pinguïns

smelten als een schots in de februarizon bij het zien van een kolonie pinguïns overkomt iedereen

met een zacht hart; het zijn overlevers, superduikers met een effectieve eenkindpolitiek waar landen

met hemelse vrede punten aan kunnen zuigen, maar ik moet iets bekennen en mijn excuses aanbieden,

sorry zeggen tegen alle pinguïns; telkens kom ik, hoe ik ook kijk, keer, wend, kijk en weer kijk,

en, regieaanwijzing: vanaf hier mijn stemvolume tot de laatste zin tot schreeuwens verhef, uit bij de

zwartgerokte befjongens en meisjes: fiscaal juristen, notarissen en rechters, sommigen echt begaan

met medemensen, anderen, niet toegevoegde pro deo’s, gladjakkers met een soepele vacht en

een ondermaatse motoriek, waggelend als Franse pendules, minieme huidbijtwondjes als onuitwisbare

liefdesspelstigmata tonend, zuidassuikerspinnen met buikspek omgord, skeletten met de zware last

van adipositaslijders op de i.c., een wroetende, pikkende spitse snuit; die, wat zijn het nou: mannen,

verklede dieren, zich oppompen tot max 9 bar, druk en dik over tax-evasion en hoe geil multinationaal

genot aftrekbaar is via belastingparadijzen, taxwalhalla’s waartoe ook wij, Nederland in optima forma,

ondanks goede mensen als Kajsa, Sylvana, Carola, Epke, Marieke Lukas, Sigrid, Esther, Lilian,

schaamtevol behoren, je bent een klusser met de hoogste opleiding en je praat bedrijven en koningen bij

over hoe ze niks kunnen hoeven betalen maar wel op speedboten voor Galaxidi en Loutro cruisen

met opgestoken omgekeerde handen die wel alles willen krijgen en hebben maar niet weten wat geven is

in broeken die almaar binnenste buiten willen lijken maar vol zitten, voller dan mannen die in niets lijken op leeuwen op paarden: de ontspoorden;

maar dit gun je pinguïns toch niet, lieve, koude,  waggelende pinguïns toch niet, niet pinguïns, niet