(In delen I t/m XI beschrijf ik mijn reis langs witte jassen na het diagnosticeren en wegsnijden van een kwaadaardig huidkankertje op mijn knie en een lymfeklier in mijn lies en nu een melanoom op de linker enkel). Als plastisch chirurg Foumanie me vraagt of ik eerder een melanoom heb gehad, weet en zeg ik dat hij mijn dossier niet heeft bestudeerd. Ach wat, denk ik, als hij maar kan snijden. Na afloop overweeg ik welk cijfer hij verdient en denk aan Mei Li Vos, de nieuwe Eerstekamervoorzitter die ook enkele dagen per week basisschooljuf is: klein in de kritiek, groot in het compliment.
De ingreep verloopt voorspoedig. Op het gezellige af. Naast de van oorsprong Iraanse chirurg met aandachtsgebied reconstructieve chirurgie zijn er twee assistenten. Geen van drie is het Gronings actief machtig, wel praten ze alle drie graag mee over taalverwerving en het belang daarbij van de eerst geleerde moedertaal. Misschien nog belangrijker: ze lijken hun vak te beheersen en hebben er plezier in. Ze slagen erin mijn spanning (jaja) weg te laten vloeien als bloedstroompjes na het snijden.
De chirurg bestudeert mijn gespierde wielrennerspoten en suggereert concluderend dat mijn huid misschien krachtig genoeg is om zonder transplantatie gehecht te worden. Het idee een transplantaat uit mijn bovenbeen te schrapen of te snijden laat hij varen.
Dat een assistent niets anders doet dan mij op mijn gemak stellen verbaast en bevalt me. Gezellig zitten we over van alles en nog wat te kouten. Reizen naar Slovenië, het effect van bloedverdunners, een te strakke spijkerbroek en de kracht van de lokale verdoving.
De chirurg snijdt een lapje huid van 3 bij 4 cm weg. Ik mag meekijken maar doe alsof ik er vanwege mijn gesprek met de assistent, niet aan toe kom. Hij legt uit wat ervoor nodig is om de lange zijden aan elkaar te hechten. Aan de uiteinden ontstaan dan een soort opbollende envelopjes van huidweefsel. Ik heb ergens gelezen dat deze snijlocatie veel bloed laat vloeien, maar ik leer bij dat de specifieke verdoving dat juist tegengaat.
Na een klein half uur wordt mijn steun, toeverlaat, rolstoelduwer en chauffeur vrouw I erbij geroepen. Zij aanhoort hoe lang ik per se rust moet houden en wat het verschil is tussen rusten, niet lopen, kalm aan doen, en niet belasten. Paracetamolloos kom ik de eerste nacht door, ik slaap bijna tien uren. Ik overweeg rapportcijfer 9,5. Nu nog een wakkere patholoog die zijn kunstje verstaat.