Maarten ’t Hart krijgt P. C. Hooftprijs

Dat ’t Hart nog eens de P. C. Hooftprijs zou vangen, voelde ik in 2023 aankomen en ik startte mijn herleesprojectje van één ’t Hart per week. Ik kwam tot week 45. Niet omdat de voorraad op was (sinds begin 1970 kocht en las ik één ’t Hart per jaar en mijn collectie telt ruim 50) maar de stapel van collega-auteurs groeide explosief.

Als beginnend atheïst, vanaf 1973 ongeveer, raakte ik zeer geïnteresseerd in ’t Hart. Hij beschreef op duidelijke, humor- en liefdevolle, soms wijdlopige manier hoe hij de beklemming van het orthodoxe protestantisme in al zijn malle verschijningsvormen, ervoer en erin slaagde zich daarvan te ontdoen. De bijbel bleek een goochelboek. Zaken die ik in mijn jeugd als zoete koek had geslikt,  wimpelde hij af als de grootst mogelijke flauwekul, altijd gestaafd met bewijs, vaak uit het boek der boeken zelf, maar nog vaker uit andere literatuur.

Stond ’t Hart in mijn jonge jaren altijd fier op één, in de loop van de tijd duikelde hij enkele plaatsen naar beneden en werd hij ingehaald door auteurs als Brouwers, Roosenboom, Wieringa, Daanje, Spit. Het woord veelschrijver kleeft even sterk aan ’t Hart als het woord veellezer. En Dickensiaanse rasverteller. In zijn boeken veel gesprekken, dialogen van gewone mensen. En als je naar gewone mensen luistert hoor je ook veel herhalingen. In zijn boeken komen historische, biologische, religieuze, psychologische, feministische, wetenschappelijke thema’s voorbij, steeds gelardeerd met persoonlijke ontboezemingen van een verlegen, belezen, bijna permanent verliefde (jonge)man die weet hoe de wereld in elkaar zit en de klemmende jas van religie uitdoet. Je zou wensen dat andere orthodoxe religies (de Islam, het Joodse) met even onwenselijke, vrouwen onderdrukkende rituelen als de orthodoxe protestanten, critici als ’t Hart hadden. ’t Hart was in die culturen al snel Islamofoob of antisemiet. Met kracht van bewijs duidt ’t Hart op rabiaat antisemitisme onder kerkvaders als Maarten Luther. ’t Hart is wars van academistische, gelaagde, tot het uiterste gestileerde literatuur. Bij ’t Hart staat de verteller op de eerste plaats.

Ik ontmoette ’t Hart één keer. Het zal midden jaren tachtig zijn geweest. Samen met een goede vriend toog ik naar Amsterdam en bezochten we een VPRO-uitzending over boeken, gepresenteerd door de auteur. Dat ’t Hart zich een tijdje graag in vrouwenkleren hulde tekent zijn ongebreidelde nieuwsgierigheid en onbevangenheid.

Terecht spreekt de jury over een kritisch, schrijnend, liefdevol, spannend, kwetsbaar, geestig oeuvre.