Waarom ik na afloop denk ‘mooiste concert ooit’ komt door het orkest, het projectkoor en de solisten. Natuurlijk. En wie weet heeft de dirigent ook wel een rol in het geheel. Maar er speelt meer. Ik bezoek het concert met L, want vrouw I ligt in het ziekenhuis. ‘Of Bach me kan troosten,’ vraag ik me af. Het zijn hectische dagen. Nooit zag ik vrouw I met zoveel pijn.
L is verrast als ik haar mijn vraag voorleg. Ik verbaas mezelf ook, troost betekent verdriet en met verdriet loop je niet te koop. De prachtige muziek ontspant. Heerlijk diepe zuchten. De beste koorleden doen alsof ze de teksten en de muziek lezen. Die kennen ze natuurlijk uit het hoofd. Ze zingen op hun gevoel en knipogen al zingend naar familieleden in het publiek. In de pauze wordt het publiek in de fuik van één tapperij geperst zodat notoire voordringers niemand ontgaan.
In Maarten ’t Harts boek ‘Het woeden der gehele wereld’ lees ik dat er van Bachs 300 cantates zo’n 200 zijn overgebleven. In de afgelopen week beluister ik een handvol cd’s uit de Bach-Master-Works-box van het Kruidvat. Veel van de teksten zijn onverstaanbaar. Ik glimlach als ik de obligate zinnen over genade en verlossing meelees. Ik transcribeer ze wat. Lees ik ‘Israel hoffe auf den Herrn’, vul ik het aan met ‘der Vereinte Nationen’. Net als de meeste zangers leg ik de tekst weg en geniet van de muziek. Op zijn best zijn de teksten kinderlijke gepaard-rijmende religieuze interpretaties en op zijn slechtst pure kwezelarij die je in Bachs tijd moet plaatsen.
Ik verbaas me over de natuurtrompet van Rabinovitz twee meter voor ons. Als hij het vocht uit het instrument laat lopen lijkt het of hij eruit drinkt. En die weergaloze droeve fagot en de onverstoorbare Koolstra op orgel, ik hoor enkel tienen. De zilveren balletschoentjes van sopraan Cressida Sharp betoveren me, evenals haar met een fibula bij elkaar gehouden vuurrode jurk. Plaatje! En wat een stem. En dan Van Laar als hij de alten bijstaat, tenor Knight en bas Santini die craqueléscheurtjes in de nieuwe kalklaag op de muren veroorzaken. En natuurlijk Bronda die de kwaliteiten van Arne Slot en Joseph Oosting combineert en de topspelers hun gang laat gang, het werk gebeurt immers in de training.
Ten slotte: bij het ‘Jesus bleibet meine Freude’ droom ik terug naar 1967. Maartenskerk te Kollum. Na de restauratie heeft het feestcomité bedacht dat onder het orgelspel van Jelle van der Meulen (geen familie) de bijdehante tweeling Folkert en Klaas de statenbijbel de kerk in mag sjouwen in een optocht van zingende, geboende zondagsschoolkids. Op de melodie van ‘Jesus bleibet meine Freude’.
Applaus. Geen bravogeroep. Bloemen. Zelfs een toegift. Pas tegenover de stadswerkplaats stop ik met onhoorbaar applaudisseren. ‘Mooiste concert ooit’, mompel ik, voorzichtig met grote woorden. En, troostrijk? Jaaa.