Autodelen

Als senior met een grote historie aan auto’s (ik tel er wel 15)  kostte het me moeite afscheid te nemen van onze laatste comfortabele auto, die ik nu, in retrospectief, een vette cabriodieselbak (zeg nooit heilige koe) noem. We willen het anders doen en zijn samen met buren gaan autodelen en rijden nu een Renault Clio, liefkozend Cliootje genoemd. Inmiddels is een derde buur toegetreden tot onze CCP (Clio Coöperatie Pompplein) en wie weet volgen er meer.

Tegelijk is de gemeente Groningen bezig met reclame maken voor autodelende buurtcoöperaties, waarbij 15 tot 20 buren in een coöperatie vier à vijf elektrische auto’s gaan leasen. In de randstad zijn coöperaties met 80 deelnemers en tien auto’s niet ongewoon. De gemeente Groningen en het overkoepelende platform (voor meer info zie: www.wijzijndeel.nl en duurzaamgroningen.nl/autodelen ) stimuleren het ontstaan van coöperaties met een gratis laadpaal, een vaste parking en administratieve ondersteuning. Coöperaties kunnen verschillende auto’s kiezen, voor elk type gebruiker geschikt, ideaal! In een bijgeleverd standaardcontract staat dat overschrijding van een bepaald aantal kilometers tot een lagere kilometerkostprijs leidt. Dat is een verschil met de CCP, die, duurzaamheid en dus minder autokilometers propagerend, bij meer kilometers op meer kosten uitkomt; logisch! De vaste kosten worden één op één gedeeld, de variabele kosten op basis van gereden kilometers.

Autodelen wordt steeds populairder. Cijfers uit 2021 melden dat van de 7.600.000 auto’s in Nederland er 87.800 deelauto’s zijn, dat is ruim één procent. Met gemeentelijke, provinciale en particuliere initiatieven gaat dat aantal snel stijgen, vooral in binnensteden. Bewoners van buitenwijken en plattelanden blijven gek genoeg meer beren op de weg zien, terwijl de positieve effecten bij veelrijders exponentieel groter zijn.

De voordelen zijn duidelijk: autodelen is (spot)goedkoop, veroorzaakt minder CO2-uitstoot, minder blik op straat, in binnensteden meer ruimte en door het coöperatie-aspect ontstaat meer verbinding. Mensen zoeken elkaar op, starten coöperaties en denken na en praten over duurzaamheid. Een bijzonder effect: autodelers gaan minder autorijden. Reden we ooit 25.000 kilometers per jaar, het afgelopen jaar was dat 9.000 en de daling zet, mede geholpen door een NS-kortingsabonnement, door. Interessante publicaties zien het licht, bijvoorbeeld ‘The uphill struggle of carsharing in The Netherlands’. Nog een voordeel: burencoöperaties kunnen hun werkveld verruimen met de inbreng van (weinig gebruikte) keukenapparatuur, (tuin)gereedschappen en bakfietsen bijvoorbeeld.

In Memoriam WILLEM KIND

Op mijn achttiende bezoek ik met een vriend de Ecole des beaux arts in Parijs en leer Giacometti kennen; zes jaar later maak ik kennis met het werk van Rotterdammer Willem Kind en herken de ijle, surrealistisch-expressionistische figuren; mijn eerste lesje kunstgeschiedenis in de praktijk is een feit..

Als ik de kerstpost open en een Duitse postzegel zie weet ik: ha, een kaart van Wim en Femke. Ik verheug me op het openen van de enveloppe want Willem en Femke zitten in de kerstkaarteneredivisie: geen groepsWhatsAppberichtje, een BCCmail of een ansicht van dertien in een dozijn, maar een eigen, creatieve kaart, vaak een scherpe foto uit een buitenland met een passende tekst. Maar, …dan zie ik een prefabindustriekaart, word ongerust en denk: godver, nee….

We schrikken van Femkes bericht op de nieuwjaarskaart: Wim is zeer ziek. Longkanker. Uitgezaaid. Palliatie. Naar nieuws. Een week later krijgen we het bericht dat Willem overleden is. Jammer dat zijn leven stopt, tragisch voor zijn gezin. Maar dit verhaal heeft een keerzijde. Rijden we naar Den Bosch, dan komen we vakkundig hand- en laswerk van Willem Kind bij een voordeur tegen, ook in tuinen en huiskamers van familie en vrienden in Apeldoorn, Groningen, Leiden, Nijmegen, Odoorn. In Emmerhout de reuzenletters A, B en C, de grote kop langs de weg in Borger, de turfsteker in Erica. Beelden in Bargeres, Klijndijk…; kortom Willem mag dan dood zijn, hij leeft overal voort, zijn artistieke geest waart rond.

Onze eerste kennismaking met Willem is in zijn atelier in Angelslo: hij levert ons een meer dan manshoog stalen beeld van een vogel, een loopvogel noemen wij hem: poëtisch, fier, in rake kleuren rood, goud en blauw. In een leuke optocht wordt het tuinbeeld aangeleverd. Bij elke verhuizing nemen we hem weer mee: van Emmen naar Sleen en weer terug naar Emmen en uiteindelijk belandt hij in een mooie tuin in Groningen. Nog steeds blijven mensen staan en kijken ernaar met veel belangstelling. Later werkt hij op een industrieterrein in Emmen en Neuenhaus. Enkele keren kopen we iets, soms om zelf te houden en soms als cadeau voor anderen. De prijs, ach daar worden we het vaak over eens; soms beslechten we de koop met een fles Jameson.

De naam Willem Kind staat voor heel eigen, van afstand herkenbare beelden. Stuk voor stuk dragen ze zijn handtekening. Of Willem als oeuvrebouwer zal worden gezien, wie zal het zeggen. In zijn thuisbasis Emmen is hij een alom bekende kunstenaar. Of hij genoeg erkenning krijgt in de Zuidenveldregio? Het CBK Emmen heeft naar mijn weten nooit een solo-tentoonstelling aan hem gewijd. Ongetwijfeld zullen particulieren nu hun beelden graag afstaan voor een overzichtstentoonstelling in een gelegenheidsruimte. De beelden van Willem Kind zullen de tand des tijds doorstaan en Willem leeft, op weg naar, vooruit, de eeuwigheid .

Beste Klaastaallezers,

Bij de jaarwisseling 2023/2024 hierbij mijn Groningse nieuwjaarsgroet.

Moi!

Wies met lutje keroazie

 

Wat hebt wie ja oflopen joar mooie herinnerings

moakt, mit zingen, fietsen, lezen, schrieven, ja

zölfs mit novvelk LHBTQ+kleuren op stoepe

krieten bie Museumbrugge, mit Vraize vlagen in

Surhuzum en nije vrunden moaken in Stad,

Ommelaand en Zuud Afrika.

De weerld stoat ien fik en braandt, ik schrik van

nijs in kraant: man, stoensbounder en kompeer in

ain, loat  vraauw stoan noast benzinepomp noa

pispauze bie tankstation aargens tusken Beem

en Bethlehem.

Mor goud dat oes onthold korrodeert as old iezer

ien swieneschure: alles ontholn ken ja nait ja en

k peins over de körtste mor muilekste òfstand

maank haart en heufd.

Wie hebt verrekte veul belang bie n goud nij-joar

mit veur joe allermieterst veul

blauwe lochten en laifs van K l a a s & I n g e

(ter info: keroazie = moed, kompeer = mafkees; stoensbounder =  zonderlinge man)

Wat leren mijn Google-statistics me? Ons energieverbruik steeg van € 65,-/maand in 2002 naar € 125,-  in 2023. Mijn eigen zorgkostenrisico van € 875,- kreeg geen deuk. Ons VanDerMeulenFonds -hierover later meer- doet waar het voor ingesteld is en gaat ‘t derde jaar in. ‘k Maakte op Gazelle, Sensa en Giant 7.000 fietskilometers -> 20 per dag. ‘k Schreef 92 KlaasTaaltjes met tegen de 4000 Klaastaalgebruikers (zeg nooit ‘volgers’), met een gemiddelde leestijd van 1.34 m. Via ‘momentopname rapporten’ kan ik ook van alles lezen over ‘organic search, email, Analytics Intelligence, referral, direct, organic social, first visit, session, (nieuwe) gebruikers, afwijkingsdetectie, user engagement, page view, aantal clicks per dag/week/maand, gebruikersactiviteit per cohort,  conversies, gebruikers per land’ en meer, maar daar ligt mijn interesse niet. Ik vind het leuk om te schrijven en om eieren te leggen.

Opvallend: enkele (ook in mijn ogen zeer goed geslaagde) artikelen blijven ook in 2023 weer populair: Lale Gül, Salomon Levy, (mijn adviezen aan) projectontwikkelaar Peter van Dijk, mijn niet aflatende stroom IM’s, (oppassen dat ik ze niet premortaal schrijf) en (koor)concertverslagen. Zelf een non-facebooker zie ik wel effecten van teksten delende facebookgenbruikers.

Tot nu toe bevalt mijn Maarten ’t Hart-projectje: per week een boek van ’t Hart herlezen. Hierdoor moeten de corrupte, frauderende Zwolse hartspecialisten nog even wachten (Hartspecialisten Zwolle. Het grootste ziekenhuis van Nederland staat in Zwolle, het Isala. Het specialisme hartzorg is van uitmuntend verworden tot corrupt en frauderend. Vijf specialisten die zich specialiseerden in hartchirurgie en zelfverrijking hebben zich verkocht aan de miljardenindustrie). En ook Kinderhartchirurgie. Minister Kuipers besluit dat de kinderhartchirurgie wordt geconcentreerd in Rotterdam en Groningen. Een gedurfd besluit om dit specialisme naast Rotterdam in het dunstbevolkte gebied te plaatsen. Verliezers Leiden en Utrecht gedragen zich als autonomen en accepteren de beslissing niet en stappen naar de rechter. Mantelzorg. Onderzoek toont aan dat vermeende probleem bij/onder mantelzorg(ers) eerder een resultaat is van gelehesjesdiscussies bij televisiepraattafels dan dat er sprake is van een tekort aan mantelzorgers. Kranten staan vol over bullshitbanen: een definitie van bullshitbanen is nog lastig. Enkele doen de ronde: die banen waarvan beoefenaren na pensionering moeiteloos en goed betaald willen doorgaan tot hun 70e. Of: banen die boven komen drijven in antwoorden na de door beoefenaren gestelde vraag: vind ik mijn baan nutteloos? Dan zien we: kunstenaar, PR-functionaris, financieel manager, horecamedewerker, econoom, IT-medewerker, assemblagemedewerker, deurwaarder, schoonmaker, marketingmanager.

Open brief: Peter van Dijk, bedankt!

Nieuws! Projectontwikkelaar Peter van Dijk verkoopt lap grond Noordbarge aan Jehova’s.

Alweer drie jaar geleden richtte ik mijn cri de coeur ‘Peter van Dijk, keer om alstublieft’ aan projectontwikkelaar Peter van Dijk en later een iets ingekorte versie aan de gemeenteraad van Emmen om zo een dreigende misstap van De Dijk te voorkomen. De Dijk wilde twaalf peperdure foeilelijk boerderettes in Noordbarge bouwen, in een rurale doe-maar-gewoon-omgeving. Of mijn open brief gewerkt heeft? Wie zal het zeggen. Feit is dat Peter van Dijk nu een U-turn heeft gemaakt en van het oorspronkelijke onzalige plan is teruggekeerd. Mijn beargumenteerde betoog om ook te bouwen voor de kleinere portemonnee lijkt effect te hebben gehad. Bravo! Het worden er nu slechts drie schuurwoningen op idioot grote percelen en 30 appartementen.

Mijnheer Van Dijk: zeer bedankt. We zijn er bijna. ‘Wat nu weer,’ hoor ik u grommend denken. Mijn verzoek en breed gedragen opvatting onder Noordbargers, die tandenknarsend zien dat voor jonge dorpsgenoten er nietnooitnever iets te koop is, is nu dat u kleinere wooneenheden gaat bouwen voor Noordbargers pur sang. Verkoop het niet aan een vanwege immoreel en uiterst bedenkelijk gedrag lange tijd onder de loep van het Openbaar Ministerie vallende geloofssekte de Jehova’s Getuigen. U om een reactie gevraagd, vertelt u mij telefonisch dat perikelen omtrent een ontsluitingsweg en andere veranderde inzichten als verhoogde bouwkosten tot de gamechanger hebben geleid. U repliceert dat mogelijk immoreel gedrag van de beoogde koper nog niet tot een veroordeling heeft geleid en dat, mocht je deze lijn doortrekken, ook zaken doen met de katholieke kerk onmogelijk zou zijn. Dat is maar al te waar.

Geachte heer Van Dijk: indertijd, het was in 2020, heeft het bestuur van AOC Terra u de koop van het perceel gegund terwijl toen de Jehova’s een hoger bod op tafel legden. AOC Terra toonde aan een functionerend geweten te hebben. U had – en terecht – de gunfactor. Geef nu de gunfactor door aan Noordbarge om twee zwaarwegende redenen:

  • Belast uw geweten niet en verkoop niet aan een gesloten instituut dat van nare rigide uitsluitingspraktijken van uittreders en seksueel overschrijdend gedrag wordt beticht. Uitgetredenen worden verstoten en raken in een sociaal isolement.
  • Maak van Noordbarge niet nog meer een dorp achter de hekken. Het huidige terrein van de Jehova’s is door manshoge groene hekwerken voor gewone mensen niet te betreden. Stalen hekken en camera’s zeggen botweg ‘Ho.’ Er komen steeds meer extravagante woningen achter tralies en bewaakt door camera’s. Meer en meer verwordt Noordbarge tot een tweede Orvelte of Veenmuseum met akelige bordjes: Niet Betreden! Privé terrein! Sociale cohesie wordt vermalen, en ongewenste tegenstellingen vernielen de dorpse sfeer.

Geachte heer Van Dijk: de handtekeningen zijn nog niet gezet vertelt u mij en wederom doe ik een dringend beroep op u: keer om alstublieft en zoek een acceptabele, sociale oplossing en verkoop de grond in betaalbare percelen aan jonge en oude Noordbargers, start een tiny-house-project of knarrenhof. Maak weer een pas op de plaats, keer om en word een held van Noordbarge, Emmen. U hebt getoond het in u te hebben, luister naar uw hart en niet naar de portemonnee, opdat we later gezamenlijk kunnen scanderen: Peter van Dijk: bedankt!

Winterboek I

parking Ossenmarkt

Lichtroute Groningen. KunstPuntmedewerker Elke gidst ons langs tien lichtinstallaties in Groningens binnenstad. Tschumipaviljoen, twee bushokjesmarkeringen in Oosterstraat en Gelkingestraat, Radesingel, parking onder Forum, Papengang, Parking Osssenmarkt, hekwerk Martinitoren en bibliotheek RUG. De zuil van André Volten aan Radesingel imponeert: 13,5 meter glimmend verticaal staal, met een spleet die van zeer smal naar opener gaat. Mannelijkheid en vrouwelijkheid samen in gestileerde artistieke porno. Twee van de tien lichtkunstwerken blijven donker: jammer; come on Groningen en KunstPunt, dat had beter gekund.

Huisartsen. Van 2000 – 2021 kwamen er in Nederland 56% huisartsen bij. Niettegenstaande de populaire praattafelberichtgeving die ten onrechte nieuws wordt genoemd, zijn er meer huisartsen dan ooit. Maar ze willen allen parttime, liefst van kwart over negen tot tien voor half vier, woensdagmiddag vrij en dan ook nog liefst in een middelgrote stad, werken en schuwen de verantwoordelijkheid van het bedrijfsmatige aspect. In Frankrijk is het gewoon dat de overheid hoog opgeleide profi’s als leraren een werkgebied aanwijst. Dat is de oplossing. De overheid biedt een goede opleiding aan en vraagt daarna als wederdienst huisartsen vijf of tien jaar te gaan werken in gebieden met een huisartsentekort waar huisartsenwoningen nog kastelen zijn.

Tschumi paviljoen

Geen probleem. We verlaten het café en bedanken het Texaanse meisje uit Muntendam, waarop ze antwoordt: ‘No problem.’ Wat een bijzondere reactie. Op de vraag: ‘Zou je dat even voor mij willen doen?’ is ‘geen probleem’ een prachtig antwoord. Wat een interessante taalontwikkeling. Van ‘alstublieft’, ‘graag gedaan’ naar ‘daar heb ik geen probleem mee.’

Solidariteit = delen. Of het om ziektekosten, belasting heffen, fietsparkeerplaatsen, diabetesmedicijnen of vluchtelingen opvangen gaat: bij een tekort is verdelen de enige oplossing. Dat heet solidariteitsgedachte. De spreidingswet wil vluchtelingen verdelen over de 342 gemeenten in Nederland. Het lijkt erop dat de VVD van Yesilgöz belang heeft bij de overlast in Ter Apel. 185 gemeenten nemen geen vluchtelingen op. Bloemendaal, Bilthoven, waar blijven jullie?

parking Forum

Tandheelkunde. Zomin als een minister van landbouw een boer moet zijn, hoeft een minister voor volksgezondheid een dokter te zijn. Maar de sector heeft er zo lang om gejeremieerd dat er eindelijk een vakminister voor volksgezondheid (welzijn en sport) is. En nu is het weer niet goed. Ernst Kuipers heeft in al zijn wijsheid besloten dat tandheelkunde een studiejaar inlevert. Het beroep van tandarts wordt aangepast. De

Gelkingestraat

eerste periode kleine ingrepen doen onder supervisie van een ouwe rot en dan over naar de meer complexe. Logisch toch. Zo doen straatmakers, accountants en loodgieters het ook. De beroepsgroep heeft ’t over zichzelf afgeroepen toen ze haar bestaan relativeerde door de controletermijn met 100% te verminderen, van een controle per half naar één jaar. Want sja, wie heeft nog gaatjes? Tandartsen die deze maatregel hebben zien aankomen, de allerbesten, richten zelf een bij- en nascholingsplatform op, vaak dental academy geheten. Heet dit niet zelfregulering? Zelfredzaamheid?

De Dissel Emmen 1984

Kijk, daar staan we: 70 personeelsleden van De Dissel, in de jaren 80 de grootste school voor voortgezet onderwijs in Emmen, 55 mannen en 15 vrouwen. Openbaar, want we realiseren ons maar al te goed de onwenselijkheid van (bijzonder) christelijk onderwijs. Een inclusieve school met ook leerlingen uit Marokko, Joegoslavië, Ethiopië, want hoewel het woord witte school nog niet bestaat, weten we dat we daar van moeten wegblijven. In latere jaren krijgt elke vestiging een taalklas waar leerlingen uit AZC’s naadloos instromen. De beste collega’s worden mijn beste vrienden. Onze school behoort tot de fine fleur van het voortgezet onderwijs in Drenthe. Nou ja, tenminste enkele vakken dan. Bijvoorbeeld het vak maatschappijleer dat via het SLO de landelijke toon zet. En komt minister Jo Ritzen enkele jaren later niet bij ons langs voor advies over invoering van nieuwigheden als de medezeggenschapsraad en basisvorming?

Waar vind je beroepen met zo’n diversiteit aan extra kwaliteiten: topsporters (een profvoetballer naast een toptennisser), cultuurfanaten (een dichter naast een zanger naast een musicus naast een beeldend kunstenaar), vakidioten (een monomane fysicus naast een bioloog), onderwijskundigen, onderwijsvernieuwers, aanstaande wethouders, een verdwaalde predikant en zwarte aannemer, vakbondsbestuurders, directeuren, francofielen, maatschappelijk werkers, waterschappers, politici, ontwerpers, doeners, denkers, ontwikkelaars.

Ach, gedurende korte tijd vermomt een enkeling zich in de rol van zeurder, zwammer, zeikerd, drammer, betweter, maar dat duurt nooit lang. Veertig jaar later kijk ik terug; ik herken ze bijna allemaal, inclusief (van vileine tot onschuldige) bijnamen: de neus, de verleider, de besnedene, Pandora’s Box, de analfabeet, het gedoofde licht, Farizeër, rukker, priester, reageerbuis, Petrus Majella en Maria de onbereikbare.

Wat doet me aan deze foto denken? Eén van de geportretteerde oud-collega’s heeft zijn langste tijd gehad. Mijn goede vriend Ted krijgt daar lucht van en bereidt hem een serenade met een keur aan oude liedjes, sommige zelfs speciaal op de zieke toegesneden, voordat hij gaat hemelen. Samen met Ine gaat Ted op het verpleeghuis af en bezorgt de oude man een gouden uur.

In Memoriam Harmke Jansen

Op vier november 2023 krijg ik een bericht uit Sleen dat Harmke Jansen is overleden. Het bericht stemt me bedroefd. Tegelijkertijd is het voor mij een goede aanleiding om herinneringen op te halen aan een fijn mens in een fijne tijd. Ik heb haar gekend sinds de tijd dat wij in Sleen woonden. Er zullen in Sleen niet veel vrouwen zijn met wie ik zo veel interesses en bezigheden deelde. En hoe mooi dat we altijd contact hebben gehouden na ons vertrek uit Sleen.

Samen met Harm Dijkstra behoorden Harmke en ik tot wat ik het vlaggenhijsersgilde noem. Op hoogtijdagen gingen we de toren in en hesen de driekleur. De eerste keer vergezelde ze mij. Met trots vertelde Harmke me over het feit dat Sleen de hoogste toren van Drenthe heeft. We keken uit over de landerijen, genoten van rondvliegende duiven en van het zicht op de bovenkant van de gewelven. Eens per jaar kwamen we bij Harmke samen om de hijsbeurten te verdelen.

Harmke had veel interesse in en kennis van het Drents. Toen ik het plan opvatte eens iets in het Drents te schrijven vroeg ik haar mijn taalcoach te worden. Dat deed ze graag. Ik volgde een cursus, las een stapeltje Drentse boeken, analyseerde Henderkiens teksten tot op het bot en dompelde me in het Drents. Ook mijn toenmalige buurvrouw Jannie Alberts was een prettige sparringpartner bij mijn studie. Ik schreef, schaafde en herschreef en vervolgens mailde ik Harmke enkele alinea’s die zij dan corrigeerde. De verhalen publiceerde ik op mijn blog. Het eerste ging over de aardige Sleense gewoonte oud papier op te halen voor de basisschool. Het was in het begin stoer genoeg maar Harmke stimuleerde me en ze becommentarieerde me op een milde wijze. Ik wilde verder en schreef een wat literairder verhaal over een leraar, leerlinge, zuipkeet en het leerlingenvolgprogramma Magister. Harmke stimuleerde mij om dat verhaal in te sturen voor een verhalenwedstrijd van Huus van de Taol. Het leverde me, met dank aan mijn taalcoach, een aanmoedigingsprijs op. Harmke was ruimdenkend. Dat ik in het verhaal wat plagerig schreef dat vrouwelijke collega’s op school fluisterden over klaarkomen op het invalidentoilet deerde haar niet.

Soms ontmoette ik haar als ze medewerker was bij een crematie in Emmen. Dat deed ze heel goed. Betrokken, meevoelend en duidelijk. We waren beiden boekenliefhebbers. Harmke was medewerker geworden bij de tweedehandsboekenverkoop ten bate van de dorpskerk. Typisch Harmke, je inzetten voor een goed doel waarbij je mensen ziet en spreekt. Ze was zo attent een rapportboekje van een van onze zoons terug te sturen toen dat een keer in een doos ingeleverde boeken terecht was gekomen.

We stuurden elkaar kerstkaarten en die van haar waren speciaal, altijd al van verre herkenbaar. Met de fraaie, gekalligrafeerde letters schreef de namen op de enveloppe, altijd tot verbazing en plezier van de postbodes en de verwoorde wensen waren vaak van een ongekende schoonheid, soms per letter een sierlijke tekening.

In december 2022 spraken we elkaar nog bij een kerstconcert in de dorpskerk. Ze was al ziek. De spierziekte ALS had haar in een verstikkende greep. Daarna hebben we nog met elkaar gecorrespondeerd. Ik was onder de indruk van haar positieve toon. Dat zij zo kort na haar man Leo uit de tijd is gekomen is tegelijk wreed en mooi.

In Memoriam Rob Wehrens

Op twee september kwam Rob Wehrens uit de tijd. Bijna 92 jaar oud. Gestorven in zijn slaap. In zijn laatste brief aan mij schreef hij: ‘Als ik morgen niet wakker zou worden, zou dat goed zijn.’ Toen ik deze zin las dacht ik: ‘Moet ik hem nog informeren over het bestaan van ‘Coöperatie Laatste Wil?’ En als hij een niet-confessionele maar wel goed opgeleide huisarts heeft die de wet respecteert, zal Rob toch, mocht het op ondraaglijk lijden uitlopen, euthanasie verleend kunnen worden? Rob vertelde dat hij tevreden op zijn leven terugkeek. Ik heb Rob meer dan veertig jaar gekend. We waardeerden en respecteerden elkaar. Gezien onze uiteenlopende naturen, opvattingen en achtergronden mag dat een klein wonder heten. Als ik me niet vergis startte Rob zijn loopbaan op een lagere school in Soest waar hij een klas met 50 brave Gooise kinderen onder zijn hoede had. Zijn ietwat bekakte, Gooise, accent, heeft hem nooit gedeerd, integendeel, ik denk dat hij het cultiveerde.

Ik leerde Rob kennen in de periode dat er in Emmen twee MAVO’s fuseerden. Direct erna kwam er een HAVO-afdeling bij. Rob kwam uit het Baander-kamp waar de tijd leek te hebben stilgestaan met bedaagde senioren die zonder uitzondering drie sigaretten per les rookten en inmenging in hun bastion wat lastig vonden en hoopten dat veranderingen hun deur voorbij zouden gaan als inspecteurs aan hun vakgroep. Rob was geen onderwijsvernieuwer maar hij ging de discussie niet uit de weg en stond open voor samenwerking, zelfs met een eigenwijze collega van MAVO Allee. Vanaf het allereerste begin kregen wij samen de schoolkrant onder onze hoede. Ons werd lof toegezwaaid, waarop meneer Wehrens de directie voorhield dat dan het aantal taakuren verdubbeld zou kunnen worden. Of dat gebeurde weet ik niet meer, wel dat ons een HAVO-collega werd toegeschoven. Op school zal Wehrens niet altijd de gemakkelijkste docent zijn geweest. Zijn vakken waren Frans (met altijd halve klasjes) en Engels. Op grote avonden in de Muzeval deed hij graag mee. Nog zie ik hem vol zelfvertrouwen in een afgeladen Muzevalzaal soleren met La Mer van Charles Trenet.

Dat Rob geen alledaags levenspad bewandelde moge blijken uit het feit dat hij tweemaal met dezelfde vrouw trouwde en vervolgens ook twee keer van haar scheidde. Wij konden het goed met elkaar vinden. Rob kon goed koken en hij wijdde ons in in de geheimen van Spaghetti Carbonara, eind jaren tachtig heel wat anders dan aardappels met boontjes en een speklapje. Rob vergezelde ons eens op vakantie naar Poncin (F.) waar hij, onder het lover van oude populieren onze oudste zoon leerde rekenen met behulp van Smarties. En passant leerde onze zoon dat ‘Meneer Rob’ beter klonk dan gewoon ‘Rob’.

Wij maakten Rob mee in de Bargeres in Emmen, op twee adressen in Exloo en later weer in een appartement in Emmen. Bij zonnig weer zagen we hem op afstand al zitten op het balkon in zijn bruine blote bast. Rob had geen computer of mobieltje. Hij koesterde zijn zwart-bakelieten telefoon die hij gebruikte om zijn Zweedse vriendin, die ik oneerbiedig scharrel noemde, wekelijks te bellen. In zijn laatste jaren werd Rob liefdevol bijgestaan door zijn zoons die hem wekelijks bezochten en hij had een fijne huishoudelijke hulp, een rollator en de Jumbo naast de deur, waar hij elke dag koffie scoorde. Als pensionado maakt Rob zich nuttig als voorlezer van luisterboeken.

De foto’s bij Nieuw in Stad

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) bespreekt de fotografie van Nieuw in Stad)

De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen wordt verluchtigd met 27  foto’s gemaakt door Dorjan Ivan Rener Sitar. Een Sloveense jongeman die in Groningen geneeskunde studeert.

Een van de  mooiste foto‘s – het beeld de zittende jongeling van Jeltsema – staat op de voorkant en bij het verhaal met dezelfde titel als het beeld. Wie de bizarre biografie van Jeltsema kent, wil de naakte jongeling tussen de benen kijken. De foto laat ons raden. Bij de geboorte dacht men dat Fré Jeltsema een meisje was en werd hij ook als zodanig opgevoed, ook nadat men er op driejarige leeftijd achter kwam dat het om een jongen ging. Op 26-jarige leeftijd is door een vonnis de geslachtsvergissing rechtgezet om strafvervolging vanwege travestie  te voorkomen. Vanaf toen ging hij als een man door het leven.

In het verhaal De Pieternella wordt terloops lovend melding gemaakt van het park Oase in de stad van de monumentale vormgever Noud de Wolf. Een kiekje vanaf  deze intieme plek met op de achtergrond het hekwerk van het vroegere Groninger museum had de plaats in kunnen nemen van het hekwerk dat alleen op de foto staat bij het verhaal Mannendingetje.

Bij het verhaal Tandarts zien we een tandarts aan het werk. Mij ontging de reden voor het plaatsen van deze foto. Ik had een poenerige stadsvilla met donkere wolken verwacht bij een smoelsmid die – blijkens het verhaal – zelfs ’s avonds aan het beunen is. De echte reden zag ik toen ik beter keek en zag dat de schrijver het slachtoffer is. Zou de schrijver Dorjan meegevraagd hebben voor een portretje toen hij onder het mes ging?

Gelukkig kunnen we genieten van Groningse luchten als Rener Sitar het Groninger museum fotografeert. De hoge, gele ingang van het museum staat niet helemaal in het midden van de foto, maar ik weet niet of dit juist de charme van de toto is, of gewoon toeval.

Het shot van de baksteensculptuur van de Deen Per Kirkeby  bij het verhaal Follies kan vanaf deze kant niet beter gefotografeerd worden omdat een of andere heikneuter er een lelijke witte muur voor gezet heeft.

Een foto die – wat mij betreft – tot de besten behoort is die van Wall House # 2. Een rimpelend Hoendiep, tegenover wolken in de blauwe lucht en dan het mooie kleurgebruik in de drie verdiepingen van deze dependance van het Groninger museum. Onze Sloveense fotograaf heeft ongetwijfeld strakke instructies van de duivenliefhebbende schrijver gekregen, getuige het feit dat er twee foto’s van duiven te vinden zijn. Een foto van fladderende duiven bij het verhaal Ik vertrek en een foto van voedsel pikkende duiven, die illegaal gevoerd worden door een persoon die verdacht veel op onze schrijver lijkt.

Ach, er is nog zoveel meer te zien:  een foto van grootheden als Ben Feringa en Jan Boer,  het terras van het Pomphuis, boten liggend langs de A, de muurkrabbel ‘klaas je bent de mooist’, een kijkje vanaf de bovenverdieping van schrijvers woonst,  de binnentuin, het geveltuintje,  een straat vol fietsen, het orgel in A-kerk en de vismarkt. Het bespreken van foto’s is moeilijk zonder de foto erbij te laten zien. Misschien toch de bundel kopen?

T. L. M. Schilder: ‘Nieuw in Stad: Niet voor lange tenen’

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) is de eerste gastschrijver op www.klaastaal.nl)

Schrijfplezier

Door het herlezen van de verhalen die ik eerder op Klaastaal las, merk ik hoe sterk de verhalen zijn. De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen is ongetwijfeld met veel schrijfplezier vervaardigd. Geregeld kom je bijzondere woorden, metaforen, taalvondsten en anekdotes tegen. In de inleiding waan je even de Vlaamse krant De Standaard te lezen of een boek uit de 19e eeuw.  De schrijver belooft een inkijk in zijn nieuwe ‘woonst’  en in hem als persoon. In het eerste verhaal complimenteert de schrijver een man met zijn inparkeerkwaliteit met de woorden: ‘Een negen, jongen’. ‘De man kijkt me vernietigend aan bang dat ik zijn verderop staande vrouw jureer,’ vervolgt de schrijver. In deze anekdote leren we ook meteen de schrijver al een beetje kennen: een schoolmeester met humor en aandacht voor vrouwen.

Vrouwen

 In het verhaal ‘Klaas je bent de mooiste’  lezen we: Ooit schreef ik het gedicht ‘Zesentwintig’, dat in 1994 gepubliceerd werd in het Drents Letterkundig Tiedschrift ROET. Ik was ingegaan op de uitnodiging een ‘zelfportret’ te schrijven. Mijn zelfportret bestond uit de namen van 26 meisjes/vrouwen die ik, verlegen Friese dorpsjongen, in mijn jeugd in stilte had aanbeden. Hadden er gemakkelijk 52 kunnen zijn’ Op politiek vlak kunnen vrouwen vaak op de warme belangstelling van K.G. rekenen. Ik noteer: ‘Carola, Alexandra, Sigrid, Agnes, Fleur, Esther, Sylvana. Ook Lale Gül, schrijfster van ‘ik ga leven’, mag zich verheugen in  warme belangstelling, want de schrijver moet niets hebben van ‘moskeeën en synagogen waar vrouwen worden weggestopt in zweterige achterafgalerijen of achter dikke gordijnen’. Over de Groningse  synagoge met een mooie architectuur lezen we ‘dat moeten gereformeerde kerkbouwers geweest zijn’.  De verborgen verwijzing naar de gereformeerde kerkbouwers  architect Tjeerd Kuipers in samenwerking met de architect Ytzen van der Veen is niet de enige aanduiding in de verhalen die fictioneel lijkt maar feitelijk juist is. Over duiven: ‘Onnozelaars die onwetend zijn spreken van vliegende ratten. Weten niet dat duiven betere borstkankerherkenners zijn dan gespecialiseerde medici.’ Tot mijn verbazing blijkt ook dit niet zomaar uit de schrijversduim gezogen

Vrouw I

De eigen vrouw van de schrijver wordt steevast met ‘vrouw’ of ‘vrouw I’ aangeduid. ‘Vrouw’ probeert de plezierschrijver te ontnuchteren als hij een dakloze met plezier een tientje geeft: ‘Die staat hier morgen weer’. In het verhaal over het bezoek aan het restaurant  Het Pomphuis wordt een mooie anekdote over ‘Vrouw I’ beschreven. “Vrouw I wordt wat onrustig. ‘Dat lijkt mijn opa wel. Jan Boer. Die daar met die grote oren, hij houdt zijn hoofd wat scheef alsof hij moeite doet ons te verstaan.’ De tafelgenoten ginnegappen wat. Ja hoor, mevrouw woont net in Stad en denkt dat het Pomphuis haar als innemende, tegen de zeventig lopende, buurvrouw wil  paaien door haar opa aan de wand te exhibitioneren. ‘Leraar aan de kweekschool, later directeur, inspecteur, streektaalpromotor en womanizer avant-la-lettre. Liet mijn oma zitten voor een veel jongere vrouw. Rottumer. Veelschrijver ook.”

Niet voor lezers met lange tenen

De verhalen zijn niet geschikt voor mensen met lange tenen. Hoewel de beledigde personen waarschijnlijk niet veellezers zijn. ‘Aan de overkant van de A stopt een scooter met twee bijna twaalfjarigen. De pas gejatte paarse Vespa Primavera RST met camelkleurige buddyseat, hebben ze nog niet echt in de macht. Het theorie-examen voor bromfietsen is, zonder hulp van de Koranschool, voor hen even onbereikbaar als een foutloos ingevuld belastingbiljet voor hun grote, drillrappende broers of particulieren met een B.V….Drugsrunners zijn als geldezels. Zodra ze vrouwen kunnen beledigen gaan ze van school en verschansen zich bij de zoveelste aanhouding achter het argument van kansenongelijkheid als Limburgers die altijd hebben vertrouwd op en geloofd in de door henzelf verzonnen Mutti Maria en het hebben verdomd de dijken op tijd te verhogen.’

Banken

Ook banklieden zullen even moeten slikken of glimlachen bij de veeg uit de pan bij de beschrijving van de bijeffecten van verhuizen. ‘Mensen in je omgeving gaan je ongevraagd raadgeven alsof je hebt aangekondigd van de ABN naar een bank in de bovenwereld te willen overstappen. In het verhaal Follies lezen we weer een mooie vergelijking.‘ De vraag of deze constructie een folly is of beeldende kunst is net zo lastig als de vraag of de ABN een bank of een maffioos witwasbedrijf is’.

Friesland

In veel verhalen is de liefde voor Friesland en de Friese taal duidelijk aanwezig. We lezen hoe de mensen in stad,  anders de Friezen, zich vergapen aan een tjalk, Hasselter aak of skûtsje. ’Een kapitein met een BMI van 25[2], op sokken. Lange lokken onder de pet. In plaats van spetterend buiswater of een frisse Friese wimpel de sleetse driekleur.’ Een minister die de eed uitspreekt in het Fries  ‘Dat ferklearje en ûnthjit ik’ krijgt de positieve typering ‘eigenwijs of eigenzinnig’.

Urinoirs

Grappig is de aandacht voor urinoirs, plaskrullen, secreetzuilen en urinebakken   of pisbakken. Deze fascinatie lezen we gaat terug op de vroegste jeugd. ‘Bijna zestien was ik, een Friese plattelandsjongen die later boer, politieman, dominee of tolk/vertaler en als het moest leraar Nederlands en Engels wilde worden. Op het christelijk lyceum in Dokkum raakte ik verslaafd. Aan de boeken van Wolkers, Cremer en Reve. Die schreven over alles wat Calvijn, God (Dokkum was nog Allah-vrij), juffrouw Hids en rector Heukels afkeurden. Over brute seks in Amsterdamse urinoirs bijvoorbeeld, althans zo fantaseer ik. Toen al nam ik me voor er ooit eens wat over te schrijven. Over urinoirs dus’ In het verhaal Sitzpinkler wordt uitgebreid ingegaan op de openbare toiletten. De foto[3] bij dit verhaal toont ons twee urinoirs. De ene, de oudste, een urinoir uit 1925, staat aan Hoge der A, destijds ontworpen door gemeentearchitect Siebe Jan Bouma. De andere, het subliemmooie pisbakhuisje van Koolhaas/Olaf staat naast het Pomphuisterras.

Tot slot

Een inkijk in de persoon KG leert ons iemand kennen die erg in kunst en orgelmuziek is geïnteresseerd.  Dat dit soms tot een probleempje leidt, leert het verhaal over het  kennismakingsgesprek bij de huisarts. ‘ Toen ik te lang doorzemelde over orgelmuziek kapte hij me behoedzaam doch kordaat af en verlegde zijn aandacht naar vrouw I.’

De bundel Nieuw in Stad biedt de in taal en Groningen geïnteresseerde lezer veel leesplezier. Om toch ook een kritische opmerking te maken: ik mis de bladzijdenummering en – maar dat is de voorkeur van de recensent – de uitgevulde regellengte waardoor de bladspiegel rustig over komt.

(Nieuw in Stad is toe aan de derde oplage. De publicatie wordt uitgevoerd met echte kleurenfoto’s van 23 x 12 cm, die alle met de hand worden aangebracht. Fotograaf: Dorjan Ivan Rener Sitar, student geneeskunde, die uit Ljubljana naar Groningen kwam.

  • Het kan bij voorintekening worden besteld. Maak het bedrag over naar NL41 RABO 0104 4448 43 t.n.v. K. G. van der Meulen met vermelding van gewenste aantal en uitvoering. De verkoopprijs is naar keuze, afhankelijk van het aantal gewenste foto’s. Voorbeelden: met 1 foto: € 6,-, met 2 foto’s € 7,- met elke extra foto € 1,- erbij tot een maximum van 28 foto’s voor € 33,-.
  • Hoofdstuktitels: De zittende jongeling van Jeltsema, Mannendingetje, Ik vertrek, Ben Feringa en Jan Boer, Pomphuisterras en Koranschool, De Pieternella, Klaas, je bent de mooiste, Tandarts, Blühm en De Ploeg, Follies, Groningers zijn Friezen, Binnentuin, Geveltuinen, Het A-Kwartier, Toporgelmuziek, Overjarige Steradenttablet, Hejduks Wasknijper en Wall House #2, Klinkersnijder, Academie Minerva, Parkeren in Groningen, Het Pitcairn Museum, Blockhouse, Potdomme, duiven voeren is verboden, Isolatiewaarden, Putdeksels en het architecturale telefoonboek, Sitzpinkler, ‘Zeg t mor’ Cursus Gronings.)