ZONDAG sinds een half jaar weer op pad met SpaakMasters. Lekker met zijn zeventienen fietsen door het Groningse platteland. Ik fiets naast Sloveen Jan die de boeren prijst. ‘k Vertel ‘m maar niet dat de industriële Nederlandse boerderij een failliete bedoening is die na 50 jaren waarschuwen nog steeds niet wil luisteren en liever de omgekeerde vlag, EU-subsidies en de steeds zwaardere trekker aanbidt dan naar leraren economie en D’66-er Tjeerd de Groot luisteren. We doen standaard 60 kms in het door road captain ‘Veertig mijl naar Pieterzijl’ gedoopte ritje.
MAANDAG DvhN-verslaggever Joep van Ruiten ontfutselt Andreas Blühm (directeur Groninger Museum) na het mislopen van subsidies een mooie quote: ‘Wat hebben we verkeerd gedaan?’ De larmoyante kop wordt ondersteund door een foto van Blühm op zijn goldenretrievers. Je ziet het bijna overal: regionale musea die het niet (lijken te) redden. Na de Fundatie in Zwolle nu het GM. De reden is: de directies trekken een te grote broek aan. Ze gaan veelal voorbij aan de regio en kiezen voor pretentieuze, spraakmakende kunst die desondanks in de landelijke pers wordt genegeerd (zie de Volkskrant over expo’s in 2023: wel kleinere provinciestadjes als Leiden, Schiedam, Bergen, Dordrecht en Wassenaar maar Groningen niet). Wat Blühm wel goed doet: basisschoolleerlingen inschakelen als kunstambassadeurs. Maar de stap naar het voortgezet onderwijs wordt niet gezet. Daarnaast negeert Blühm regionale kunst, ook al hebben ze, kijk naar de Toyisten, Boelsems, een internationaal randje. De huidige Ploeg wordt genegeerd. Te weinig innovatie en te weinig kwaliteit, is zijn oordeel, daarbij voorbijgaand aan zijn taak als stimulerende en initiërende kunstpedagoog. Geen aandacht voor eindexamenwerk van de Klassieke Academie en Minerva. Van dattum dus. Hoe pakt het Shakespeare theater in Diever het aan? En het profvoetbal? FC Groningen begrijpt het. Naast een contingent geïmporteerde spelers zien we jongens uit de omgeving. Die bevorderen binding met het publiek. Hopelijk dat Blühm als adviseur van het MADA meer potten breekt.
WOENSDAG Ik schrik als ik hoor dat Groei-en-Bloei-vrienden, Natuurmonument-aanhangers, NIVON-leden slakken doormidden knippen. Onze huisegel bij de datsja in Zuidlaren houdt de slakkenstand op peil. Ik voer hem etensresten vanuit een haringintomatensausblikje. Een natuurlijk evenwicht noemen we het.
DONDERDAG Als een zeventienjarige voel ik me, net voor een literatuurtentamen. Onze minibieb voorziet me van ultradunne kwaliteitsboekjes van Lize Spit, Tim Krabbé, Ilja Leonard Pfeijffer. Van Tom Lanoye lees ik ‘Heldere Hemel’; boekenweekgeschenk in 2012. Een heerlijk – op waarheid gebaseerd – boekske over een in juli 1989 in België neerstortend onbemand Sovjet-Russisch gevechtsvliegtuig met erdoorheen vervlochten dramatische familieontwikkelingen met vrouwen die klagen tot kunst hebben verheven. Ik leer nieuwe woorden: zerp, fezelen, vrank, potlatch, verbrodden, calvarie en iemand de Levieten lezen. Mooi zo, ik verheug me al op het tentamen….
VRIJDAG “Lieber Andreas, ik wil niet alleen de kritikaster uithangen hoor, vandaar een goedbedoelde suggestie. Doe als het NNO dat naar Lowlands ging. Huur een geile vuurrode oude Mercedes Benz cabrio of een brandweerauto en ga een jaar lang, eens per week, in de middagpauze naar een school voor v.o. samen met Jacques W en Johan R en wie weet een chick uit de conservatorenkring. Tijdens het reisje neem je en passant de RvT-agenda door. Knal het plein op, houd een pitch over brutalisme in de kunst, Banksy, wat pop-art-saus erover en maak met een brandslang een instant-painting op het plein en roep leerlingen op mee te doen. Geef na afloop de hele school een museumjaarkaart en een tegoedbon voor 10 stuks oude meuk uit de uitpuilende depots. Bel ik van te voren het Jeugdjournaal wel even. En verdubbel de directie niet….”