Je leest wel eens van bezorgde gasten die de boeren willen helpen uit hun negatieve spiraal te klauteren en de door de boer omgekeerde vlaggen weer recht hangen. In het Groningse Niezijl is een crowdfundingactie gestart voor woningaanpassing voor een vrouw. Zij was van zes meter hoogte uit de bek van een verreiker gevallen toen ze bezig was een vlag omgekeerd op te hangen. Ik hoop dat ze het uit vrije wil deed en dat de boer het haar sterk had afgeraden.

linosnede van Rob van Eek
Het is warm als ik met krachtpatser Mark die ik in gedachten Bouke noem ga fietsen. Het is 30°. Ideale omstandigheden. Voor vertrek houd ik me voor dat dit misschien de laatste keer is om ons record uit 2022 van 31,4 te verbeteren. Buiten de stadsgrens komt het doel snel dichterbij. Met lichte tegenwind rijden we richting Slochteren tussen de 32 en 35. Ik voel me goed, krachtig en verheug me op het voordewindstuk. Het record breken zit in de lucht. Op de fietspaden is het rustig. Dan een betonnen pad. Smaller. Er is gemaaid. We rijden 35. Als ik iets naar rechts zwenk raak ik van de weg. Geen hectometerpaaltje, boomstronk of betonblok maar hooi. Enigszins duizelig lig ik in de berm. Niets geraakt. Niets gebroken, voel ik. Een flinke schaafwond op de schouder en een gevoelig scheenbeen. Ik vloek. M. komt kijken. Opgelucht lachen we en praten over valpartijen in de grote Franse koers waarin vallen en opstaan dagelijkse kost is. M’n Giant TCR is schadevrij. Enkel de ketting van de derailleur. We vervolgen onze route en maken weer lekker vaart. Een record zit er niet meer in, het wordt 30/u. In De Groeve, what’s in a name, rijd ik plat op een scherpe steen, maar blijf net overeind. In de hulpauto huiswaarts besluit ik dat het mooi is geweest met de recordjacht en verlang alweer naar rustig solorijden en lekker toeren met de Mastersgroep van Spaak op zondagmorgen.
Met Quirinne, by far de interessantste vrouw van de cursus Gronings [zij laveerde van juridisch fiscalist aan de Zuidas via lipstickinkoper bij de Bijenkorf naar grassoortenexpert bij Natuurmonumenten], ga ik naar borg Verhildersum in Leens. De naam Ede Staal trekt. In de expositieruimte liggen virtualrealitybrillen. Moeilijk. We zien oude foto’s van een klompendrager die muziek maakt in zijn moerstaal. Liedteksten aan de wand die we meezingen en neuriën. Ik voel verwantschap met de plattelandsjongen Staal die ook leraar was. Beiden hadden we geiten. Q. en ik praten na over de cursus Gronings en het groepsproces met vier mannen en dertien vrouwen. In de fruitboomgaard denk ik dronken schapen te zien, ik zie lome bewegingen, dromerige ogen en belletjes uit malende bekken. Natuurmens Q. corrigeert me: ‘Het fruit is nog niet rot en bevat geen alcohol.’ We gaan ons te buiten aan rijpe, rode pruimen. Mooier dan de borg met de siertuinen, het arbeidershuisje, de sympa vrijwilligers, en de twee koetshuizen zijn twee duiventillen buiten dienst: één heel grote op stenen poeren en één die boven de toegangsweg staat: wit, smal, langgerekt, hoog, supermooie belijning. Heel even overweeg ik me aan te bieden om er een sierduivenpopulatie te onderhouden. Bij de lunch bespreken we de staat van de wereld en of redding nog mogelijk is.