Er zijn van die dagen dat de fietsgrage zevenenzestigjarige op een dag drie lijders aan een keur aan verschillende ziekten spreekt. Na rikketik, rug, en rompdruk staat nu ‘de prostaat’ bovenaan. Prostaten met vlekken, tumoren, ontstekingen, verklevingen, uitstulpingen, vergroeiingen, stuiteren voorbij als roestige ballen in een flipperkast. Fysieke aandoeningen staan in hoger aanzien dan mentale. Lees huisartsencolumns maar ‘ns of kijk en luister in het rond. Wordt de oog-, oor-, long-, hart- of leverlijder dagelijks bezorgd gevraagd of traplopen nog gaat en of de boodschappentas niet te zwaar is, de autistische narcist, krijgt zelden te horen: ‘Lastig voor je hoor, maar zal ik je even helpen een open, invoelende, belangstellende vraag te stellen?’
De getrainde fietsman vindt het steeds gewoner vriendenbezoekjes op meer dan zestig kilometer afstand fietsend af te leggen. Deze keer gaat de rit naar oude vriendinnen in Sleen. Vrouw I vertrekt al ’s ochtends met de deelauto en benut de mobiele vrijheid door onderweg nog wat extra vriendinnen te bezoeken. Fietsman stopt zijn burgerkloffie in een koffertje dat vrouw I alvast voor ‘m meeneemt. Schoenen, zeep en handdoek niet vergeten? Nee. Overjas mee, want ’s avonds wil het koud zijn? Ja ja. ’s Middags hijst hij zich in zijn fietsmanpak en reist af. De tegenwind is mild als curry zonder Madame Jeanetten, zodat hij geniet van de gelijkmatigheid van de ronddraaiende pedalen als garagisten van gereviseerde cilinderstangen. De uiterst minieme afstand tussen de velgen en de remblokken zorgen voor een sonoor, hoog, prettig zoevend, suizend, fluitend geluid dat wonderwel past bij de onophoudelijk geneuriede eerste maten van de Matthäus Passion.
Na aankomst volgt het gelukzalige moment van een straffe fles Belgisch bier na gastvrouwenzoenen. Vrouw I arriveert en er wordt bijgepraat dat het een lust is. Fietsman doucht, droogt zich af en kleedt zich aan. Het koffertje puilt uit, alles is meegenomen. Maar Godver Waar Is Zijn Broek? Draait vrouw I hem een loer en heeft ze de pantalon even uit de koffer gehaald? Nee. Er zit niets anders op dan, half gekleed, gestoken in fletse merinowollen kniekousen en in een feestelijke Valentijns-onderbroek de kamer binnen te treden en de drie vrolijke, luidruchtig schaterende, wijnen drinkende vrouwen beschroomd en timide onder ogen te komen en te bekennen dat zijn vergeetachtigheid hem parten heeft gespeeld en dat hij het heus niet doet om zijn gespierde bovenbenen te tonen. Het lachende proesten of proestende lachen davert door de kamer als echoënde klankschaalresonanties in een Kirgizische nomadenjoert op één mei. De oudste van beide gastvrouwen verlost hem uit zijn lijden en biedt hem een felgele retrofitnesssportbroek aan.