Maar liefst 25 scherpe, interessante stukken over klassieke muziek, veelal componisten, waaronder één over de cantates van Bach. Sta daar eens even bij stil, Bach schreef één cantate per week. Dat ‘t Hart Bach slechts één stuk toebedeelt is een voorbode van het boek over Bach dat enkele jaren hierna zal volgen. Ook al ken je de muziek of de beschreven componisten niet, toch zijn het zeer leesbare, prachtige essayistische artikelen. Dat ’t Hart de muziek de hoogste kunstvorm vindt en de literatuur bij hem pas op 17 komt, ver na de geurkunst op 8 is een overdrijving maar toont wel zijn voorliefde voor de muziek waar hij verschrikkelijk vanaf weet.
Niet alleen beluistert ’t Hart zoveel mogelijk muziek van door hem bewonderde/bestudeerde componisten, ook speelt hij het werk van de componisten zelf (of probeert dat), leest hij (alles) wat over de componist wordt geschreven en analyseert hij missers in boeken over de betreffende componisten. Er moeten weken zijn geweest dat ’t Hart er een dagtaak aan had.
’t Hart beschrijft levens en werken en heeft oog voor interessante details. Bijvoorbeeld dat Rossini naast 40 vruchtbare jaren 40 jaren niets schreef en dat verbindt hij dan weer aan Vestdijk en Marnix Gijsen. Of de Zweed Berwald die naast componist orthopeed was. Schubert die maar 31 werd en 1000 werken naliet, die hij in 18 jaar schreef. En dan Tsjaikovski van wie het meeste werk onbekend is gebleven en wiens dood een mysterie is: was het cholera of arsenicum? Elgar, een knappe man die trouwt met een oude dame en over wie de rol en invloed van vrouwen raadselachtig is en blijft. Strauss over wie de gekste meningen rondgaan, niet onderbouwd of slechts op 2 % van zijn werk. Als ’t Hart Nielsen ophemelt in een tijdschrift wordt hij teruggefloten door would-be deskundigen die later meer dan ongelijk krijgen. De ten onrechte wat verguisde Sibelius, de bij toeval ontdekte Stenhammer en Scandinavische liedkunst. De vrij onbekende Schmidt en de multitasker Schönberg en meer.
In alfabetische volgorde behandelt ’t Hart: Andriessen, Bach, Berwald, Bruch, Elgar, Franck, Medtner, L. en W. Mozart, Nielsen, Prokofjev, Rossini, Saint Saëns, Scarlatti, Schmidt, Schönberg, Schubert, Sibelius, Stenhammer, Strauss, Tsjaikovski, Tubin en Von Weber.
’t Hart eindigt met ‘Muzikale memoires’. Veel componisten zijn jong gestorven en vaak ongeletterd, en er zijn (dan ook) maar weinig die hun memoires schreven. Toch weet ’t Hart er nog enkele memoires van componisten te vinden die hij beschrijft. Frankrijk, Engeland en Rusland zijn misschien uitzonderingen, daar komt hij wel memoires schrijvende componisten tegen.