Een in drie delen verdeelde psychologische Whodunnit van een kleine 300 pagina’s die in W.O.II begint. Het hele, wat dradige, boek door wordt gezocht naar de moordenaar van agent Vroombout die op een massale evangelisatiedag wordt doodgeschoten. Centraal staat de familie van voddenkoopman Goudveyl met zoon Alexander. Het is de tijd van de Korea-oorlog, midden jaren vijftig en de familie heeft heimwee naar de vroegere kerk van herstelden, die ze voor de gereformeerde kerk hebben ingeruild. ‘t Hart bedient zich van woorden die halverwege de vorige eeuw heel gewoon waren: voddenjood, van de verkeerde kant, enz.
Zoon Alexander zit te vissen als agent Vroombout hem vraagt voor een kwartje zijn broek te laten zakken zodat Vroombout zijn geslacht kan betasten. Gebeurt een keer of vijftien in een zomer. Op een evangelisatiedag, als Alexander op een piano speelt, wordt Vroombout doodgeschoten. Alxander ziet de schutter maar herkent hem niet. Agent Graswinckel ondervraagt Alexander en geeft hem drie namen van andere pedofiele mannen. Aan Alexander wordt gevraagd die eens nader te bekijken of er de mogelijke moordenaar bij zit. Opvallend is de uiterst luchtige toon waarop over de pedofiele mannen wordt gesproken.
Alexander Raakt bevriend met Herman, wiens (Engelse) moeder hem wel wil leren pianospelen. Als de vriendschap uit raakt en Alexander in de trein naar school gaat, ziet hij apotheker Minderhout die hem aanbiedt bij hem thuis te komen spelen op de Bösendorfer. Ook gaat Alexander op het kerkorgel spelen. Bij de apotheker wordt Alexander gevraagd regelmatig te komen spelen om inbrekers weg te houden. Ook hoort Alexander, terwijl Minderhout hem al wijn drinkend uithoort over de moord, dat Vroombout in de oorlog fout was geweest.
Bij Minderhout thuis gaat Alexander op onderzoek uit en vindt kleding die lijkt op die van de moordenaar. Later op onderzoek met William blijkt deze W zich graag in vrouwenkleren te hullen.
De buik van het boek staat vol met muzikale uitweidingen, bijbelse verwijzingen en relationele draden die onverwachte verbindingen aangeven. Interessante beschrijvingen komen voorbij, van een oudjaarsavond bij Minderhout, de zuinigheidscultus van A’s ouders, Alexanders componeerexercities, de vroegere relatie tussen vaders en moeders van vrienden, god Bach, de studie farmacie en het op kamers gaan wonen in leiden. En steeds de zoektocht naar details die leiden tot het vinden van de dader. Alexanders schoonvader was bij de moord aanwezig, maar zegt niet de schutter te zijn geweest. Dan moet Alexanders moeder het hebben gedaan.