De hele buurt kwam vroeger op consult;
hij las de toekomst in een open haring,
dewelke hij met eindeloos geduld
besnuffelde: des vissers tekstverklaring.
Vervolgens ging hij over op urine
en menigeen bracht hoopvol een staal pis.
Hij rook wat, proefde en zei heel gewis:
“Een aangetaste lever, een ruïne.”
Als hij zijn handen had gespoeld in gelig
sop, keek hij je droevig aan, en wachtte lang
voordat hij zei: “U hebt nog lang te leven.”
Voor de patiënt klonk hij nu zeer fluwelig,
die waande zich voor de duvel nog niet bang;
de angst kwam pas toen de nota was geschreven.