Trouwe lezer T, ChatGPT en Klaastaal

Mijn schrijfsels inspireren anderen, merk ik. Trouwe lezer T vertaalde met hulp van ChatGPT onlangs mijn gedicht Atsje in het Nederlands. Leuk hoor, maar bij een key word ging de AI-tool de mist in. Het woord ‘ôflukke’ werd ‘afleiden’ i.p.v. ‘aftrekken’. Trouwe lezer T gaat door en vraagt ChatGPT een column over Groningen in de stijl van Klaastaal te schrijven. Dat leverde ‘Stad van wieren en wierook’ op. Mijn reactie: Ik mis een wat verder gaande originaliteit, wat absurde vergelijkingen, maar verders: een zeven hoor! Trouwe lezer T liet een nieuwe versie schrijven met mijn gevraagde aanscherping en gelijk erbij een Friese vertaling. Een acht, is mijn beoordeling.

Groningen, waar de wind tegen je praat

Eeh, het is misschien vreemd om te zeggen, maar Groningen is een beetje als een oude oom die je vroeger uit het oog verloor, maar die ineens opduikt in een versleten ribfluwelen colbert en dan zegt: “Zeg jong, ik heb nog een harmonium op zolder, wil je ‘m?”

Zo voelt het. Vertrouwd en toch licht ongemakkelijk. Een stad die je niet meteen omarmt, maar je wel een glas warme melk aanbiedt als je langskomt.

Ik was er weer, laatst. Fietsend over de Oosterhavenkade, met tegenwind die niet zomaar een natuurverschijnsel is, maar een karakter uit een boek van Belcampo. Die wind heeft een mening, en die laat hij voelen. Niet hard, niet bot, maar passief-agressief, zoals een ober die je al voor de vierde keer subtiel vraagt of je al een keuze hebt gemaakt terwijl jij nog steeds twijfelt tussen de boerenkoolpizza en de vegan rendang.

Eeh, en dan die Martinitoren. Hoog, strak, nuchter. Alsof iemand een ouderwetse grijze faxmachine rechtop op een kerkplein heeft gezet en heeft gezegd: “Hier, dit is heilig.” En dat ís het ook. Je kijkt omhoog en hoort geen engelengezang, maar wel het zachte geluid van een oude vrouw die een zak spekjes opent in de stilte van het schip.

Wat ik zo mooi vind aan Groningen – ja, ik ga even sentimenteel doen – is dat het zichzelf niet opdringt. Het staat daar gewoon. Zonder excuses. Alsof het wil zeggen: “Je mag hier wonen hoor, maar ik verander me niet omdat jij uit Amsterdam komt.” En terecht.

Op de Vismarkt kocht ik een haring bij een man die met z’n snor communiceerde. Die snor bewoog bij elke zin zoals een metronoom op cola. Hij sprak niet over vis, maar over de stilte van het wad, over de dans van de meeuw in tegenlicht. Ik knikte, ik verstond hem niet, maar ik voelde me begrepen.

En toen fietste ik weer verder. De lucht was blauw op een manier die alleen in het noorden bestaat: een blauw dat niet per se vrolijk is, maar wel eerlijk. Eeh, zoals een vader die zegt: “Ik ben niet boos, ik ben teleurgesteld.” Ook dat is liefde.

Dus ja, Groningen. Waar de straatstenen verhalen mompelen, waar zelfs de stoeptegels tegen de wind in liggen, en waar je nooit helemaal zeker weet of je nou in het heden, verleden of een tussenfase leeft die nergens in de tijdlijn hoort. Ik hou ervan. Tegen wil en dank. Zoals je ook van drop kunt houden die smaakt naar oude leren schoenen. Soms is dat precies wat je nodig hebt.