Journaal 1 januari 2023

Oudjaarsavond 2022: Grote Markt. Harde muziek, flitsend laserlicht, een nieuwe, nog ultralelijke stadsvloer en prachtige projecties op Koen Schuilings werkkamer. Toeristen, BOA’s, 12 dixies, Gulenisten achter kinderwagens, Kortings-Gea, en relaxed publiek. Goed gedaan Groningen.

Dik 127 jaar aan man, zeker ruim 160 kg, zit gebroederlijk naast elkaar op een smal bankje lekker te quatre-mainen (worden er eigenlijk ook automatisch quatre pieds gebruikt? vraag ik aan mijn gaste). Dan nog iets vrouwonvriendelijks: de vrouw die registreert blijft anoniem, wordt nergens genoemd, maar zonder haar puike regisserende registratie hadden beide mannen het kunnen schudden natuurlijk. Zoals goede kroegen drie biertapinstallaties, kermissen drie schiettenten hebben heeft deze concertkerk drie orgels. Alledrie worden ingezet bij het gevarieerde oudejaarsdagprogramma. We menen een wat stroeve start te herkennen, maar allengs komt de souplesse met stukken van Tomkins en Soler. De Lutherse kerk zit bijkans vol als maestri Theo Jellema en Erwin Wiersinga het jaar uitluiden met hogeschoolmuziek op het Van Oeckelenorgel en het nieuwe barokorgel waaraan de namen hangen van Schnitger / Radeker / Garrels / Freytag / Edskes. Een staande ovatie wordt het aan het eind, meer dan verdiend!

Met drie koffie, 500 gr yoghurt/muesli/fruit, drie muffins met bosbessen, twee cappuccino, een banaan, een bidon met bietensap/jus d’orange, een saucijzenbroodje, een flesje smoothie, een kop snert red ik een trainingsrondje van 150 kms Groningen – Odoorn – Hoogeveen – Beilen – Assen – Groningen op een loeizware ATB in ruim zes uren. Dat betekent dat ik klaar ben voor de winterfietselfstedentocht op 15 januari 2023.

Waarom 67-plussers daaraan mee willen doen? Er zijn ongeveer 1.100 deelnemers, waarvan slechts 68 ouder dan 65. Het is het speciale. Het uitzonderlijke. Het uitgerekte. Het bijna unieke. Heb je na afloop behalve een heerlijk trekkerig gevoel in je bovenbenen wel een kruisje dat slechts enkele tientallen leeftijdsgenoten hebben kunnen halen. Daarom. En de bijvangsten: verbeterde hersencapaciteit, minder kanker- en Parkinsonkansen, beter slapen, sneller herstellen, een gezonder hart, minder vet, een langer leven, langer jong, en minder stress zijn mooi meegenomen.

Kippenvel is een prettige sensatie. Ik hoef maar de eerste maten van bekende, mooie muziek te horen of er gaat een soort rilling van mijn bovenarmen via schouders naar rug en weer terug naar de armen waar de haartjes rechtop gaan staan. Bijzonder. Prettig. Ervoer het een keer of tien onder ‘Hallelujah’, een documentaire over Leonard Cohens beroemdste nummer. Misschien het meest gecoverde nummer in de pophistorie? Voor mij zonder mis het ‘misschien beste zangstuk’, zowel voor solisten, bands en koren. In Cohens tientallen coupletten zitten naast holy fragmenten ook wat horny stukjes, the naughty bits. Te zien in Forum Groningen.

Beste Klaastaallezers,

Mirna Westra

Jaareindes vragen om terugkijken en de balans opmaken. Boereninkomens zijn met ongekend hoge melk- en uiprijzen skyhigh. Mestfraude-adviseurs worden veroordeeld. Studiosportmedewerkers overschrijden intermenselijke gedragsregels. Grootste belastingontwijker wint sportgala. Google vertelt me dat ik 7K fiets dit jaar. Door 520K gassies worden mijn foto’s bekeken/gedeeld. Mijn website trekt 4,2K lezers (*). Luisterpubliek Grootkoor in Concertgebouw, Lawei, Martinikerk: 3,6K. Morele verplichting, altruïsme, engagement, pauwengedrag, gloeiendeplaatdruppelaar, tevredenachteroverligger, de berekenende homo economicus, op tijd bedankt zeggen, Calvijn, zit allemaal in me, als ik nadenk over hardcore kerstkaartmijders (aantallen stijgen als voedselbankcliënten), en me laaf aan het idee dat iedereen die dit leest voor de tweede keer de € 190,- energiecompensatie aan de voedselbank heeft gedoneerd. Doe wat! Allemaal leuk en aardig. Maar het meest bijzonder is misschien het door onze SCDZ georganiseerde kerstconcert in Sleen. Volle bak. We ontvangen een 80 Oekraïense gasten. Vrouwenkoor NOVA met maestra Mirna Westra zingt ‘Nowa radist stala’ en organist Eeuwe Zijlstra speelt op het Vollebrecht-orgel het Oekraïense volkslied. Iedereen staat. Tranen. Handen op harten. Kippenvel. Hoor ik lippen de naam van Zelensky prevelen? Stel je voor: verdreven van huis en haard en dan in Sleen in je moerstaal worden toegezongen en als klap op de vuurpijl je volkslied. De emotie herken ik. Ik ga terug in mijn ondergrondse geheugencrypte. (* interessant detail: fier aan kop staan mijn stukken over Lale Gül, Salomon Levy en Peter van Dijk, in mijn ogen ook de beste drie).

Eeuwe Zijlstra

  1. Met een groepje voortgezetonderwijsspecialisten reizen we naar Oefa, de hoofdstad van Bashkortostan of Baskirië. We gaan ze daar vertellen hoe ze het best Engelse lessen geven. Het is onze Russische gastvrouwen en -heren niet ontgaan dat Nederland (ook toen al) stijf bovenaan stond in de ‘English Proficiency Index’. En passant adviseren we hun over toilethygiëne op scholen, want die is rampzalig. Delegatieleider en Pushkinkenner Henk van Buiten is onze spreker. Het wordt een mooie reis, maar de drie weken duren lang. Tijdens een bezoek aan een conservatorium spreek ik een studente die het Wilhelmus kan spelen. Haar specialisatie ‘National Hymnes’ verbaast me. Na enig zoekwerk speelt ze ook de eerste maten van het ‘Frysk bloed tsjoch op’.

Toegift:

E  e  n    g  o  e  d     2   0   2   3    g  e  w  e  n  s  t

De  sloten  bevriezen, de  haard vat weer vlam,

De  hele  dag  lezen,  het schaap  naar de ram.

 

Een  bokbier  van  Grolsch, een Leffe van ’t vat,

Een Cantate  van Bach,  een  worst  van de lat.

 

Een boek van Mark Haddon, wat langer in bad,

De  kaarsen  vol   vuur,  een   muis voor  de   kat.

 

Een   bol   uit  de   olie,   een   vis   uit   het   zuur,

Gezang   in   de  verte,   een  bal  uit  de   muur.

 

Op   zondag   een   kuier,  een   kop  hete  snert,

wat hooi voor het paard, en op naar ’t concert.

 

Een  snoek  uit  het  meer in de luwte van Sneek,

Vrede   met   Finkers, Hans  Teeuwen   of   Freek.

Jeroen Stekelenburg, de grote geslotenvragenkoning II

Daar zitten ze: Jeroen Stekelenburg, NOS-verslaggever Studio Sport en Andries Noppert. Stekelenburg draait al wat langer mee en keeper Noppert is nieuw in het Nederlands elftal. Stekelenburg interviewt Noppert. Je verwacht een kennismakingsgesprek met open vragen. Maar dan … Als een aan tunnelvisie lijdende politieman die een verdachte in een verhoorkamer tot bekentenissen wil persen lardeert hij de vragen met zijn eigen opvattingen. Ook geeft Stekelenburg alvast (delen van) een antwoord cadeau, misschien denkend dat deze Friese jongen niet zelf op een antwoord kan komen. Ongegeneerd. Neerbuigend. Ongepast. Doet Stekelenburg, voorbijgaand aan de lichaamstaal van zijn gesprekspartner, let op de gepijnigde gelaatsuitdrukking, hier een poging geslotenvragenkoning Twan Huys  (https://klaastaal.nl/twan-huys-de-grote-geslotenvragenkoning/) te evenaren of zelfs te overtreffen? De vragen, integraal overgenomen uit het interview op NOS-sport op 211122:

“Ja, hoe is het om je debuut te maken op het WK, want dat hebben niet velen jou voor gedaan. Maar droomde jij dit, want was het niet te ver weg om te dromen? Jij hebt een band met hem hè, ik zag jullie net na de wedstrijd, er is iets, hij vindt jou wel een geinige gozer volgens mij. Maar even serieus, hoe lijk jij op Van Gaal dan? Maar dezelfde humor, is dat dan dat clipje dat naar buiten kwam en dat je dan een soort teken moest maken dat hij dan dubbel ligt? Hoe is deze week geweest, hoe was vanavond voor je, maar met name deze week want er komt een moment voor dat je voelt van ik kan wel eens basisspeler gaan worden. Dus je hoorde het van Frans Hoek, in eerste instantie, Van Gaal vertelde inderdaad, dat … dat Frans Hoek het jou verteld had en dat hij ook jou zelf nog even bij zich had geroepen, wat geeft hij jou dan mee? Tegen mij zei hij: de keeper moet gewoon ballen tegen houden. Maar maken we het dan niet te simpel, want er zit ook een risico aan, om iemand, ja jij hebt ook nog nooit een grote Europese wedstrijd gespeeld of zo, het is nog al wat. Hoe bedoel je, te zeiken? Ja, weet ik niet, zit het je dan dwars? Maar vind jij het eigenlijk dan logisch dat je gewoon de kans krijgt? Vrijdag hoor je dat je speelt, hoe zijn dan die twee dagen, ben je dan heel gespannen? Ja en dan winnen jullie, dat is natuurlijk heel belangrijk, dat zei je net ook al, geloofde je er nog in richting het eind van de wedstrijd? Ja, dat is heel belangrijk, beginnen met een overwinning, wat is jou meegegeven als je het goed zou doen, als je levert, zoals in de termen van de bondscoach, dan blijf je neem ik aan gewoon staan. Nee, want je droomde als jongetje van, van keepen in het Nederlands elftal, dus, kennelijk, waar droom je dan nu van, want nu is het wat dichterbij, nu kan je dromen van ver komen op het WK.”

In Memoriam Gezienus Omvlee

Elf augustus spreken we elkaar nog uitgebreid en maak ik wat foto’s van je. Je ziekte zit je glimlach en pretogen niet in de weg. Het is een mooie zomerse dag. Een vriend bericht me dat je uit de tijd bent gekomen. Ik heb het wel verwacht, maar toch verrast en bedroeft het mij. Mijn droefenis bestrijd ik door in mijn geheugen te gaan graven om na te gaan hoe lang we elkaar kennen. Het zal de tijd van door STEM georganiseerde taaltheaternachten in de Muzeval in Emmen zijn geweest, een kleine 25 jaar geleden. Later zitten we beiden in het STEM-bestuur.

We ontmoetten elkaar op het vlak van de schrijverij. Of we zielsgenoten waren? Ja en nee. We delen veel interesses: belangstelling voor de regio, schrijven, lezen, organiseren, sporten. Jij Drent, ik Fries, maar beiden Duitse voorouders. Jij gereformeerde jeugd, ik hervormd. Jij flexibel en meeverend, ik star en vasthoudend. Jij Trouw, ik Volkskrant. In de typologie van Drenthekenner Harm Dijkstra ben jij een typische exponent van de zand-Drenth. Ik bewonder je om je gemakkelijke instelling. Als ik merk dat de organisator van een groot literair evenement in Drenthe knoeit met toeschouwersaantallen zet ik mijn hakken in het zand terwijl jij wil toedekken en verder gaan. Er volgt een korte periode van verwijdering, maar daarna zoeken we elkaar weer op. Vrienden.

Met heel veel plezier kijk ik terug op gezamenlijke projecten. Het schrijven van ‘Drenthe, Middelpunt der aarde’, samen met Willem – God of de Duivel hebbe zijn ziel – Koopmans en handboekdrukker Peter Bekker. Ik herinner me dat je op een zondagmorgen in Sleen langs komt, jij in een ultrakorte hardloopbroek, bovenbenen en kuiten van staal, bezig met een rondje, je was een duurloper meen ik. We nemen even wat laatste dingetjes door en je drinkt een liter water. We organiseren een literaire middag op Emmens hoogste punt, de oude vuilnisberg aan de Schansstraat waaraan zoveel deelnemers meedoen dat het goed bezocht lijkt. Een culturele avond met Zuidbargers en familieleden van jou (tot in Noorwegen toe) die ik mag presenteren. Taaltheaternachten in de Grote kerk in Emmen met regionale en landelijke schrijvers en onalledaagse entr’actes. Jij trekt mij vaak mee. Organiseer jij Taal an Taofel in Sleen, dan nodig je mij uit als deelnemer. We lezen voor uit eigen werk tijdens een avond van ’t Aole Volk.

Je bent lid van de Drentse Schrievers Kring, een club die zo graag boekjes wil produceren dat ze soms in de gauwigheid vergeten elkaars inzendingen even op taalfouten te controleren. Je bent de laatste solo-gemeentedichter, later wordt het een collectief, bijeen gehouden door een met slaapmutsen gevulde stichting die vergeet jouw naam op je gemeentedichterbundel te vermelden. Het deert je niet. Tijdens een literaire avond in de bieb haal ik voor jou je gram. Je duikt in het verleden van de in Sleen met een buste vereerde Naarding en schrijft erover in Roet. Je krijgt een mooie plaats in Nijkeuters literaire bijbel.

Samen met een bent oudere jongeren schrijf je light verse bij de vleet. Met de regelmaat van een haperende klok publiceer je in Roet. Door jou neem ik weer een abonnement. Dan schrijf je de mooie bundel ‘Licht over Nederland’. In je laatste levensperiode stuur je wekelijks verzen de wereld in. De facebooklozen van deze aarde vergeet je niet. Vaak tover je een glimlach op mijn gezicht, heel soms ben ik het met je oneens, wanneer je het voor Khadija Arib opneemt en ik haar verguis. Met Ted en (heel even) Tineke beginnen we een brievencyclus. In een paar jaar tijd wisselen we meer dan zestig brieven uit. Wat een plezier maken we. Nu herlees ik je brieven en geniet van jouw observaties.

Ik herinner me je zestigste verjaardag. Een mooie zomerse dag in jullie achtertuin in Zuidbarge. Verderop de meul van je bruur. Hoewel Zuudbarge je past als een ouwe hier wel en daar niet verstelde jas, Omvlee is daar een begrip, geloof ik, verhuizen jullie naar Odoorn, waar je het met Erna en de jongens ook erg naar de zin hebt. Boekenkastje naast de oprit. Elke dag een – zelfde – wandeling. Rust, regelmaat. De laatste keer dat ik je spreek vertel je van je finale project: het beschrijven van de laatste rustplaats van Drentse schrievers.

Gezienus jongen, ik ga jou en je zondagse verzen missen.  Ik denk aan Erna, Ellen, Maarten, Jan en je verdere familieleden en wens hun sterkte; dat je ruste in vrede.

Provinciale Staten, een dagje

Uitgenodigd door gastvrouw Margriet Donker – Van der Vinne (CU)  loop ik mee met  Provinciale Staten. De male chauvinist pig in mij hoopt op een evenbeeld van Carola Schouten. Ik ga op zoek naar de sfeer. Kijken, luisteren, voelen, ervaren.

Deze keer dus geen focus op inhoudelijkheden. Rondkijkend speur ik naar boerenbroeders als Henk Bleker, Henk Staghouwer, beiden begonnen als Groningse gedeputeerden. Mijn intentie om in te zoomen op sfeer voorkomt dat ik moet stellingnemen in heikele agrarische kwesties als pesticiden in lelieteelt, mestfraude, kalverfraude, gekkekoeienziekte, vogelgriep, stikstofproblematiek, rodedieselfraude, Q-koorts, misstanden in slachthuizen, microplastics in melk, vlees en veevoer, het shredderen van haantjes, bokjes en stiertjes, het bruut verbreken van de koe-kalf relatie, kortom de agrarische wereld als failliete bedrijfstak van bulkgoederen, een bedrijfstak die ondanks decennialange subsidie-infuzen met opkoopregelingen 100 x meer wil ontvangen dan alle sociale achterstandsprogramma’s in buurten waar grootgrondbezit even onbekend is als solidariteit met kleingrondbezitters bij boeren.

Provinciale Staten met zijn zestien (splinter)partijen is een uitvergroot expliciet argument voor kiesdrempelverhoging. Alle partijen worden uitgenodigd hun licht te laten schijnen over het belangrijkste vergaderonderwerp vandaag: Uitbreiding van de Eemshaven. Bijna alle maken er gebruik van. Voorzitter René Paas doet moeite wakker en elegant te blijven. Dat lukt hem bijna. Wat hem niet lukt: op tijd beginnen.

Er staan 43 stoelen klaar; slechts enkele leden zijn afwezig. Tien vrouwen. Veel ambtenaren en mensen uit het onderwijs, hoor ik in het voorgesprek. De werktijd voor PS, vertelt Margriet, is ongeveer 20 uur per week tegen een vergoeding van ca. € 800,- Ik zie geen zwarte statenleden, ook geen hoofddoeken. Van kruisjes aan halskettingen ben ik niet zeker. Ook geen pastafarians zo te zien. In de pauze (heerlijke broodjes, karnemelk, vegasoep maar ook Marsen en Twixen) zien we een overdaad aan maatpakken, glimmertjes, manchetknopen en stilettohakken maar geen tattoos, trainingsbroeken en hoodies.

Opvallende spelers in het ochtendprogramma: Agnes Bakker, Bennema, Marquart Scholtz, Meendering, Van der Werf, en uitblinker Voerman. In de pauze spreek ik jonge hond Geijtenbeek die voorspelt dat hij na de pauze een motie over OV gaat indienen. Van de gedeputeerde Staten mag Tjeerd van Dekken een serie vragen (kordaat) beantwoorden. Leerzaam allemaal. Jammer dat Nederlands op één na mooiste streektaal, het Gronings, hier afwezig is als bescheiden introspectie bij boeren die veertig jaar niet hun bedrijfsmodel hebben willen omvormen. Ik schat dat de meesten een inburgeringscursus in het Gronings niet zullen halen.

In de pauze wordt ons een rondleiding aangeboden door het gebouw. Het ademt een sfeer van luxe, pracht en praal. Helaas weten de gidsen niet hoeveel van het chique interieur te danken is aan de verdiensten van de slavenhandel: een zwarter dan zwarte tijd waarin Groningen excelleerde en slechts twee andere steden boven zich hoeft te dulden. In de hoofdgang, langs Paas’ kantoor, een expositie van Ploegwerk tot circa 1975, waarbij gemakshalve wordt voorbijgegaan aan het feit dat de Ploeg nog steeds leeft, volgens sommigen zelfs springlevend is.

IN MEMORIAM Bertus Tiems

De ouwe reus is overleden. De boom is geveld. Met dit verschil dat bomen met een keiharde klap neerkomen en Bertus Tiems na een kort ziekbed zacht is geland, rustig uit het leven gegleden, oet de tied kommen. Bertus kwam in de tied in 1935. Een imposante verschijning met een hart van goud dat ook nog een keer op de goede plaats zat. Recht door zee en hulpvaardig. Wij waren buren van 2000 – 2012. Sleen heeft markante en bekende inwoners. Een internationaal befaamde kunstenaar. Een regionaal cabaretduo. Een dichteres. Een expansionistische zakenvrouw. En Bertus Tiems. Wij hadden koormaten kunnen zijn. In zijn jeugd was Bertus lid van de gemengde zangvereniging Sleen en ik werd het later. Twintig jaren voorkwamen dat we, terugfietsend van een koorrepetitie, samen een duet vormden dat De Mooiste meid van Slien of De Jongbloedvaart zong.

Bertus had een ijzeren gestel en een stalen leefritme: ’s avonds met de kippen op stok en vroeg opstaan. Zeg je Bertus, zeg je vrijheid. Wonen aan de rand van Sleen, wat scharrelen op het eigen erf, de tuin bijhouden en die later beetje bij beetje saneren, in de herfst de bladeren harken, de paarden van Jan Zeewuster in de gaten houden.

De dood van broer Jo begin 2014 was een zwaar gelag voor Bertus. Plotseling was de onafscheidelijke broederband gebroken. Thuiszorg, Tafeltje Dekje, en paardenman Jan sleepten Bertus erdoor. In mijn herinnering zie ik Bertus op zijn best als ik, achterom lopend, na drie keer kloppen en luidruchtig ‘Volluk!’roepend, zijn keuken binnenkwam en ik hem zag staan achter het gasstel met daarop een grote koekenpan boordevol gesneden ui. De geur van in vet smorende uien was bedwelmend lekker.

Bertus was wars van zweverigheden en verzinsels. Wensgedachten over een leven na de dood en  godsdienstige praatjes waren niet aan hem besteed. Jehovah’s Getuigen werden bruut de deur gewezen. Bertus leek met weinig tevreden te zijn. De laatste jaren bracht hij vaak door op zijn stoel voor de buitendeur. Hij observeerde de komende en gaande mens. In de laatste jaren had hij een groot dekkleed paraat waarmee hij de stoel uit de regen hield. Duurde de bui niet al te lang dan bleef hij zitten en trok het dekkleed over zich heen en wachtte het eind van de bui af, zijn hoedje net buiten de rand uitstekend. In het onderhouden van vriendschappelijke banden met buren was Bertus eigengereid en eigenzinnig. Een keer een groet niet beantwoorden kon op een levenslange verwijdering rekenen.

De mooiste actie van Bertus was dat hij samen met broer Jo starter was bij de Pieterom Run in 2012.

Waren er vrouwen in Bertus leven? Zeker. Er waren vrouwen die meer dan belangrijk voor hem waren. Op de eerste plaats natuurlijk zuster Jantje. Als ze kwam, zaten ze ’s middags gezellig in de tuin thee te drinken. Nooit zagen we Bertus gelukkiger, een eeuwigdurende glimlach op zijn lippen en een vrolijke oogopslag. Femmie van Jan, een supermantelzorgster. Oud-buurvrouwen Lidia die zijn 80e verjaardag regisseerde en Inge van wie hij de hand bij een felicitatie net iets langer vasthield. Lenie de pedicure, door Bertus steevast hoefsmid of bekapster genoemd. En dan Bertus’ allergrootste liefde: oud-huisarts Nicolette. Die kon een potje breken. Vergeleken met haar waren de mannelijke huisartsen stoethaspelende houten klazen die er maar weinig van bakten.

De laatste jaren zagen we Bertus wat veranderen, hij werd gevoeliger. En onhandiger. In de keuken vatte zijn bloes vlam en hij lag weken in het brandwondencentrum in Groningen. Een paar jaren later viel hij van een ladder. Hij wilde een duif verjagen uit de bijkeuken. Hij brak zijn enkel en een langdurig herstel volgde. Drie weken resideerde hij in De Horst met medepatiënten die hem de oren van de kop kletsten.

Bertus, rust in vrede!

IN MEMORIAM REMCO EKKERS

Het bericht van Remco Ekkers’ overlijden verraste en ontroerde me. Ook zorgde het voor een vloed aan fijne herinneringen. Hij voorzag mij in een belangrijke periode in mijn leven van kennis, wijsheid, en iets wat je savoir-vivre kan noemen. Ik was zeventien en Remco 32. Hij docent, ik student. Net van een grijze, sombere, beschaduwde, christelijke middelbare school in Dokkum ging ik naar een open, vrij, zonnig instituut dat mij ging voorbereiden op de mooiste baan die er bestaat. Van lyceum Oostergo naar lerarenopleiding Ubbo Emmius. Van Dokkum met het eerste zogenaamde ‘brommeroproer’ naar Leeuwarden met straatprotesten waar we, wij wisten wel hoe de wereld in elkaar zat, lekker ‘Weg met Pa Pa Do Pou Los’ konden scanderen.

Door ziekte van de lerares Nederlands in Dokkum was het blok ‘Poëzie na 1880’ in het slop geraakt. Door Remco Ekkers kwam ik voor het eerst in aanraking met moderne poëzie. Er ging een wereld voor me open; alle ismen kwamen voorbij als bomen in een langzaam rijdende trein. Remco maakte naam als dichter. En speciaal door het publiceren van een bundel voor kinderen: Haringen in sneeuw, later bekroond met een Zilveren Griffel.

Op de lerarenopleiding gaf Ekkers moderne letterkunde, moderne poëzie en jeugdliteratuur. In de colleges jeugdliteratuur lazen, bespraken, analyseerden en bediscussieerden we proza en poëzie voor jongeren. Literatuur was serious business, de mondelinge en schriftelijke tentamens van Ekkers waren nooit mals. Door toedoen van Remco Ekkers toog ik voor mijn eerste schoolpracticum naar een school voor LHNO met in mijn tas een lesformulier ‘poëzie schrijven’. De leerlingen, meiden van 15, 16, mijn stagebegeleider en ik vonden het prachtig. Een vleug idealisme was ons niet vreemd.

Remco was een bevlogen leermeester. Enthousiast. Deskundig. Wijs. Erudiet. Een ware docent, denker, dichter. Een lichtvoetige, vrolijke maar niet onbekommerde man. Pijproker. De sectie Nederlands van Ubbo Emmius had een gevarieerde bent eigenwijze, recalcitrante, behoudende, ruimdenkende, geleerde, gevoelige, vooruitstrevende, bedaagde, docenten met Joop Sprock, Cees Dubbelaar, Aad Lohman, Henk Bakker, John Tolsma, Gosse van der Woude, Anne Wadman en Remco Ekkers. In sectieraadsvergaderingen werd uitgebreid gesproken over de rol van (jeugd)literatuur in het onderwijs. Natuurlijk stond hij in het instituut in de schaduw van Anne Wadman, toen al de Vestdijk van Friesland genoemd. Maar Remco Ekkers kwam uit de schaduw en ontwikkelde zich tot een vrije dichter van naam, met een grote productiviteit.

Door Ekkers ben ik poëzie gaan lezen, waarderen en, hoe gaat dat, als je dat maar lang genoeg doet, ook schrijven. Begin jaren negentig hadden we contact over mijn schrijverij. Als aartstwijfelaar zocht ik zijn advies. Ik herlees zijn zorgvuldig bewaarde, uitgebreide, aansporende brief. Zijn woorden ‘doorgaan met schrijven is het parool,’ heb ik met graagte ter harte genomen. Remco, dank je.

In Memoriam Sjoukje Wijbenga

De wc-kalender is de hippocampus van mijn frontale kwab. Dertig jaar gelden stierf mijn moeder, voor Friezen mem. Sjoukje Wijbenga, 68 jaar, dochter van Klaas Wijbenga en Jelske Postma. Ik was 35, onze zoon Maarten vier maand, Mees nog op wensenlijst. In mijn boekenkast een foto. Ik zie een achttienjarige, serieus kijkende, mooie jonge vrouw die een vingerafdruk maakt op een persoonsbewijs en mijn ziel. Ernaast een rapportboekje  met 21 fiere handtekeningen van pake Klaas. Trotse ouders. Sjoukje scoorde in de zevende klas tienen, negens en achten. Het was, zie ik nu, een openbare school. Ik wist het maar ik wist het ook niet. Doopsgezind gezin in Zwaagwesteinde, Fries voor opvliegende mensen. Dopersen doopten volwassen gelovigen. En ze hadden een hang naar pacifisme.

Sjoukje, vrijzinnig, trouwde met Anne van der Meulen, rechtzinnig, zoon van een gereformeerde kleine boer uit Nes, West-Dongeradeel. Ze trouwden in 1950 en werden Nederlands Hervormd. De rechter geloofsflank ontmoette de linker. Huwelijken zijn altijd compromissen. Heit was een cijfer- en mem een gevoelsmens. Van beiden heb ik geërfd. Ik kan geen begroting zien of ik kijk rekenend of het klopt, of er geen onderliggende benadeelde partij is en of de bank deugt. Ik koop net zo gemakkelijk 7 aandeeltjes ASML als dat ik probeer mee te leven met Jaap, Hug en Mark, de beschotenen in Jeruzalem, mannen met alles verzengend liefdesverdriet of vrouwen die intimiteit verwarren met praten.

Terug naar mem Sjoukje. Mijn mooiste herinnering: na schooltijd rende tiener-ik naar boven en kroop naast haar in het grote bed. We kletsten wat. Ze rook supervertrouwd, geen geurtje of zo, gewoon natuurlijk. Ik onderzocht of het wratje nog wel in haar nek zat. Ze droeg altijd een soort onderjurk. Haar haar gewatergolfd. Eens per jaar een permanentje? Op het nachtkastje aan heits kant een beduimelde NVSH-enveloppe met het herfstnummer van de Sextant. Of heit veel deed met ‘oefeningen in seksuele acrobatiek’ betwijfel ik. Wij kinderen kenden de tekst van A tot Z. Aangeraden door dominee Breeuwsma of huisarts Van Akkeren. Op de sprei een schrijfblok en een vlekkende pen, een buikige Ballograf. Ze schreef haar toespraakjes voor vrouwenvereniging Irene altijd op bed. Vaak een bijbeltekst bovenaan. Mijn op één na mooiste en oudste herinnering: mijn tweelingbroer en ik zitten op haar schoot. Na de maaltijd is daar tijd voor. Heit of een broer of zus leest uit de kinderbijbel: steeds maar weer het Hooglied. Ik kriebel aan mems kralen, sabbel aan d’r oor en snuif in haar hals.

Haar dood schokte me, hoewel we het zagen aankomen. Nooit was ik verdrietiger. Hartverscheurend heb ik gehuild, ik geloof slechts één keer, dat is voor mannen wel genoeg. Mijn jongste broer troostte me. Lief. Net vader geworden lagen mijn emoties aan de oppervlakte als pluisjes in een stuk opgeruwd katoen. Het huilen deed me goed, het bevrijdde me. Mijn werk reageerde als een technologiegroothandel in mechanische afdekpanelen tegen warmteoverslag professioneel: gecondoleerd jongen en of ik de gemiste ouderbezoeken eind van de week op mijn vrije middag wilde inhalen.

In Memoriam Hans Kamminga

Bij het doorploegen van een oude archiefkast zie ik schoolfoto’s van toen. Een foto van Hans: kekke zonnebril en een geheimzinnige glimlach. Een personeelsdag in 2003. Van Ton hoor ik dat het slecht met Hans gaat. Het ontroert me. Mijn tranen bedwing ik door wat harder te zingen bij mijn onlinezanglessen. Ik zet de verdrietknop om en denk terug aan de tijd dat Hans bij ons op school kwam.

Een langharige blonde jongen op een crossmotor komt het plein oprijden. Smedingeslag 1 Angelslo. Halverwege de jaren 80 in de vorige eeuw. Personeelsvergaderingen worden nog in een gemarmerd boek genotuleerd. Net voordat hij zijn Honda uitzet geeft hij nog even lekker gas. De meiden in mijn mentorklas, we zitten in het noodgebouw, draaien nieuwsgierig hun hoofd naar het plein als boerenzonen die de winnares van de Miss Boerin Verkiezing op de jaarmarkt zien. De terlenkabroekenbrigade in de personeelskamer kijkt verstoord op. Vrouwelijke collega’s moeten ineens heel nodig hun lippen bijstiften. In verwarring pakken ze een Prittstift in plaats van lipgloss. Met een halfzware Weduwe Van Nelle in zijn mondhoek zwaait de nieuwkomer de deur van de leraarskamer open als een skileraar in een commercial. Onze school zit in een stroomversnelling. We groeien als een gek. Allee wordt De Dissel.

Hans heeft een tijdje in Zuid-Afrika gewoond. Als ik even uit de running ben, komt hij me opzoeken. Dat tekent Hans. Vriendschappelijke collegialiteit. We discussiëren over racisme in Zuid-Afrika, de Outspanacties, Mandela, het ANC en de waaiboomhouding van het CDA. En of het nu wel of niet gek is dat Afrikaners witte tijdelijke immigranten automatisch boss noemen.

Ted en ik bezoeken Hans en Angeliens huwelijk, ergens in Twente, Oldenzaal meen ik. We staan nog op de groepsfoto. Op school noemen sommige meisjes Hans een macho, iets wat hij betwist. Hans is een vlotte gast. Zijn sectiegenoten, Sieny, Anna, John en Anneke, worden naast hem grijze naar de VUT snakkende senioren. Hoewel roedelleider Esdert Gozewienus het afkeurt wordt te/ha/tex een vak achter de streep genoemd, pure kinnesinne natuurlijk.

Later aan de Boermarkeweg heeft Hans een lokaal tegenover mij. De leerlingen weten niet hoe snel ze de gang moeten oversteken. Hij doet graag mee aan de grote avond, een feest waar leerlingen èn leraren graag uitblinken. Hans hoort bij het clubje mannen dat maar wat graag kousen en rokjes draagt als Rob Stoker dat vraagt voor een of ander maf optreden. Wat hebben we gelachen.

Hans gaat graag mee op zeilkampen die gek genoeg werkweken heten. Hans kan reven, afvallen, gijpen, deinzen, krabben, een bonte avond organiseren, krimpen, kruisen, kortom zeilen als een Wâldeinse skûtsjeskipper, onze zoon Mees praat er nog over. En hout zagen en kappen, volgens mij gaat Hans al gasloos door het leven voordat het woord is uitgevonden. In zijn oversized vaalrode voorwielaangedreven Volvo 740 2,3 GL injectie op lpg met een airbag aan bestuurderszijde, spoiler, geïntegreerde remlichten en de eerste cruisecontrol, ligt permanent een kettingzaag en een kloofbijl.

Er zijn ook jaren dat ik hem niet ontmoet, maar op afstand houd ik hem in het oog. Dat hij gaat latten met Lida. Dat hij de trotste opa van het oostelijk halfrond is ontgaat me ook niet. Een jaar geleden neemt Hans met een gezellig feest bij Groothuis afscheid van school. Hij is wel ziek maar als Achtstedagsadventisten die geloven in de wederopstanding, hopen we dat hij het gaat redden. ‘Sacred Cantatas’ van Bach en Telemann, gezongen door Philippe Jaroussky troosten me. Hans jongen: rust zacht.

Verhuizen

‘Volgend jaar word ik 67 en dan zitten de tien jaar Emmen – Noordbarge erop,’ hoor ik vanuit de badkamer. Vrouw I glimlacht vilein, een glimlach die ze ook op andere momenten inzet, ze kent mijn zwakke plek. ‘We gaan moven.’ Onrust grijpt me bij de keel als een bankschroef een te slijpen beitel. Mijn lichaam reageert direct: neusharen vibreren hortend en stotend als het Canto Ostinato van Toon Hagen, mijn goose-flesh-scrotum krimpt en mijn kringspier pulseert als bij een Barneveldse met legproblemen. Fietsers hebben daar nu eenmaal gevoelige spiertjes, hè. Een combinatie van drie uurtjes rijden op mijn Sensa, wat een goede, gevoelige, bijna empatische naam voor een fiets, alsof je een paaldansclub googelt, een paar uurtjes luisteren naar cantates van Bach, en zelf even met zangpedagoge Etty van der Mei inzingen, laten mijn rust weerkeren. ‘Okee,’ zeg ik, ‘goed, we gaan zien.’

‘Nomaden zijn jullie,’ zei de eerste de beste, quasi grappend, maar met een serieuze ondertoon. Terwijl we net het landelijk gemiddelde halen. Mensen in Nederland verhuizen zeven keer in hun leven. Ouden van dagen en krimpregiobewoners uit Drenthe, Groningen en Twente hebben een hekel aan veranderen en verlagen de verhuisfrequentie.

Het woord nomade bevalt me. Ik ben niet voor niks een nazaat van Salomon Levy en zijn genen verklaren onze beweegdrift. Salomon Levy was geen stoelplakker, hij kwam lopend uit Duitsland richting Friesland en sleet zijn waren huis aan huis. Dat zijn kop eraf ging in zijn laatste woonplaats, vergeet ik even voor het gemak. Ook voorvader Theun de Vries bleef zijn hele leven niet in Veenwoudsterwal.

We gaan verhuizen. Deze keer wordt het een stad. Hartje binnenstad zelfs. Groningen. Nog geen kilometer van de Martinitoren. Nabij Forum, Groninger Museum, Frietwinkel en Vismarkt. Drenthe, Deventer en Friesland leggen het af tegen stad-Groningen-centro. Kalmte, weidsheid, natuur en rust kunnen ook teveel worden. Ik geloof niet in één gelijkmatig onveranderlijk leven. Ik ben een grazer. Het wordt tijd voor reuring, cultuur, alles onder handbereik.

Hoe ziet mijn verhuisdrift eruit? Na mijn jeugd in Kollum, zeg niet quasi-modieus ‘of all places’, kwam Leeuwarden: een studentenkamer. Daarna 43 jaar Drenthe met Emmen-Emmerhout, Emmen-Angelslo, Sleen Veldakkers, Sleen Zetelveenweg, Emmen-Noordbarge en nu dus naar Grunn. Ben ik een Drenth geworden? Ik noem me een noorderling.

Hoe dat voelt? Een overgang van een dorp naar een studentenstad? Lekker. Ik zal mijn leven wat herschikken als een cafébaas terrasstoelen, het CDA partijprinsen en Mona Keizer dolken in ruggen van partijprinsen. Een nieuw fiets- en kookgroepje, leesclub, binnentuin bijhouden, laptopzingen met Grootkoor en Zingalsvanzelf, Gronings leren, wel wait wat schrievn int Grunnings, wat schilderen, kerkorgels ontdekken, leren suppen, nieuwe wandel- en fietspaden ontdekken, nieuwe mensen leren kennen, brieven schrijven, wie weet een familiekroniek die in mijn hoofd spint, buren de kans geven vriend te worden, vergezichten en andere luchten zien, we hebben er zin in. We gaan veel missen ook: een fijne plek in Noordbarge.