‘Arib’4

Ik dwaal graag wat door Stad. Inmiddels heb ik geleerd te slenteren en deze vaardigheid bevalt me. Daar is ze weer, zij die ik ‘Arib’ noem, nu op een stoeltje voor de Akerk. De spijkerbroek met scheuren heeft ze ingeruild voor een wijde rok met Riffijnse motieven. Ze wenkt me waarbij haar lange vlecht van links naar rechts danst en ik schuif een ijzeren stoel bij. ‘Je zier er goed uit,’ zegt ze lijzig.  Geen enkelsokjes, witte sneakers of malle armbandjes.’ Ik ben perplex. Ze gaat door: ‘Ken jij Marokkaanse auteurs?’ Ik ben gek op vrouwen zonder omwegen, maar aarzel toch wat. ‘Eh, behalve enkele die in Nederland zijn komen wonen, eh nee.’

Dit is onze derde of vierde ontmoeting. Hoewel onze wiegen duizenden kilometers uiteen stonden delen we interesses. De liefde voor boeken bijvoorbeeld en die voor converserend van de hak op de tak springen. Ze gaat verder over ons beider nieuwe ontdekking: Anjet Daanje. ‘Daanje is Groningse, wist je dat?’ ‘Nou,’ zeg ik, ‘ze woont in Groningen, maar ze is Drents hoor. Net zoals Hermans vaak voor Groninger werd versleten maar toch een Amsterdammer was.’ ‘Interessant dat je Hermans noemt,’ zegt ‘Arib’, ‘beiden hebben Groningse achtergronden en in Daanjes De herinnerde soldaat ontdekte ik relaties met het werk van Hermans. In Hermans’ De donkere kamer van Damocles speelt fotografie een bijzondere rol, gedoe met een donkere kamer. En guess what, beide hoofdpersonen van De herinnerde soldaat hebben een fotozaak. Ze fotograferen, retoucheren, fixeren en drukken wat af en ondertussen heeft de hoofpersoon een enorme existentiële crisis die me aan Hermans’ Dorbeck doet denken.’ En eindigde Daanje in haar laatste boek niet in een verzonnen Gronings dorp Barghuizen zoals Hermans Achtste Exloërmond in Drenthe verzon, waar een kamp was vanwaaruit Osewoudt ontsnapte?’

‘Dat je dat allemaal weet,’ zeg ik, onder de indruk. Ik krijg kippenvel en kijk naar haar mohair trui en zie een tattoo die verdwijnt onder de licht opgestroopte mouw. Ze stelt voor in de zon te gaan zitten op de kussens in de vensterbank bij verswarenmarkt Lente. Ze ziet mijn verbazing en schiet in de lach. ‘Ja, ik doe een bijvak Nederlandse Literatuur en stort me op auteurs die lange tijd in Groningen hebben gewerkt of nog werken.’ Terwijl Thomas van Lente groetend voorbij komt, gaat ze verder. ‘Ja, en de initialen WFH van Hermans komen bij Daanje prominent voorbij als de hoofdpersoon op zijn zoektocht door Duitsland zich een straatnaam probeert te herinneren.’ ‘Tot gauw,’ groet ik haar en koop verse gember bij Thomas.