Passiemuziek en Sleen

Na het overdonderende kermisgeweld van het Eurovisie Songfestival op zaterdag is het concert ‘A German Passion’ van het Margaretha Consort zondagmiddag 15 mei een verademing. Hogeschoolmuziek in een verstilde zetting. Een zon beschenen middag in de Sleense dorpskerk onder Drenthes hoogste kerktoren. In haar welkomstwoord refereert bandleider Broekroelofs even aan Oekraïne. Zou ze weten dat de pkn-kerk iets verderop wordt ingericht voor Oekraïense vluchtelingen en dat Syrische gevluchten nog even moeten wachten? We luisteren naar intense muziek van dertien musici en vocalisten, aangevoerd door Marit Broekroelofs. Als je je niets aantrekt van de weinig verrassende, antieke, onoriginele teksten over lijdende verzonnen goden, nee niet over graancirkelmakers of flat-earth-theorie-aanhangers, dan heb je een heel prettige middag. Een centraal opgestelde dirigent is er niet, wel een supergoed klinkend kistorgel; af en toe zie je tenor Kevin Skelton bescheiden en met kleine gebaren, mond- en wenkbrauwbeweginkjes leiding geven aan de oplettende zangers en spelers en alzo bewijzen dat bombastisch dirigeren passé is als varkens slachten op boerenerven. Inzetten, tempi, volume: zo goed als niets is er op aan te merken.

Ik droom weg naar de tijd dat we in Sleen woonden. Als je hier meer dan vijftien jaar hebt gewoond, gaat het dorp in je systeem zitten en blijf je ermee verbonden als cookies aan websitebezoekers. Je hebt er vrienden met wie je eetafspraken blijft maken, je zoons gingen er naar school en hebben er nog contacten, je volgt bij vlagen de dorpswebsite, je bezoekt er een verjaardag, begrafenis of een jubileum. Je zong in een koor, deed mee aan de Zuidenveldoptocht, versierde en verlichtte je tuin, schreef er poëzie en een vers dat het koorrepertoire haalde, deed mee met de oudpapierophaal, deed er een streektaalcursus, schreef columns, waaronder enkele in de streektaal en je vrijwilligde er als vlaghijser en bestuurslid en begon er een bedrijfje dat bloeide als brem langs de Jongbloedvaart.

De muziek, zeventiende-eeuws, Noordduits, is barokker dan barok. Voorbij komen Bachs leermeester Buxtehude, Weckmann, Hassler, Tunder en meer. Johann Sebastian Bachs oudoom Johann Michael en Nicolaus Vetter tekenden voor het prachtige Jesu meine Freude, later drong de melodie door tot de  Matthäus Passion. Ik laat me betoveren door de prachtige muziek, maar vervoering en ontroering blijven uit als spelinzicht bij FC Groningen. Zou dat wel zijn gebeurd als Jezus Zelensky heette en in Buxtehudes ‘Herzzlich lieb hab ich dich o Herr, Satan Poetin?  En, vraag ik me af, wat zou er gebeuren als de musici en vocalisten doen wat op elke koorclinic wordt geoefend: bij één nummer het papier de lucht in gooien en vanuit het hart en soms de tenen zingen?

Terug naar Sleen. Je herinnert je dat je lijstjes bijhield van de mooiste paardenkarroutes en interessantste vrouwen en je keek wel link uit dat je hun het hof maakte. Je verbaasde je over oneerlijke boedelverdelingen na scheidingen, over de Drentse onwil nee of opzouten te zeggen en het met elkaar stevig oneens te zijn, over twee naast elkaar staande basisscholen, de ene met een god en de andere met een goed werkende medezeggenschapsraad. Je vraagt je af waarom Naardings borstbeeld voor de kerk en gedenktekens van oorlogsslachtoffers achter de kerk staan, waarom de haven nog steeds niet aan open water ligt en waarom het duofietsproject hier beter loopt dan waar dan ook.

De zangers wisselen regelmatig van plaats. Het ver achterin het koor gezongen Christ lag in Todesbanden wint aan kijk- en klankkracht. Hier en daar sijpelt kleur door in de kleding van de musici. Gelukkig, het begin is er. We zien een scherp paarse jurk en stropdas en een wat valer paarse dress en bij een enkeling fel rood gestifte lippen. En verder zwaar somber zwart in vele tinten. Met de voeten de maat lekker meetikken kan hier ongestraft en ongestoord, want de zerken zijn met een dikke vloerbedekking bedekt, iets wat de akoestiek en rust van de overledenen ten goede komt. Ik span onophoudelijk mijn bil- en rugspieren om de oude rieten stoel niet te laten kraken en onderdruk mijn aangeboren neiging de econoom uit te hangen. Natuurlijk kan het, zoals eens per twee jaar oesters eten, uit!