De Ploeg 2: Galerie Van Harinxma in Beetsterzwaag (29 oktober – 23 december 2017)

Beetsterzwaag representeert het lommerrijke, cultuur-angehauchte Friesland. Galerie Van Harinxma is gesitueerd naast Landgoed Lauswolt waar ooit een Nederlands kabinet werd gesmeed door mannenbroeders Bos, Balkenende en Rouvoet. De grote en vooral hoge galerieboerderij Van Harinxma exposeert naast een aantal vaste, veelal Friese, kunstenaars, werk van een keur aan interessante schilders, onder wie deze keer vijf Ploegleden. We zien éminence grise Corsius, nieuweling Klaveringa, Gommer en twee minder naar buiten tredenden: Busman en Okel. Vooral die laatste twee prikkelen de belangstelling van menig kunstliefhebber, omdat ze wat minder vaak aan groepsexposities meedoen. Van die twee is vooral Okel zo goed als verdwenen uit het expositieleven van de het laatste decennium. De reden waarom we Busman minder zien is een ophanden zijnde staaroperatie, die begin 2018 zal plaatsgrijpen.

Busman presenteert zich met vijf relatief kleine fantastisch of magisch realistische werken stampvol symboliek. Het werk van Busman zou je verwachten in museum Thijnhof in Coevorden, een meer dan prachtig, vrij klein museum voor surrealistische en realistische kunst. Okel schildert in een expressionistisch realistische stijl en is waarschijnlijk de minst bekende en belichte Ploeger. Tegenwoordig houdt hij zich veel bezig met het restaureren van gitaren. Okel presenteert zich in Beetsterzwaag met drie havengezichten (de Vaart in Assen 2012 en de Noorderhaven in Groningen 2004) en een Gronings paard (2006). Van Klaveringa is een zestal kleine landschapsschilderingen te zien, romantisch impressionistisch van aard. Sommige landschappen verraden Friese invloeden; het is meer dan de naam Britswert die me op dat Friese spoor zet. Corsius toont twee landschappen in (kleur)potlood en twee intrigerende fotografische composities. De landschappen zou je als knipogen naar het verleden kunnen beschouwen: veel oud-Ploegleden hadden meer dan gemiddeld belangstelling voor de vette klei van de Groningse akkers. Van Gommer zie ik een stuk of drie spannende parkeergarages met interessante lichtinval: soms waan je je in een misdaadserie, de schilderijen tonen de momenten net voordat een eerste lijk te ontwaren is in een unheimlich parkeergaragehoekje op de harde, spiegelgladde vloer; als je je ogen dicht doet hoor je vanzelf chef Derrick “Hol mal schon den Wagen,” tegen Harry fluisteren.