Poëzie in de Prinsentuin

Groningen. Juni 2025. In 30 blokken wordt poëzie aangeboden. Alle randvoorwaarden doen het goed: prachtfolder, duidelijke aanvangstijden, maar liefst zes festivallocaties, goed geluid. Een kleine 150 namen (enkele dubbel natuurlijk) in actie. Poëzie is vooral een nichemarkt. Fijnproevers. Nerds. Zoals het Groninger Museum aan Helmantel voorbij gaat, zo mis ik Rawie. Ik kom voor Grunneger verzen en merk dat Nijmegen met Ineke Berendschot bij onze provincie is ingelijfd en vraag mijn buurvrouwgraszitter of er in Groningen slechts drie dichteressen zijn.

Ik hoor bijna uitsluitend vrije verzen, prozagedichten en mis vormvast werk. ‘k Denk aan mijn oud-docenten Anne Wadman, Remco Ekkers. We discussieerden over de vraag wat poëzie tot poëzie maakt. Doet vorm er toe? Van Ekkers herinner ik me, pratend over sonnettenschrijvers: ‘Ach, rijmwoorden doen me aan het belletje van de typemachine denken aan het eind van de regel.’ Wadman citeerde Kloos over Gorter: ‘Poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie.’ Maar het mocht geen vrijheid blijheid worden. Ook vrije verzen kunnen een eigen vorm hebben.

Het contrast vrije poëzie -retestrakke Prinsentuin kan niet groter zijn. Geometrische vormenrijkdom, allesbehalve paradijselijk natuurlijk, getrimde rozen, hyperstrak geschoren buxus en taxus, patronenbeplanting, rust en grandeur, leibomen die wekelijks naar de snoeischaar snakken, aangeharkt grint. Ik denk aan Louis G. Le Roy die zich in zijn graf omdraait, aan Piet Oudolf die zich bij Voorlinde in Wassenaar uitleefde in vormvolle plantenperkenrijkdom, aan representanten van het Drentse Landschap die in een permanente strijd zijn gewikkeld met alles wat riekt naar exoten.

Ik kom voor ‘Grunnegers in het gruin’, Groninger poëten, waaronder, oeps, dus een Nijmeegse. De vier vrouwen hebben mooie stemmen en ik geniet van de streektaal. Van Berendschot excelleert met voor mij onnavolgbare tongue twisters. De Graaf herdenkt liefdevol een gestorvene die mij de grondbeginselen van zeismaaien bijbracht. Ook heeft ze een lofzang op woordenboekmaker Ter Laan, één harer grote vrienden. De arme man was zo met zijn eigen taal bezig dat hij vergat dat er mensen zijn die zijn taal willen leren zodat we ons suf blijven zoeken naar een propere Nederlands – Groningse versie. De Roo draagt een mooi vers voor over haar overleden vader die ze het beste op de dijk herinnert. Taalconsulent/organisator Gosselaar is een beetje de theaterdirecteur die naar het podium haakt en  haar eigen kunst demonstreert met mooie Groningse verzen en één nog in de niet-vertaalde fase.

De Groningse taal krijgt vandaag een gevoelige tik op de vingers. Er zijn klaarblijkelijk amper Groningse dichteressen en de generalissima gaat voorbij aan het oer-Gronings uit d’r hart en noemt Grunneger poëzie (on)vertaald Nederlands.