Maarten ‘t Hart ‘De vlieger’ 38 (1998)

De vlieger is niet ’t Harts beste zullen we maar zeggen. Te veel herhaalde, uitgesponnen, voorspelbare dialogen en een dunne plot. Er lopen enkele verhaallijnen door elkaar:

  • Op een bepaalde manier is dit een voortzetting van het met bijbelse onnozelarijen doordrenkte boek ‘Wie God verlaat heeft niets te vrezen’, maar nu verwerkt in een roman met een handvol personages (vader, moeder, zoon, Gilkinus Diepenburch, zijn dochter Machteld, meneer pastoor als vertegenwoordiger van de papen, enz.).
  • Hoofdpersonen zijn een grafdelver die opdracht krijgt een rooms kerkhof handmatig te ruimen (schudden) en te verplaatsen en zijn zoon die almaar verliefd is op bloedmooie meiden, gek is op studeren en lezen en boeken lenen in de roomse bieb waar hij dan weer onder de indruk raakt van de òf zwaar opgemaakte jonge vrouwen òf afgeleefde, uitgewoonde, oudere uitleensters.
  • Als de grafdelvers zoon een vlieger krijgt, wordt die hem ontfutseld door enkele snotapen. Later vindt hij de vlieger terug bij Gilkinus Diepenburch.
  • Gilkinus, Ginus, is een man die de heilige schrift bestudeert en een discrepantie in het Onze vader ontdekt en vanwege zijn vasthoudende dwarsdenkerij, na van de kansel aangekondigde gedragsmaatregelen, van het avondmaal geweerd en later de kerk uitgebonjourd wordt.
  • De grafdelver wordt herhaaldelijk door gemeentemedewerkers, de dominee, de burgemeester en zelfs meneer pastoor gevraagd de roomse begraafplaats te ruimen en te verplaatsen; iets wat hij enkel zou willen doen met twee draglines en twee vrachtwagentjes.
  • De dochter van Gilkinus van Diepenburch die zwanger raakt van een onbekende man.
  • En dan is er nog een reiger die de begraafplaats blijft bezoeken, een dove man die wat hij wil zeggen op papiertjes schrijft en ouderlingen die maar blijven doorgaan met zware boodschappen bezorgen bij gelovigen die niet in de pas wensen te lopen.

Uiteindelijk wordt de grafdelver gepasseerd voor de klus en heeft hij spijt als haren op zijn hoofd.

Dan nog een heel bijzondere epiloog, waarbij het eerst – vanwege het strerk autobiografische karakter van het boek – niet duidelijk is of het gaat om Maarten ’t Hart, of de inmiddels volwassen geworden zoon van de grafdelver. Hij krijgt het verzoek mee te doen aan een actie van Amnesty International om een dag geketend in een kooi te zitten. Dan herkent hij de initiatiefneemster, SM-meesteres Machteld van Diepenburch, nu oud en verweerd, vroeger bloedmooi. Zij verguist hem vanwege zijn vroegere indringende blikken naar haar. Zij blijkt hem desondanks toch interessant gevonden te hebben.