Simmertún

De sêfte wyn biweegt

jasmyn, laurier en hop,

de sinne stekt hwer’t sy wol,

foaral har rêch en nekke.

Hy slút syn eagen gau

en sjocht in swatte stip;

it skerpe ljocht omheint

har holle, de hierren waeije.

Har rêch biweegt earst net,

dan set sy de gong deryn.

Genietsjend krollet syn mûle,

syn rêch, hy likket har ear.

Syn eachhoeke registrearet

koartsich bisyk op ’t paed.

De spanning rint hurd op

en hurder noch wer ôf.

Foreale jout hy har in tút;

fanwegens it moaie waer

dit jier al foar de alfde kear.

What dochs in prachtsimmer!

Fijne kerstdagen

Kerstmis (melodie: Wiegenlied van Franz Schubert)

Kerstmis, kersemis, Vast wat vaker met kastanje; Kerstfeest, eet een beest, soep met ballen en een vis.

Lekker slurpen, gooien met kurken.

Eet eens nijlpaard, voordat die ten hemel vaart / zonder botjes uiteraard /dat is ook heel fijnbesnaard / maar scheer eerst de paardenstaart.

Kerstmis, kersemis, Glühwein wisky en champagne; schrans wat drink een vat, ganzenlever uit Pernis.

Lekker slurpen, gooien met kurken.

Eet maar kikkervis, pas wel op met hagedis / maar voorkom veel ergernis / tussendoor wat hertenpis / lees eerst maar eens Genesis.

Kerstmis, kersemis, herders eten graag lasagne, kerstmis kersemis, krijg je ook geen syphilis.

Lekker slurpen, gooien met kurken.

Rook nooit cannabis, kerst is een belevenis / licht op in de duisternis / liefde is geen bizzenis / doe iets met het compromis.

 

G e l u k k i g     k e r s t f e e s t

’t Is bitterkoud, de geiten willen niet naar buiten;

Er hangen scherpe zilv’ren pijlen aan het riet

En dankzij isolatie die de kou niet binnenliet

Weet niemand meer wat bloemen zijn op ruiten.

 

De meester leest een zompig, zielig, oud verhaal

Van rampen, kwalen, schimmelkaas en tegenslag

Van ladders in een kous, een dronken prins-gemaal,

Geen beltegoed, een onvoldoende leesverslag;

 

De hele klas ligt ademloos te luist’ren, neergestort

Het moede hoofd op tafel, trage tranen stromen

Onmerkbaar langs de Altknop op ’t toetsenbord

Totdat ze bij de spatiebalk als golfje samenkomen.

 

En net als iedereen luid zit te snott’ren en te janken

Krijgt het verhaal een nieuwe loop en gloort er hoop:

De arme herders, ook de strammen en de manken,

zijn blij en hoorbaar opgelucht; ze willen enkel nog

wat surfen op het net, tiktok een volle mailbox en een vlog.

Irisscopist

De hele buurt kwam vroeger op consult;

hij las de toekomst in een open haring,

dewelke hij met eindeloos geduld

besnuffelde: des vissers tekstverklaring.

 

Vervolgens ging hij over op urine

en menigeen bracht hoopvol een staal pis.

Hij rook wat, proefde en zei heel gewis:

“Een aangetaste lever, een ruïne.”

 

Als hij zijn handen had gespoeld in gelig

sop, keek hij je droevig aan, en wachtte lang

voordat hij zei: “U hebt nog lang te leven.”

 

Voor de patiënt klonk hij nu zeer fluwelig,

die waande zich voor de duvel nog niet bang;

de angst kwam pas toen de nota was geschreven.

IVF

Het pas gekochte blad ligt klaar op zeven

En je sluit het gordijn tot op een kier.

Vervolgens wrik je als een gondelier

En brengt je apparaat met flair tot leven.

 

Je fantasie wordt door het blad gedreven

En drijft dan krachten naar de slappe slak

Die nu – op ’t oog – met meer dan groot gemak

Zijn kop verheft; hij gaat het weer beleven!

 

Je linkerhand pakt nu de zaadcontainer

(terwijl de rechter het orgasme nog wat rekt)

En zonder bijstand ener hulpverlener

Mik je de oogst in ’t glas met veel effect.

 

Je deed dit alles met veel plichtsbesef

als eerste fase van de ie – ve – ef.

Fleboloog

Gelijk een haring en Gods woord naar binnen

gaan bij elke zwartgerokte predikant,

zo voelde ik zijn warme rubberhand

een lange diepe tocht in mij beginnen.

 

‘Ontspant u zich,’ hoor ik hem zalvend spreken,

‘en buig uw knieën, spreid uw stramme benen.’

Terwijl zijn blikken priemend in mij steken

bied ik hem zicht op mijn belaagde venen.

 

Nog is het ergste leed lang niet geleden:

een struise zuster treedt behoedzaam aan

en zonder enig acht op mij te slaan

vangt zij aan mijn achterham te kneden.

 

Nooit voelde ik zozeer mijn sterf’lijkheid

als in dit helse uur van eenzaamheid.

Bosk

Waarom zouden bossen onbeweeglijk moeten zijn? Het is laat geworden, hij schopt bezweet de klompen uit, zakt onderuit en denkt wat na, zijn eerste baan als God valt ‘m zwaarder dan gedacht, hij voelt zich gesloopt, doodmoe, kapot en klaar.     

Doodmoe, kapot en klaar: zes dagen werken aan de schepping met dorpen, zeeën, planten, spinnen, bintjes, heggen, gaan je niet in de koude kleren zitten: maar eerst nu pauze met een pilsje, een sigaar.

Pauze met een pilsje, een sigaar; creëren is geen peulenschil dat weet heel bouwend Nederland: het is me een gesjouw, gehei en geschets op grote architectentekentafels en dan die inspraak nog…

En dan die inspraak nog…vaak kosten overschrijdend, vertragend, de afwerking erachteraan met hoofd en hart en hand; de eisen zijn kaarsrecht, de ware tekenaar haat losse eindjes, rafels.

Losse eindjes, rafels: want ga maar na, van niks gaat het naar alles, wat een project: onzichtbare einders, kale ledigheden, net ontstaan, nog onbegaan, oningevuld, zeg maar: nog woest en ledig.

Zeg maar: nog woest en ledig: Friesland rijst op, ontstaat uit lagen mist, zoute uitgestrekte wadden, korsten, mossen, zo ruig en wild; de toezichthouders kijken zuchtend naar des scheppers eindspel.

Des scheppers eindspel mist nog iets. Hij pijnigt zijn hersens tot er net voor de zevende dag licht komt in de duisternis; er zij licht, er zij beweging: waarom zouden bossen onbeweeglijk moeten zijn?

Max

‘Wat een mooie pet, jongen,’ hoor je van kermismeisjes

De kleurige grote klep  maakt je weer twaalf, je kart pruttelt

Tata’s staal en rode stieren menen dat je kracht uitstraalt

Maar zweet parelt op zijden donshaartjes op je bovenlip

Wijd open neusgaten als Franse ventielen en huid vol

Plakplaatjes waar Picasso en Giacometti van wegkijken

Geil zeggen pikdragende tweedeautobezitters

Je jongensogen spreken vertwijfeling, verlies beloert je

Je verzint excuses in oliestaatjes waar sjeiks zich afvragen

Of F1 een sport is of dat het curling op banden blijft,

Een derderangs materialen- en assistentenstrijd

Waarbij er grote kans blijft op struikel- of verstappen

Omdat de baan niet door je hulpen was geveegd

Op van die kekke Pirelli antislipschoentjes rem en gas je

Met de vaart waarmee Shell zijn hielen licht

Bidden de sponsoren: moge de duurste materialen

De wereld en kerosine verslindend winnen

Boven geasfalteerde boomkikkers en hagedissen

En partijvoordedierenmeisjes die net zo sneu

Kijken als jij na je verlies van beschaving

Beste Pieter Omtzigt

Als je door verwilderde,

Valse, schoot- trek-

Of straathonden,

Ik sla het woord christenhond

Opzettelijk, met moeite over,

Van die asielblijvers

Die iedereen voorbij loopt

Vanwege ontspoord,

Agressief bijtgedrag,

Schurft, luizen in hun kale pelzen,

Stinkende bekken,

Rottend tandvlees,

Verwaarloosde aarsmaden,

Ontstoken anaalklieren,

Je kent ze wel, opstaand tegen

Beprikkeldrade hekken;

Uit dezelfde gore bakken vretend

En daarmee hun christelijke

Waarden beschermend,

Wordt besnuffeld, gekend

En uit zogenaamde

Partijliefde teringhond

genoemd,

terwijl je je stinkende

maatschappelijke best

doet voor in de steek gelatenen,

gewone medemensen,

reken dan gerust op

mijn stem.

dierenouders

dankzij de partij voor de dieren worden er straks geen pasgeboren beestjes verminkt, besneden, ongevraagd gedoopt, geen pubermeiden uitgehuwelijkt aan ongewassen oude contactgestoorde genocide ontkennende snorremansen, geen miljoenen haantjes, stiertjes, bokjes geshredderd alleen maar omdat het mannetjes zijn, doen dieren niet aan sexting, behalve kleine snotaapjes die voor 17 doezoe hun piemeltje mogen laten zien, worden dieren niet op jonge leeftijd wreed gescheiden omdat hun ouders een witte school hebben uitgezocht die al vroeg begint met het oefenen van CITO-toetsen, raken ze niet verslaafd aan crystal meth, behalve fabrieksdieren aan antibiotica verstrekt door dierenartsen die de perverse prikkel van stuksvergoeding per inenting niet konden weerstaan, mogen dieren niet roken, worden meisjesdieren niet nageroepen of aangerand of overkomt hun in verlaten parken wat voor woorden, voor poëzie te erg is, als ik goed kijk naar dierouders en me in hen verplaats, hun uiterste natuurlijkheid registrerend als een seismometer voetstappen van zware noorderlingen of het KIFID ABN-fraudestrapatsen

foto: Paul Barelds

ontroeren ze me & word ik zacht als dons, week-

warm als gesmolten kaarsvet en zie de argeloosheid

van de jonge dierouders afvallen als gevelplaten

van universiteiten, als je goed kijkt en je oude hart

mee laat voelen en je terugreist naar vroege tijden

onder lagen fotoboeken, stenen, stof, herinneringen

vol hiaten, zie je je breekbare zelf, je heit, je mem,

die je leren leven en vrij laten en veel later geef je

uitgelaten ruimte aan jezelf als vader en verlang je

hevig naar argeloos geluk en mondkaploze veiligheid

uit de nestgeurtijd van toen, de kleurige warmte

van geuren, lenige kinderlijven, geluiden, verhalen vertellen,

over beren, langhors en Tom Nose, ritmisch getrommel,

een godenloze jeugd, de eerste fiets,

Diergoden

Hebben dieren ook bedachte goden soms

Religies als afgeknaagde diervoederbakken waaruit

Van tussen de vuile etensrestenrandjes gegeten wordt,

Moet worden

Goden die aanwijzen wat

Wat wel en vooral ook wat anders

Wat niet en hoe heilige harten worden gedragen

Diergoden die leefregels voorschrijven die werken als vuilniszakkoorden,

Tiewraps,  als wielrennershelmsluitingen,

Geboden met woorden die omtrekken beschrijven

Opdat dieroppassers ritueel diergeluiden

Luid lokkend ten gehore brengen

En dan hopen dat

Er wonderen gebeuren

Op punten staan te gebeuren

Dat dieren geloven dat na

De dood er weer leven is

In andere verre dierentuinen, misschien de Queens Zoo in New York,

Wat een zoo man,

Mooier en met de schitterendste

Muziek van luiten, lieren en cimbalen, wie weet zelfs harpen

En dat alle dieren uiteindelijk

Verlangen dood te gaan

Op weg naar diergoden met harige huiden

En dat hun god

Een oogje dichtknijpt

Zoals alle goden maar wat graag

Wensen te doen

Hebben dieren zulke goden