Nieuwjaarsconcert met Westerbrink en Bach in Akerk

1 januari 2025. Ik verplaats me in E die naast me zit te luisteren naar Westerbrink die oma Schnitger bespeelt in de Akerk. E is van Noorderzon, EuroSonic, popmuziek. Naast elkaar zittend kijken we naar een kolos glimmend brok hout met verticale loden pijpen in wisselende grootte. Verderop in de Akerk: de foto-expositie ‘Pixel Perceptions’, bijzondere fotografie gemaakt met hulp van Artificial Intelligence (AI). Langs de in gelid staande stoelen waait warme wind uit de vloeropeningen.

Er klinkt muziek uit Schnitger. Westerbrink speelt Bach. Hij toont zijn – beetje high brow –  kunsten. Uit de 1080 stukken kiest hij een aparte selectie. In het publiek zitten enkele kinderen, liefhebbers, kenners, waaronder veel organisten en E. Halverwege gebeurt iets ongewoons. De organist stopt. Vanachter de voor de ons niet zichtbare speelpositie roept hij iets naar het wakker geschrokken publiek. Ik hoor het woord ‘register’. Zit zeker een register wat vast. Hij begint opnieuw.’ E port in mijn zij en zegt dat ze iets mist, een opname van de spelende organist, geprojecteerd op een beamer. ‘En wat doet de achter het orgel langs heen en weer rennende mevrouw?’ fluistert ze. ‘Dat is de registrant, de page turner.’ Zonder haar is de organist niks. Een man zonder fiets, een auto zonder navi. ‘Waarom staat ze niet vermeld in het programma?’

Bach komt tot ons in toccata’s, fuga’s koralen en wat niet. Het enige waar B zich niet aan waagde was de opera. Een aantal van de vanmiddag gespeelde werken heeft als thema de verstrijkende tijd, de overgang naar een nieuw jaar, bijvoorbeeld ‘Das alte Jahr vergangen ist, wir danken dir Herr Jesu Christ’ en ‘Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit’. De atheïsten onder ons gnuiven wat en knijpen een oogje toe, het gaat immers om de muziek.

Voor ons twee slapende kinderen, verder veel ouderen, waarvan enkelen een wedstrijdje knikkebollen lijken te doen. E is by far de jongste (en één van de leukste) volwassene en ik voel me een oudere jongere. Ik ben wat in verwarring en vraag me af wat of de organist doet. Werkt hij aan een nieuw publiek, of is het een soort masterclass?

Na afloop bij een bekertje Glühwein en een koude oliebol zonder poedersuiker (protestanten haten hedonisme; en zijn anders dan katholieken meer op eenvoud en zuinigheid dan op uitbundigheid ingesteld) hoor ik dat de laatste chocomelk is aangebrand. Het publiek wisselt luisterervaringen uit. Het meesterlijke, geweldige slotstuk, Passacaglia in C, met zijn schier eindeloos herhaald thema staat fier op nummer één. Het nestelt zich in de hoofden van de luisteraars van wie het merendeel – bijna onhoorbaar – tevreden en ingelukkig heeft zitten meeneuriën.