betere borstkankerherkenners zijn dan gespecialiseerde medici.’ Tot mijn verbazing blijkt ook dit niet zomaar uit de schrijversduim gezogen

Vrouw I

De eigen vrouw van de schrijver wordt steevast met ‘vrouw’ of ‘vrouw I’ aangeduid. ‘Vrouw’ probeert de plezierschrijver te ontnuchteren als hij een dakloze met plezier een tientje geeft: ‘Die staat hier morgen weer’. In het verhaal over het bezoek aan het restaurant  Het Pomphuis wordt een mooie anekdote over ‘Vrouw I’ beschreven. “Vrouw I wordt wat onrustig. ‘Dat lijkt mijn opa wel. Jan Boer. Die daar met die grote oren, hij houdt zijn hoofd wat scheef alsof hij moeite doet ons te verstaan.’ De tafelgenoten ginnegappen wat. Ja hoor, mevrouw woont net in Stad en denkt dat het Pomphuis haar als innemende, tegen de zeventig lopende, buurvrouw wil  paaien door haar opa aan de wand te exhibitioneren. ‘Leraar aan de kweekschool, later directeur, inspecteur, streektaalpromotor en womanizer avant-la-lettre. Liet mijn oma zitten voor een veel jongere vrouw. Rottumer. Veelschrijver ook.”

Niet voor lezers met lange tenen

De verhalen zijn niet geschikt voor mensen met lange tenen. Hoewel de beledigde personen waarschijnlijk niet veellezers zijn. ‘Aan de overkant van de A stopt een scooter met twee bijna twaalfjarigen. De pas gejatte paarse Vespa Primavera RST met camelkleurige buddyseat, hebben ze nog niet echt in de macht. Het theorie-examen voor bromfietsen is, zonder hulp van de Koranschool, voor hen even onbereikbaar als een foutloos ingevuld belastingbiljet voor hun grote, drillrappende broers of particulieren met een B.V….Drugsrunners zijn als geldezels. Zodra ze vrouwen kunnen beledigen gaan ze van school en verschansen zich bij de zoveelste aanhouding achter het argument van kansenongelijkheid als Limburgers die altijd hebben vertrouwd op en geloofd in de door henzelf verzonnen Mutti Maria en het hebben verdomd de dijken op tijd te verhogen.’

Banken

Ook banklieden zullen even moeten slikken of glimlachen bij de veeg uit de pan bij de beschrijving van de bijeffecten van verhuizen. ‘Mensen in je omgeving gaan je ongevraagd raadgeven alsof je hebt aangekondigd van de ABN naar een bank in de bovenwereld te willen overstappen. In het verhaal Follies lezen we weer een mooie vergelijking.‘ De vraag of deze constructie een folly is of beeldende kunst is net zo lastig als de vraag of de ABN een bank of een maffioos witwasbedrijf is’.

Friesland

In veel verhalen is de liefde voor Friesland en de Friese taal duidelijk aanwezig. We lezen hoe de mensen in stad,  anders de Friezen, zich vergapen aan een tjalk, Hasselter aak of skûtsje. ’Een kapitein met een BMI van 25[2], op sokken. Lange lokken onder de pet. In plaats van spetterend buiswater of een frisse Friese wimpel de sleetse driekleur.’ Een minister die de eed uitspreekt in het Fries  ‘Dat ferklearje en ûnthjit ik’ krijgt de positieve typering ‘eigenwijs of eigenzinnig’.

Urinoirs

Grappig is de aandacht voor urinoirs, plaskrullen, secreetzuilen en urinebakken   of pisbakken. Deze fascinatie lezen we gaat terug op de vroegste jeugd. ‘Bijna zestien was ik, een Friese plattelandsjongen die later boer, politieman, dominee of tolk/vertaler en als het moest leraar Nederlands en Engels wilde worden. Op het christelijk lyceum in Dokkum raakte ik verslaafd. Aan de boeken van Wolkers, Cremer en Reve. Die schreven over alles wat Calvijn, God (Dokkum was nog Allah-vrij), juffrouw Hids en rector Heukels afkeurden. Over brute seks in Amsterdamse urinoirs bijvoorbeeld, althans zo fantaseer ik. Toen al nam ik me voor er ooit eens wat over te schrijven. Over urinoirs dus’ In het verhaal Sitzpinkler wordt uitgebreid ingegaan op de openbare toiletten. De foto[3] bij dit verhaal toont ons twee urinoirs. De ene, de oudste, een urinoir uit 1925, staat aan Hoge der A, destijds ontworpen door gemeentearchitect Siebe Jan Bouma. De andere, het subliemmooie pisbakhuisje van Koolhaas/Olaf staat naast het Pomphuisterras.

Tot slot

Een inkijk in de persoon KG leert ons iemand kennen die erg in kunst en orgelmuziek is geïnteresseerd.  Dat dit soms tot een probleempje leidt, leert het verhaal over het  kennismakingsgesprek bij de huisarts. ‘ Toen ik te lang doorzemelde over orgelmuziek kapte hij me behoedzaam doch kordaat af en verlegde zijn aandacht naar vrouw I.’

De bundel Nieuw in Stad biedt de in taal en Groningen geïnteresseerde lezer veel leesplezier. Om toch ook een kritische opmerking te maken: ik mis de bladzijdenummering en – maar dat is de voorkeur van de recensent – de uitgevulde regellengte waardoor de bladspiegel rustig over komt.

(Nieuw in Stad is toe aan de derde oplage. De publicatie wordt uitgevoerd met echte kleurenfoto’s van 23 x 12 cm, die alle met de hand worden aangebracht. Fotograaf: Dorjan Ivan Rener Sitar, student geneeskunde, die uit Ljubljana naar Groningen kwam.

  • Het kan bij voorintekening worden besteld. Maak het bedrag over naar NL41 RABO 0104 4448 43 t.n.v. K. G. van der Meulen met vermelding van gewenste aantal en uitvoering. De verkoopprijs is naar keuze, afhankelijk van het aantal gewenste foto’s. Voorbeelden: met 1 foto: € 6,-, met 2 foto’s € 7,- met elke extra foto € 1,- erbij tot een maximum van 28 foto’s voor € 33,-.
  • Hoofdstuktitels: De zittende jongeling van Jeltsema, Mannendingetje, Ik vertrek, Ben Feringa en Jan Boer, Pomphuisterras en Koranschool, De Pieternella, Klaas, je bent de mooiste, Tandarts, Blühm en De Ploeg, Follies, Groningers zijn Friezen, Binnentuin, Geveltuinen, Het A-Kwartier, Toporgelmuziek, Overjarige Steradenttablet, Hejduks Wasknijper en Wall House #2, Klinkersnijder, Academie Minerva, Parkeren in Groningen, Het Pitcairn Museum, Blockhouse, Potdomme, duiven voeren is verboden, Isolatiewaarden, Putdeksels en het architecturale telefoonboek, Sitzpinkler, ‘Zeg t mor’ Cursus Gronings.)

Museum Het Loo negeert Keti Koti

Terwijl in het hele land vorige week met Keti Koti de afschaffing van de slavernij wordt herdacht en gevierd, volhardt Museum Het Loo te Apeldoorn, bomvol koninklijke pracht, prullaria en praal, in het presenteren van dubieuze kunst, zonder verwijzing naar de veranderde inzichten. Het betreft een kunstwerk dat door het Rijks Museum is uitgeleend: ‘Cupido en Sideron’ van Isaac Lodewijk la Fargue van Nieuwland, een aquarel uit ongeveer 1766. Afgebeeld zijn twee zwarte kinderen afkomstig uit Curaçao en Guinea, uitgedost in een mal kleurrijk bediendenkostuum, elk met een dienblad in de handen met daarop een kopje thee of chocolade. Volgens het bijschrift werden beide kinderen, Cupido en Sideron, als kamerdienaren cadeau gegeven aan Willem V. Mijn neefjes, we zijn hier in het kader van een familiedag, kijken raar op. Weggegeven. Als cadeau. Aan iemand in een ander werelddeel.

Deze museale onachtzaamheid is natuurlijk des te wranger nu koning Willem Alexander zijn excuses heeft aangeboden over het Nederlandse slavernijverleden en vergiffenis heeft gevraagd voor de onwelriekende acties van zijn graaiende voorouders die maar raak handelden in zwarte mensen. Ook werd bekend dat het koninklijk huis zo’n 600 miljoen heeft verdiend aan de handel in tot slaaf gemaakte kinderen, mannen en vrouwen uit overzeese gebieden, voor een deel als koddig uitgedoste verjaarspresentjes weggegeven aan bevriende relaties? Het mag bijzonder heten dat Museum Het Loo haar educatieve taak verkwanselt en schaamteloos voorbij gaat aan het leed aangedaan aan de tot slaaf gemaakten door het kunstwerk met het nare  bijschrift naïef te blijven tonen zonder te wijzen op veranderde inzichten. Museum Het Loo om een toelichting gevraagd meldt na vier dagen via een conservator dat dit onderwerp zeker langdurig is bestudeerd en tegen het licht gehouden. De tekst zou zelfs vier keer herschreven zijn.

Journaal 1 januari 2023

Oudjaarsavond 2022: Grote Markt. Harde muziek, flitsend laserlicht, een nieuwe, nog ultralelijke stadsvloer en prachtige projecties op Koen Schuilings werkkamer. Toeristen, BOA’s, 12 dixies, Gulenisten achter kinderwagens, Kortings-Gea, en relaxed publiek. Goed gedaan Groningen.

Dik 127 jaar aan man, zeker ruim 160 kg, zit gebroederlijk naast elkaar op een smal bankje lekker te quatre-mainen (worden er eigenlijk ook automatisch quatre pieds gebruikt? vraag ik aan mijn gaste). Dan nog iets vrouwonvriendelijks: de vrouw die registreert blijft anoniem, wordt nergens genoemd, maar zonder haar puike regisserende registratie hadden beide mannen het kunnen schudden natuurlijk. Zoals goede kroegen drie biertapinstallaties, kermissen drie schiettenten hebben heeft deze concertkerk drie orgels. Alledrie worden ingezet bij het gevarieerde oudejaarsdagprogramma. We menen een wat stroeve start te herkennen, maar allengs komt de souplesse met stukken van Tomkins en Soler. De Lutherse kerk zit bijkans vol als maestri Theo Jellema en Erwin Wiersinga het jaar uitluiden met hogeschoolmuziek op het Van Oeckelenorgel en het nieuwe barokorgel waaraan de namen hangen van Schnitger / Radeker / Garrels / Freytag / Edskes. Een staande ovatie wordt het aan het eind, meer dan verdiend!

Met drie koffie, 500 gr yoghurt/muesli/fruit, drie muffins met bosbessen, twee cappuccino, een banaan, een bidon met bietensap/jus d’orange, een saucijzenbroodje, een flesje smoothie, een kop snert red ik een trainingsrondje van 150 kms Groningen – Odoorn – Hoogeveen – Beilen – Assen – Groningen op een loeizware ATB in ruim zes uren. Dat betekent dat ik klaar ben voor de winterfietselfstedentocht op 15 januari 2023.

Waarom 67-plussers daaraan mee willen doen? Er zijn ongeveer 1.100 deelnemers, waarvan slechts 68 ouder dan 65. Het is het speciale. Het uitzonderlijke. Het uitgerekte. Het bijna unieke. Heb je na afloop behalve een heerlijk trekkerig gevoel in je bovenbenen wel een kruisje dat slechts enkele tientallen leeftijdsgenoten hebben kunnen halen. Daarom. En de bijvangsten: verbeterde hersencapaciteit, minder kanker- en Parkinsonkansen, beter slapen, sneller herstellen, een gezonder hart, minder vet, een langer leven, langer jong, en minder stress zijn mooi meegenomen.

Kippenvel is een prettige sensatie. Ik hoef maar de eerste maten van bekende, mooie muziek te horen of er gaat een soort rilling van mijn bovenarmen via schouders naar rug en weer terug naar de armen waar de haartjes rechtop gaan staan. Bijzonder. Prettig. Ervoer het een keer of tien onder ‘Hallelujah’, een documentaire over Leonard Cohens beroemdste nummer. Misschien het meest gecoverde nummer in de pophistorie? Voor mij zonder mis het ‘misschien beste zangstuk’, zowel voor solisten, bands en koren. In Cohens tientallen coupletten zitten naast holy fragmenten ook wat horny stukjes, the naughty bits. Te zien in Forum Groningen.

Beste Klaastaallezers,

Mirna Westra

Jaareindes vragen om terugkijken en de balans opmaken. Boereninkomens zijn met ongekend hoge melk- en uiprijzen skyhigh. Mestfraude-adviseurs worden veroordeeld. Studiosportmedewerkers overschrijden intermenselijke gedragsregels. Grootste belastingontwijker wint sportgala. Google vertelt me dat ik 7K fiets dit jaar. Door 520K gassies worden mijn foto’s bekeken/gedeeld. Mijn website trekt 4,2K lezers (*). Luisterpubliek Grootkoor in Concertgebouw, Lawei, Martinikerk: 3,6K. Morele verplichting, altruïsme, engagement, pauwengedrag, gloeiendeplaatdruppelaar, tevredenachteroverligger, de berekenende homo economicus, op tijd bedankt zeggen, Calvijn, zit allemaal in me, als ik nadenk over hardcore kerstkaartmijders (aantallen stijgen als voedselbankcliënten), en me laaf aan het idee dat iedereen die dit leest voor de tweede keer de € 190,- energiecompensatie aan de voedselbank heeft gedoneerd. Doe wat! Allemaal leuk en aardig. Maar het meest bijzonder is misschien het door onze SCDZ georganiseerde kerstconcert in Sleen. Volle bak. We ontvangen een 80 Oekraïense gasten. Vrouwenkoor NOVA met maestra Mirna Westra zingt ‘Nowa radist stala’ en organist Eeuwe Zijlstra speelt op het Vollebrecht-orgel het Oekraïense volkslied. Iedereen staat. Tranen. Handen op harten. Kippenvel. Hoor ik lippen de naam van Zelensky prevelen? Stel je voor: verdreven van huis en haard en dan in Sleen in je moerstaal worden toegezongen en als klap op de vuurpijl je volkslied. De emotie herken ik. Ik ga terug in mijn ondergrondse geheugencrypte. (* interessant detail: fier aan kop staan mijn stukken over Lale Gül, Salomon Levy en Peter van Dijk, in mijn ogen ook de beste drie).

Eeuwe Zijlstra

  1. Met een groepje voortgezetonderwijsspecialisten reizen we naar Oefa, de hoofdstad van Bashkortostan of Baskirië. We gaan ze daar vertellen hoe ze het best Engelse lessen geven. Het is onze Russische gastvrouwen en -heren niet ontgaan dat Nederland (ook toen al) stijf bovenaan stond in de ‘English Proficiency Index’. En passant adviseren we hun over toilethygiëne op scholen, want die is rampzalig. Delegatieleider en Pushkinkenner Henk van Buiten is onze spreker. Het wordt een mooie reis, maar de drie weken duren lang. Tijdens een bezoek aan een conservatorium spreek ik een studente die het Wilhelmus kan spelen. Haar specialisatie ‘National Hymnes’ verbaast me. Na enig zoekwerk speelt ze ook de eerste maten van het ‘Frysk bloed tsjoch op’.

Toegift:

E  e  n    g  o  e  d     2   0   2   3    g  e  w  e  n  s  t

De  sloten  bevriezen, de  haard vat weer vlam,

De  hele  dag  lezen,  het schaap  naar de ram.

 

Een  bokbier  van  Grolsch, een Leffe van ’t vat,

Een Cantate  van Bach,  een  worst  van de lat.

 

Een boek van Mark Haddon, wat langer in bad,

De  kaarsen  vol   vuur,  een   muis voor  de   kat.

 

Een   bol   uit  de   olie,   een   vis   uit   het   zuur,

Gezang   in   de  verte,   een  bal  uit  de   muur.

 

Op   zondag   een   kuier,  een   kop  hete  snert,

wat hooi voor het paard, en op naar ’t concert.

 

Een  snoek  uit  het  meer in de luwte van Sneek,

Vrede   met   Finkers, Hans  Teeuwen   of   Freek.

Jeroen Stekelenburg, de grote geslotenvragenkoning II

Daar zitten ze: Jeroen Stekelenburg, NOS-verslaggever Studio Sport en Andries Noppert. Stekelenburg draait al wat langer mee en keeper Noppert is nieuw in het Nederlands elftal. Stekelenburg interviewt Noppert. Je verwacht een kennismakingsgesprek met open vragen. Maar dan … Als een aan tunnelvisie lijdende politieman die een verdachte in een verhoorkamer tot bekentenissen wil persen lardeert hij de vragen met zijn eigen opvattingen. Ook geeft Stekelenburg alvast (delen van) een antwoord cadeau, misschien denkend dat deze Friese jongen niet zelf op een antwoord kan komen. Ongegeneerd. Neerbuigend. Ongepast. Doet Stekelenburg, voorbijgaand aan de lichaamstaal van zijn gesprekspartner, let op de gepijnigde gelaatsuitdrukking, hier een poging geslotenvragenkoning Twan Huys  (https://klaastaal.nl/twan-huys-de-grote-geslotenvragenkoning/) te evenaren of zelfs te overtreffen? De vragen, integraal overgenomen uit het interview op NOS-sport op 211122:

“Ja, hoe is het om je debuut te maken op het WK, want dat hebben niet velen jou voor gedaan. Maar droomde jij dit, want was het niet te ver weg om te dromen? Jij hebt een band met hem hè, ik zag jullie net na de wedstrijd, er is iets, hij vindt jou wel een geinige gozer volgens mij. Maar even serieus, hoe lijk jij op Van Gaal dan? Maar dezelfde humor, is dat dan dat clipje dat naar buiten kwam en dat je dan een soort teken moest maken dat hij dan dubbel ligt? Hoe is deze week geweest, hoe was vanavond voor je, maar met name deze week want er komt een moment voor dat je voelt van ik kan wel eens basisspeler gaan worden. Dus je hoorde het van Frans Hoek, in eerste instantie, Van Gaal vertelde inderdaad, dat … dat Frans Hoek het jou verteld had en dat hij ook jou zelf nog even bij zich had geroepen, wat geeft hij jou dan mee? Tegen mij zei hij: de keeper moet gewoon ballen tegen houden. Maar maken we het dan niet te simpel, want er zit ook een risico aan, om iemand, ja jij hebt ook nog nooit een grote Europese wedstrijd gespeeld of zo, het is nog al wat. Hoe bedoel je, te zeiken? Ja, weet ik niet, zit het je dan dwars? Maar vind jij het eigenlijk dan logisch dat je gewoon de kans krijgt? Vrijdag hoor je dat je speelt, hoe zijn dan die twee dagen, ben je dan heel gespannen? Ja en dan winnen jullie, dat is natuurlijk heel belangrijk, dat zei je net ook al, geloofde je er nog in richting het eind van de wedstrijd? Ja, dat is heel belangrijk, beginnen met een overwinning, wat is jou meegegeven als je het goed zou doen, als je levert, zoals in de termen van de bondscoach, dan blijf je neem ik aan gewoon staan. Nee, want je droomde als jongetje van, van keepen in het Nederlands elftal, dus, kennelijk, waar droom je dan nu van, want nu is het wat dichterbij, nu kan je dromen van ver komen op het WK.”

In Memoriam Gezienus Omvlee

Elf augustus spreken we elkaar nog uitgebreid en maak ik wat foto’s van je. Je ziekte zit je glimlach en pretogen niet in de weg. Het is een mooie zomerse dag. Een vriend bericht me dat je uit de tijd bent gekomen. Ik heb het wel verwacht, maar toch verrast en bedroeft het mij. Mijn droefenis bestrijd ik door in mijn geheugen te gaan graven om na te gaan hoe lang we elkaar kennen. Het zal de tijd van door STEM georganiseerde taaltheaternachten in de Muzeval in Emmen zijn geweest, een kleine 25 jaar geleden. Later zitten we beiden in het STEM-bestuur.

We ontmoetten elkaar op het vlak van de schrijverij. Of we zielsgenoten waren? Ja en nee. We delen veel interesses: belangstelling voor de regio, schrijven, lezen, organiseren, sporten. Jij Drent, ik Fries, maar beiden Duitse voorouders. Jij gereformeerde jeugd, ik hervormd. Jij flexibel en meeverend, ik star en vasthoudend. Jij Trouw, ik Volkskrant. In de typologie van Drenthekenner Harm Dijkstra ben jij een typische exponent van de zand-Drenth. Ik bewonder je om je gemakkelijke instelling. Als ik merk dat de organisator van een groot literair evenement in Drenthe knoeit met toeschouwersaantallen zet ik mijn hakken in het zand terwijl jij wil toedekken en verder gaan. Er volgt een korte periode van verwijdering, maar daarna zoeken we elkaar weer op. Vrienden.

Met heel veel plezier kijk ik terug op gezamenlijke projecten. Het schrijven van ‘Drenthe, Middelpunt der aarde’, samen met Willem – God of de Duivel hebbe zijn ziel – Koopmans en handboekdrukker Peter Bekker. Ik herinner me dat je op een zondagmorgen in Sleen langs komt, jij in een ultrakorte hardloopbroek, bovenbenen en kuiten van staal, bezig met een rondje, je was een duurloper meen ik. We nemen even wat laatste dingetjes door en je drinkt een liter water. We organiseren een literaire middag op Emmens hoogste punt, de oude vuilnisberg aan de Schansstraat waaraan zoveel deelnemers meedoen dat het goed bezocht lijkt. Een culturele avond met Zuidbargers en familieleden van jou (tot in Noorwegen toe) die ik mag presenteren. Taaltheaternachten in de Grote kerk in Emmen met regionale en landelijke schrijvers en onalledaagse entr’actes. Jij trekt mij vaak mee. Organiseer jij Taal an Taofel in Sleen, dan nodig je mij uit als deelnemer. We lezen voor uit eigen werk tijdens een avond van ’t Aole Volk.

Je bent lid van de Drentse Schrievers Kring, een club die zo graag boekjes wil produceren dat ze soms in de gauwigheid vergeten elkaars inzendingen even op taalfouten te controleren. Je bent de laatste solo-gemeentedichter, later wordt het een collectief, bijeen gehouden door een met slaapmutsen gevulde stichting die vergeet jouw naam op je gemeentedichterbundel te vermelden. Het deert je niet. Tijdens een literaire avond in de bieb haal ik voor jou je gram. Je duikt in het verleden van de in Sleen met een buste vereerde Naarding en schrijft erover in Roet. Je krijgt een mooie plaats in Nijkeuters literaire bijbel.

Samen met een bent oudere jongeren schrijf je light verse bij de vleet. Met de regelmaat van een haperende klok publiceer je in Roet. Door jou neem ik weer een abonnement. Dan schrijf je de mooie bundel ‘Licht over Nederland’. In je laatste levensperiode stuur je wekelijks verzen de wereld in. De facebooklozen van deze aarde vergeet je niet. Vaak tover je een glimlach op mijn gezicht, heel soms ben ik het met je oneens, wanneer je het voor Khadija Arib opneemt en ik haar verguis. Met Ted en (heel even) Tineke beginnen we een brievencyclus. In een paar jaar tijd wisselen we meer dan zestig brieven uit. Wat een plezier maken we. Nu herlees ik je brieven en geniet van jouw observaties.

Ik herinner me je zestigste verjaardag. Een mooie zomerse dag in jullie achtertuin in Zuidbarge. Verderop de meul van je bruur. Hoewel Zuudbarge je past als een ouwe hier wel en daar niet verstelde jas, Omvlee is daar een begrip, geloof ik, verhuizen jullie naar Odoorn, waar je het met Erna en de jongens ook erg naar de zin hebt. Boekenkastje naast de oprit. Elke dag een – zelfde – wandeling. Rust, regelmaat. De laatste keer dat ik je spreek vertel je van je finale project: het beschrijven van de laatste rustplaats van Drentse schrievers.

Gezienus jongen, ik ga jou en je zondagse verzen missen.  Ik denk aan Erna, Ellen, Maarten, Jan en je verdere familieleden en wens hun sterkte; dat je ruste in vrede.