Winterfietselfstedentocht 2023

De feiten: van de 1.200 deelnemers annuleren er 400. Michel en ik rijden de 206 kms in 8.20 uur, gemiddeld bijna 25 km/uur. Bij zes van de twaalf stempelposten onderweg eet en drink ik alles wat wordt aangeboden. De wind is zo snoeihard dat ik het stuur niet durf los te laten om de bidon te pakken. In de Swette zie ik twee zwanen in het maanlicht. Het mannetje steekt zijn kop diep het donkere water in. Voor de zwaan hoop ik dat hem een beter lot wacht dan de zwaan in Roald Dahls gelijknamige verhaal. Ik houd van contrasten en denk terug aan mijn warme bed aan de Emmakade van gastvrouw Janke Lysbert.

Michel doet veel kopwerk. Fred kiest voor een ingekorte versie. De eerste tien kilometers is het een nerveus gejaag. Inhalers roepen en jachten voorbij. Links en rechts. Het kost me enige tijd voor ik mijn ademhaling geregeld heb. Tegen de wind zitten we nog op een dikke 23 gemiddeld. In Sneek verorber ik  oudewijvenkoek die ik zacht maak met chocomelk. Als we richting IJlst gaan maal ik de helft van de koek en banaan tot een vette bal die ik langzaam genietend door mijn tanden pers voordat het mijn maag inglijdt als een gevaseliniseerde catheter een ader bij een dotterbehandeling.

Frieslands grootste schrijver Anne Wadman woonde in Sneek. De Smearlappen stond lang in mijn literatuurtoptien. Net wanneer ik IJlstenaar Michel wil vragen of Wadman met hoofdpersoon Eelkje Lyklama Metoo zou hebben doorstaan worden we nabij Sloten door een fijne hagel gezandstraald. Steppers ontwijken de hagel onder viaducten als ganzen de lopen van overijverige natuurbeschermers. Het eerste deel pal in de westenwind naar Stavoren valt me dankzij beschutting van bomen en huizen nog mee. Pas voorbij Rijs, deels bovendijks, moet ik lossen. Met twee jonge vrouwen, designers bij de Piet-Hein Eek-academie, bestorm en bedwing ik de dijk.  Om de honderd meter nemen we de kop over. Als ik durf te kijken zie ik mijn kilometerteller dalen tot 10,6. Mijn zicht vermindert en ik hoop dat mijn maculadegeneratie nog even wil pauzeren. Mijn bovenbenen trappen en trekken als ouderwetse zuigerstangen van hooipakjespersers in vergleden zomers. De vraag wat het verschil is tussen compulsief-obsessief fantaseren en hallucineren houdt me overeind tot vlak voor Harlingen. Een diep tractorspoor naast het fietspad zuigt me de kleidrek in als gele hesjes in complotten.

Hindeloopen en Workum staan in Bolswards gastvrije schaduw. Drie bouillon, broodjes kaas en vruchtendrank versterken me en ik groet de fietsmaten van de pre-Stavorense dijk alsof ik ze al jaren ken. We stralen alle drie. Franeker bezuinigt op routepijlen en overdadige regen maakt mijn tenen en vingers tot  waterijsjes. Stiens, Dokkum en Aldtsjerk rijgen zich aaneen in een diffuse brij van kou, snijdende wind, slecht zicht, en hoop op de finish in Ljouwert. Bonnema’s toren is ons baken als Segers’ opvolgster Bikker voor dolende CU’ers. Het begeerde elfstedentochtkruisje, mijn derde en laatste, staat fier in een pompeblêd en gaat een mooie plaats krijgen.