JOURNAAL week 38 (2025)

ZONDAG Er is een demonstratie in STAD tegen de door Israël uitgevoerde genocide en speciaal tegen het geweld tegen kinderen in Gaza. Toespraken op de Grote Markt, voorafgegaan door een koor. Zo’n 600 mensen zingen ‘Write my name’ (tekst: Zeina Azzam, muziek Ep Wesseling). Daar wil ik aan meedoen, denk ik, een miniem onderdeel zijn van de rode lijn tegen de genocidale oorlog. Op zaterdag een repetitie en op zondag zingen. Prachtig, gevoelig, indrukwekkend, zuiver en mooi vierstemmig. Daarna nog met zijn drieduizenden een grote demonstratieoptocht door de stad.

MAANDAG De stemchecker (www.volkskrant.nl/stemchecker) concludeert: D66 – 22, PvdD – 22, GL/PvdA – 21, SP – 20, Volt – 20, CDA – 19, Denk – 19 en dan de (extreem)rechtsesplinterpartijen. Er is natuurlijk maar één premierwaardige kandidaat: polyglot Timmermans.

DINSDAG Sinds 2019 ben ik secretaris van SCDZ, een stichting die culturele activiteiten in Z.O.-Drenthe organiseert. Klassieke muziek, o.a. de Matthäus Passion, kerstconcerten, The German Passion, muziek van Ede Staal, Monteverdi’s Marviavespers en meer. Na zes jaar geef ik het stokje door. Op 30 november het Drents Jeugdorkest met een dansgroep.

WOENSDAG In Forma Aktua exposeren drie beeldend kunstenaars. Waarom mijn belangstelling naar Matty de Vries uitgaat? Ik lees dat ze afkomstig is uit Twijzelerheide en dat ze ooit Ploeglid was. Op ’t eerste gezicht doet d’r werk, qua zachte kleurgebruik me aan Tissing denken, maar dan met meer zeggingskracht. Concreter. Ik zie veel huizen in pasteltinten. Olieverf op canvas of plankjes, soms nog herkenbaar als boekenplank. In de wazige huizen vaak een oplichtend klein raam. Eén huis staat op de rand van een klip. De Vries wil wat vertellen, maar wat? De vertrouwde huishuls bijna in de afgrond? Negen van de ca. 25 schilderijen zijn verkocht. Opmerkelijk.

DONDERDAG Foppe ten Broek wil 1.000 handtekeningen ophalen om zo een burgerinitiatief te starten dat moet leiden tot een supergroot park in het centrum van de provincie Groningen. Foppe, vitale, energieke, gezonde senior met een activistische inslag realiseerde eerder een mural zonder daar een vergunning voor te hebben https://a-kwartier.nl/the-kiss-smokje-deel-i-iv-2/. Daarna het filosofenpad https://klaastaal.nl/filosofenpad-groningen/ aan de rand van Groningen. Doe mee en teken de petitie: www.hartvoorgroningers.nl.

VRIJDAG Mijn dag is goed. In Leek ontdek ik een nog niet eerder door mij gespotte duiventil bij kunstgalerie Roomsterborgh aan de Roomsterweg 5. Een groot exemplaar. Iets verderop aan Longkruid wordt een kunstwerk van Reinier van den Berg onthuld, een gestileerde duiventil in cortenstaal, waarover volgende week meer.

Duiven, tillen, Unesco en Tinos (deel II)

Als we naar de geschiedenis kijken is het des te bevreemdender dat Groningen zich als duiveninquisiteur opstelt, niet zoals onze oosterburen het tussen ’40 – ’45 deden vanwege de koeriersvaardigheden van de postduiven, nee enkel vanuit vermeende esthetische overwegingen. Groningen kent namelijk een flinke hoeveelheid superfraaie duiventillen. Vergeleken met Friesland (acht), Drenthe (vijf) telt de provincie Groningen maar liefst dertien, volgens het standaardwerk Nederlandse Duiventillen van Giezen-Nieuwenhuys en Wilmer². Ze zijn onder te verdelen in zeven duiventillen, drie duiventorens en drie poortgebouwen met duivenslag, heel vaak op het terrein van grote boerderijen en borgen. Heel speciaal zijn de poortgebouwen met een duivenslag, waarvan de fraaiste staat op borg Verhildersum te Leens. De grootste duiventillendichtheid is de provincie Utrecht, met als kern Amersfoort.

In de Nederlandse literatuur komt de duif, de duiventil en -toren er redelijk goed af. In ‘Op hoge Poten’ van Rody Chamuleau³ lezen we bijdragen van Achterberg (‘Sotternie’, een absurdistisch vers over een wandelende til), H. P. de Boer (over een date in een duiventil die bijna op een executie uitloopt), Chamuleau, Dendermonde, Heeresma, Meulenlamp en Seurel en verwijzingen naar bijvoorbeeld Rascha Peper. Chamuleaus boekje staat vol met de mooiste zwart/wit prenten van tillen en torens.

Chamuleau beschrijft het ‘recht van duivenslag’ dat net als het jachtrecht deel uitmaakte van de privileges van kerken en grootgrondbezitters. Daarmee is de link met Groningen natuurlijk weer snel gelegd. Naast fijne tradities heeft Groningen ook onwaarschijnlijke, geschiedenissen waar iets op af te dingen is. Fiets over het Groningse platteland en bewonder de borgen en grote boerderijen en denk eens na over de bijzondere, asociale verhoudingen tussen werkgever en werknemer. Frank Westerman beschrijft in zijn onnavolgbare ‘De graanrepubliek’, voor de enkeling ook in het Gronings te lezen (‘Groanrepubliek’), dat boeren soms meer financiële steun per hectare braakliggend land vingen dan het jaarsalaris van een knecht. Of, nu u toch aan het lezen bent: Lieuwe Jongsma’s ‘Het slavernijveleden van Groningen’ over de woekerwinsten die door Groninger handelaren werd gemaakt bij het in- en verkopen van tot slaaf gemaakten. Dat de provincie van woekerwinsten aan elkaar hangt moge overdreven klinken, maar het benadert de waar- en werkelijkheid.

Terug naar de tillen: ooit, in de tijd dat dieselen en vliegen nog heel gewoon was, reisden we naar het Griekse eiland Tinos, waar het vergeven is van duifhuisjes, -huizen, -torens en -tillen: vaak vierkante stenen bouwsels met net onder de platte daken de invliegopeningen. Schattingen wijzen op 1.300 stuks.

Duiven, tillen & Unesco (deel I)

Hoe zegt Van Dis het ook alweer in ‘Stadsliefde¹’ als hij Parijse duiven beschrijft? “Arme stadsduif, hoe kon het zo ver komen? In kerken nog altijd hoog aanbeden als symbool van de Heilige Geest, op zondagsscholen ten voorbeeld gesteld (…) en nu gehaat en vertrapt. Godin van de vruchtbaarheid, (…) in de Eerste en Tweede Wereldoorlog hebben ze duizenden soldaten gered. (…) En nu dreigt ook de burgemeester met gif en sterilisatie.”

Groningen gaat het Parijs van Van Dis achterna. Stelselmatig en planmatig wordt de stadsduif uitgeroeid, geëlimineerd. Niet door hun de nek om te draaien, zoals stadsecoloog (what’s in a name) Doevendans het verleden zonder snik en traan beschrijft, niet door afschieten of vergassing zoals vroeger, maar Groningen kiest een mildere extinctiemodus, door naar veeartsen uit de pluimveeindustrie te luisteren die adviseren aangeboden voer (maiskorrels) te coaten met enzymen die voorkomen dat eieren worden uitgebroed. Stadsduiven, de broertjes en zusjes van postduiven. De duivensport heeft de status van Immaterieel Cultureel Erfgoed (van de Unesco). Vogelkenners weten dat postduiven en stadsduiven kunnen paren. Postduiven zijn gedomesticeerde rotsduiven, de natuurlijke voorouder van de stadsduif. Ze behoren beide tot dezelfde duivensoort, de Columba Livia, en kunnen zich onderling voortplanten. Is Groningen het barbarenpad opgegaan vanwege het willens en wetens aantasten van Cultureel Immaterieel Erfgoed?

Maar zijn duiven zo speciaal dan? Zeker. Ze ruimen rommel op, voedselresten vooral. Ze vervuilen de stad nauwelijks, hoogstens daar waar ze worden gevoerd. Duivenkak is geen witte verf die over straat wordt gesproeid zoals reigers en meeuwen doen, duivenpoep kun je zonder smerige handen te krijgen oprapen. En trouwens: (volks)tuinliefhebbers kennen de buitengewoon sterke waarde van duivenmest. Duiven zijn gezellig, nieuwsgierig en nevernooit agressief. Ze zijn symbolen van vrede en liefde. En, eerlijk is eerlijk, ze zijn, mits goed toebereid, lekker.

Nog een onbekend en ondergewaardeerd feit over duiven: het zijn dieren die na enig oefenen beter dan supergetrainde verpleegkundigen in staat zijn tumoren op mammografieën te ontdekken. Duiven dus. Hee, kun je stadsduiven echt trainen om tumoren te ontdekken? Zeker met een slagingskans van 99 % als er vier stadsduiven worden ingezet, terwijl opgeleide artsen niet voorbij de 80% kwamen.

Gemeentelijk medewerker Evert Lambers verdedigt en vergoelijkt de (passief) agressieve methode tegen de gevederde vrienden. De voedselketen zou niet worden aangetast. Er zou al een vermindering van 30 procent zijn gehaald. Overlast zou zijn verminderd. Je kunt en moet je in gemoede afvragen of Groningen echt overlast had. Groningen is geen Venetië of Rome of Amsterdam.

(duivenfoto: Dorjan Ivan Rener Sitar)

Dis van, Adriaan – Stadsliefde (2011 Atlas Contact Amsterdam)

JOURNAAL week 36 (’25)

MAANDAG Minivervolg in de serie SkinVision dat ik in week 29 hoopvol afsloot met de toevoeging SLOT na dl IX. De kniehuidexcisie herstelt perfecto. De lymfklierverwijdering ook, maar de zwelling neemt niet af en voelt meer als een platgeslagen prop verhard stopverf dan als vocht. Vriendin M, lymfklierkankerervaringsdeskundige wijst me erop dat medici soms meer focussen op 94% kans geen uitzaaiingen dan 6 % kwaadaardige cellen. Op dat soort woekerende survivors die in mijn lijf graag zouden losgaan in een tumortje zit ik niet te wachten. Mijn huisarts, fietser, orgelmuziek- en literatuurliefhebber die ook keek naar Koch in Zomergasten, betast het bobbeltje en stelt een echo voor: wel of geen vocht. Vanmiddag al. Oei, denk ik, stond er een rood uitroepteken achter mijn naam? Dinsdag hoor ik: loos alarm, gewoon seroom. Postoperatief vocht. Twee daagjes en weg onrust.

DINSDAG Onze familie-app die tot voor kort slapende was als een koel matig bergstroompje in Noord-Finland dat in het dal opgedroogd is, spuit nu dagelijks een hoeveelheid berichten uit als een ejaculerende, met vloeibaar viagra afgetapte, Siciliaanse hoerenloper in topvorm met een kortingskaart voor de wallen. Er zijn praters en zwijgers en alles er tussenin. Ik leer veel over een delier en mijn bewondering voor zorgmedewerkers stijgt met de dag.

WOENSDAG Vriendin C houdt me op het rechte pad van het Gronings. We praten een ochtend in mijn achtste (na Fries, Ned, Eng, Dts, Frns staat het op plaats zes, net voor het steeds verder wegzakkende Italiaans en het bijna verzopen Spaans) taal en ze neemt een boekje voor me mee: ‘Ain van Boeskool’ van Jan de Jong. Verrek, op de hoek van de tafel ligt in een slordige stapel ook ‘n Swien’ van dezelfde schrijver. C, bedankt, denk ik, door jou ga ik weer Gronings lezen. We trakteren elkaar op een wandeling door de stad. Van Van der Velde waar ik leer dat het Nicolien Mizee is die een roman schreef met louter faxen, naar de A-Kerk waar de leukste baliemedewerker ooit een expositie van oud-Minerva-studenten – ik val voor een prachtwerk van Danne Bouman – & een expo van de mooist uitgegeven boeken bewaakt.

DONDERDAG De gemeente Groningen nodigt inwoners uit deel te nemen aan ‘Groninger Gesprekken’. Er zijn er vier op wisselende locaties. Ik bezoek het Floreshuis. Onderwerp: ‘Ruimte maken voor samenleven’. Kan ik mijn ei wel kwijt, denk ik. Bijna volle bak. Een enthou, positieve, kritische, trotse vibe. Zaal is voor de helft gevuld met (gemeentelijke) officials die ook alles Ivan Nio willen horen, stads nieuwe Sociaal Stadsbouwmeester en wettenhouder Van Niejenhuis. Mijn ei? Waarom wordt, als je vol inzet op ontmoeten, ‘bonding & bridging’ een derde van de Kleine-der-A-ruimte ingenomen door parkeervakken?

VRIJDAG Soms blader ik wat terug in de familieberichtenstroom. Ik overweeg een familiekroniek te maken à la Nicolien Mizee, die haar faxen bundelde. Stel je voor: een Excel sheet met in de bovenste balk de namen van alle twaalf deelnemers, aangevuld met drie extra Signalgroepen van wisselende samenstelling. Okee, eventueel gebruikmakend van gefingeerde namen natuurlijk. Links verticaal de datum en tijd. Het middendeel gevuld met alle (alle? Ja alle) gesprekken. En geen commentaar erbij. En als voetnoot de stroom telefonische communicatie. Zou wat zijn.

JOURNAAL week 35 (2025)

ZONDAG Na het mooie boek van Korsegaard ga ik door met het lezen van vangsten uit de minibieb. Van Tim Krabbé, die ik vanwege ‘Het gouden ei’, ‘De renner’ en ‘Wielerverhalen’ hoog heb zitten, lees ik ‘Kathy’s dochter’, een draak van een roman. Langdradig uitgesponnen als eikenprocessierupsslierten gaat macho Tim maar door met infantiele beschrijvingen van hoe hij ooit Kathy versierde en nu, na haar overlijden haar dochter. Mijn dwangmatige natuur maakt het me moeilijk het boek na een half uur weg te smijten en terug in de gevelkast te zetten en ik blijf lezen. Weggooien had ik wel moeten doen natuurlijk. Een regelrechte afrader.

MAANDAG Stad is bekend vanwege de hofjes en gasthuizen. Stille, besloten, oude huizenblokjes, ooit opgericht door stichtingen die een bevolkingsgroep (ex-zeelieden, weduwen van neringdoenden, religieuzen) wilden ondersteunen met gratis woonruimte. Nu worden de hofjes bewoond door particulieren. Het Pieternellagasthuis aan de Grote Leliestraat is verreweg het bijzonderste. Voorbij de huisjes loop je door een smalle doorgang waarna je in een grote door enorme bomen overhuifde tuin komt. Je waant je in een kasteeltuin. We noemen het de geheime tuin. Je weet niet wat je ziet. Ssssstttttt.

DINSDAG Ik las, geloof ik, ooit het boek ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ van Pirsig. Hieraan doet de titel ‘Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraïne’ van M. Lewycka me denken. Ook afkomstig uit onze privébibliotheek aan de gevel.  Ik begin hoopvol, maar, wijs geworden na Kathy’s dochter van Krabbé, leg ik het terzijde na een uurtje. Niet echt mijn boek, zal ik maar zeggen. Toch blijf ik daarna lezen. Nieuwsgierig door de bijzondere thematiek. Twee In Engeland levende Oekraïense jonge vrouwen betwisten de liefde van hun bejaarde in tractoren geïnteresseerde vader (86) voor een jonge vrouw van 36. 

WOENSDAG Mijn superkorte controleafspraak met Martini-dermatoloog als een vervolg op de diagnose melanoom (lees SkinVision 1 – 9) en m’n voorbereide vragen: kijk even naar moedervlekje op linkerpoot en is het 100% zeker dat er na de huidexcisie en lymfeverwijdering geen survivoruitzaaiinkjes zijn doorgesijpeld die in mijn lijf stiekem aan het losgaan zijn geslagen, ruil ik in voor een ingelast bliksemfamiliebezoekje aan Den Bosch en Tilburg en m’n huisarts.

DONDERDAG Stad viert het Gronings Ontzet met de onsterfelijke, afgekloven Bommen Berend, ‘n paardenshow op de Ossenmarkt, kinderspelen aan Reitemakersijge, een drakenbotenrace in de A en vijf statig op trommelsagen door de stad marcherende vrolijke piekeniers. Daar doet onze vriend Aart-Jan aan mee. Hij is lid van een gerenommeerde re-enactmentgroep. In met uiterste precisie nagemaakte middeleeuwse kledij vertonen ze hun kunst. Weer eens iets anders dan bezigheden met derailleurs, molenwieken, gekrijte lijnen in de zestien, trekstangen, glijpalen, verende zooltjes, of orgelpijpen.

VRIJDAG Voor het eerst fiets ik een stukje met drie van mijn vier broers, waaronder drie pensionado’s, hoe mooi is dat. Het zijn geen Bouke Mollema’s maar trappen stevig door. Het vaak prachtige Noord-Drentse coulisselandschap (Peize, Lieveren, Roden) en de Groninger Onlanden trekken aan ons voorbij als voorstedenachtertuinen aan flitstreinen en piepende boemels, terwijl we bespreken wat ons de laatste tijd bezig houdt. De goed onderhouden lijven en karretjes van gemiddeld resp. 65 en 15 jaar halen een gemiddelde van ruim 25 over 45 kms. De dapperste schiet onder het fietsen plaatjes voor de eeuwigheid. Zonder het te benoemen draagt elk in zijn hart de tocht op aan nummer vijf in Den Bosch.

Thomas Korsgaard – Mocht er iemand langskomen (2024)

Was Korsgaard een Nederlandse auteur, hij stormde gelijk mijn toptien binnen, dat krijg je met literaire sensaties. In één ruk uitgelezen. Mijn eerste notities waren: troosteloos platteland, emo-verwaarlozing, noodlottig, liefdeloos, verstikkend, desolaat, rauw realistisch, onbegrepen jongen, onverschillige ouders. De achterflap ronkt met ‘fenomenale roman’. Korsgaard schreef gelijk een trilogie, een Tue-trilogie, met ‘Op een dag lachen we erom’ (2024) en ‘Je had er waarschijnlijk bij moeten zijn’ (2025).

Drie jonge kinderen overleven in een boerengezin op het Deense platteland dat niet overstroomt van emotionele affectie en financiële onafhankelijkheid. Semi-autobiografish met een wanhopige, agressieve vader en een depressieve, gokkende moeder met automutulatieneigingen. Drie kinderen proberen zich, geholpen door grootouders, van wie de meest affectieve ook nog eens doodgaat, staande te houden. De drie kinderen zweven tussen loyaliteit met de ouders en zich in schaamte afzetten tegen of isoleren van vader en moeder.

Loslopende honden in en om het huis, dode dieren op het erf die uiteindelijk op de vuilnishoop worden verbrand, vergaand pestgedrag op school, overmatig rookgedrag, winkeldiefstalletjes, ongezond eten; treinsurfen, alles schijnbaar koel observerend in rake zinnen genoteerd door hoofdpersoon Tue, die zijn homoseksualiteit exploreert. Dat de auteur ranzigheid niet uit de weg gaat blijkt uit Tue’s onderzoek naar weggegooide condooms, waarvan hij de inhoud even proeft.

Dit boek kreeg ik via onze minibieb aan de voorgevel. Ik zit de hele tijd al te denken aan welke Nederlandse schrijvers ik moet denken. Het zijn Franka Treur (vanwege de troosteloze plattelandsbeschrijvingen en speciaal het in de schuur georganiseerd feest), Marieke Lucas Rijneveld en Lize Spit vanwege de hopeloze jongeren en het troosteloze platteland. En misschien Ciske de Rat?

Waarom dit boek me zo bijzonder aanspreekt is de herkenning. Als plattelandsjongen maakte ik gelijksoortigheden mee. Ik had niet een vader die me een stinkend bot meegaf voor de juffrouw maar wel een inwonende oom die me ooit het advies gaf een in krantenpapier verpakte dode mol aan de juf te geven. Ik herinner me een boerderij waar het niet ongewoon was een teveel aan puppies te verhangen in de schuur en waar onafbreekbaar afval in een vijver werd gedumpt en waar ik voor mijn 12e het roken leerde.

De kinderlijke eenzaamheid wordt het fraaist verwoordt door de zin: op de vraag wat Tue wil hebben, lezen we: “Ik zei dat mijn enige wens een nieuwe familie was en ging naar mijn kamer.”

JOURNAAL week 32/33

ZONDAG Onze minibieb maakt overuren. Dagelijks sneupen passanten erin om een pareltje mee te nemen; anderen vullen aan als vakkenvullers bij de Lidl na het paasweekend. Er zijn incidentele passanten naast vaste vullers als mijn zus, de huishoudelijke hulp van meneer pastoor uit Aduard, een Muntendammer boer die het licht heeft gezien, en hij die ik mijn Iraanse kameraad noem. Voor hem, duivenbeschermer, bewaar ik statiegeldflessen en bierblikjes (de tijd van bier in flessen ligt inmiddels ver achter ons), en hij bezorgt me af en toe een tas vol boeken. Soms zijn het, na het afstuderen van zijn zoon, studieboeken ‘Statistics & mathematics in Muslim lead Enterprises’ en soms, zoals nu, hedendaagse literatuur. Ik zie Siebelink, Roosenboom, Van Dis, Peper, Den Uyl (zelfs de oestrogeenthriller De eetclub van Saskia) Noort, Op den Beek, zelfs Wieringa.

MAANDAG Enschede, Enske voor intimi, is een prachtstad. Nu even geen terugblik op de dubieuze drugshandel in het supportershome van FC Twente, destijds met goedkeuring van het bestuur, maar  enkel lof over het prachtige Rijksmuseum, het verrassende uit stalen vlammen bestaande kunstwerk voor het Medisch Spectrum Twente en het imposante zes meter hoge beeld ‘In god we trust’ van de Spacecowboys op het dak van het Enschedese conservatorium ArtEZ.

DINSDAG in Groningen start een loopvierdaagse. Voor € 100,- pp mogen 1.400 wandelaars er groepsgewijs op uit. De 140K schijnt nodig te zijn voor de organisatie. Nijmegen met 45.000 optochtlopers vraagt € 120,- pp. Voor 5,5 miljoen kan Bruls natuurlijk voldoende dixies plaatsen en pispleinen inrichten. Ik wacht op de eerste ziektekostenverzekering die eist dat klanten deelnemen aan deze diabetes-2 voorkomende inspanning en die het ook vergoedt. Optochtlopers nemen de kans door Jaap Jongbloed of Thijs van den Brink een verlepte gladiool in de handen gedrukt te krijgen voor lief.

WOENSDAG Onze buurtvereniging Het A-kwartier propageert het aanleggen van geveltuintjes. We combineren een serieuze aanpak met plezier. Praten en soms wat drammen over biodiversiteit en een feestje bouwen rond de uitreiking van het Gouden schepje. Die tweeledige aanpak hanteren we ook bij het duel tussen fietsen en auto’s, bij gewenste recreatievaart en verdoemde waterverontreiniging. Voorlichtingsavonden over verduurzaming van verwaarloosde grachtenpandjes naast een roeiclinic. Overlastgevers aanspreken en schooldirecties erop wijzen dat woorden nog geen daden zijn als het aankomt op handhaving bij de bordjes ‘Smokefree Area’. En zo verder. Na jaren begrijp ik dat het ‘not done’ is om in de kwartaalgesprekken met de gemeente aan te dringen op inkomensafhankelijke onroerendgoedbelasting. Ook een rijverbod voor auto’s die (nog) geen deelauto (met minimaal drie eigenaren) zijn laat nog op zich wachten.

DONDERDAG Via My Local Friends krijg ik een nieuwe student Nederlands. We zien elkaar wekelijks en we zitten in de fase van aftasten: wat kan en wil ik bieden en wat is haar ambitieniveau. Het lijkt erop dat we een goede match vormen.

VRIJDAG Na een medische ingreep wil je als fietser weten of en hoeveel je lichaam heeft ingeleverd. Ik schets een ruw herstelplan en fiets zeven keer in acht dagen. Via een STRAVA-adept (zeg nooit -fetisjist) die de zondagse Spaakritjes monitort zie ik dat er geen  verval is. Ik span me wat extra in en doe gretig het tegenwindse kopwerk. We eindigen na 61 kms met gemiddeld 28,2/uur. Gerustgesteld voel ik me.

Arcadia Leeuwarden t/m 24 augustus

Waar Leeuwarden groot in is: de ‘mienskip’ samenbrengen in een groots opgezet spektakel. Na het lopende bos (Bosk) drie jaar geleden en Leeuwarden Culturele Hoofdstad in 2018, nu Arcadia, met ‘Bouwurk’ op het plein voor de Oldehove. Een open staketsel van balken dat een festivalruimte van heb ik jou daar biedt. Met er vlak naast de scheve toren, samen vormen ze het Arcadia, ‘Paradys’. Elke provincie(hoofd)stad heeft zijn attractie: Groningen koopt voor een grof vermogen massaal muziek en theater in bij Noorderzon en ESNS, Emmen propageert de tweewieler met de Gouden Pijl en Assen koestert naast de TT een lege museumvitrine omdat ze een Roemeense gouden carnavalsmuts vergaten achter slot en grendel te doen.

Leeuwarden legt de lat hoger dan consumptievermaak aanbieden. Wat Leeuwarden onderscheidt is een actieve toepassing van ‘de mienskip’, de regionale maatschappij, de inwoners en allerlei mogelijke verenigingen. Bouwurk doet denken aan een religieloze kerk, een kathedraal, een centrum van activiteit, artisticiteit en creativiteit. Het werd gebouwd door regionale en internationale partners, met dagelijks gratis drempelvrije evenementen, zoals: brood stoven, touw draaien, samen eten en zuurkool maken, muziek, open podium, silent disco, maak- en dwaansessies, te veel om op te noemen.

Het evenement duurt 100 dagen en strekt zich uit tot ver buiten het plein. Er loopt een drie km lange kunstroute door de stad en er zijn drie locaties buiten Leeuwarden, in Beetsterzwaag, Mirns en op Vlieland.

Ons lokt de Prinsentún aan het water. Talloze recreatievaartuigjes liggen in het hart van de stad klaar om tegen € 2,- per meter bekeken te mogen worden. We bezoeken Pier Pander tempel, waar Saskia Noor met Liminal Spaces een stilte-ervaring uitlokt. Wat latjes uit de Praxis en lampen lichten de kale witte beelden uit. Paar  gekleurde glasplaten erbij en dan is het na kennismaking met een vrijwilligende poortwachter toegankelijk voor slechts één bezoeker per rondleiding, die door de stilte gegrepen moet worden. Het historische tempeltje is meer dan de moeite waard en Noor doet d’r best er met stilte iets aan toe te voegen. Met een koperen staaf mag de bezoeker een tik tegen een vaas geven om de stilte te verbreken. That’s it.

IN MEMORIAM Esdert Geessienus AB

Mij bereikt het overlijdensbericht van Esdert AB en dit droeve bericht doet oude tijden herleven. In de serie directeuren die ik in het voortgezet onderwijs in Emmen e.o. meemaakte (Weerman, Van de Kamp, Braam, De Boer, Post, Folkerts, Hoogeveen) was AB de kampioen. Hij slaagde erin twee MAVO-scholen zonder ongelukken te laten fuseren, combineerde twee uiterste functies, directeur en actief vakbondsman, zonder dat iemand er moeite mee had,  was in het politieke landschap van onrustige wethouders een stabiele factor en teamplayer pur sang, had zowel een perfecte helicopter view als oog voor details en hij bood nieuw en jong personeel de kans voor hun 25e sectievoorzitter te worden en zo een vinger in de pap bij heikele sollicitaties.

Schitterende verhalen komen bij mij boven. Over hoe hij overambitieuze wethouders kon manipuleren, over stugge onderhandelingen met collega-directeuren die een visie ontwikkelen maar lastig vonden, over eindeloze bezoeken van inspecteurs die je in die tijd nog met een sigaar en een kop koffie op hun plaats en ver weg van brekebeendocenten kon houden, over congressen die actieve docenten/vakbondsbestuurders konden organiseren onder werktijd en over personeelsfeestjes die uit de hand liepen omdat het personeel voor de eerste keer zelf de biertap mocht bedienen en drinkebroers in kruiwagens naar de buitendorpen vervoerde. En collega’s die de kantjes eraf liepen mochten maandelijks aanschuiven voor een functioneringsgesprek. En dan zijn hardloopresultaten, die mochten er zijn hoor. Natuurlijk liet ik ‘m wel eens winnen op een koude zaterdagmorgen in Emmercompascuum. En wilde je de pauze eens flink laten uitlopen dan begon je gewoon een minuut voordat de bel ging over bergwandelingen en winterkamperen en hellingpercentages die je met sneeuwkettingen kon bedwingen.

Interessante discussie herinner ik me: onderwijsminister Jo Ritzen kwam onze school bezoeken en ik stelde voor de minister de ongelijke taakbelasting tussen docenten met keuzevakken en halve klasjes (Frans, geschiedenis, scheikunde, biologie, enz.) en de harde werkers met altijd (over)volle klassen (Nederlands, Engels, maatschappijleer, enz.) onder de loep te laten nemen. En hoe hij docenten/schoolkrantmedewerkers de ruimte liet om – soms onder pseudoniem – ongewenste ontwikkelingen te noteren en dientengevolge op te laten schudden. En wat had hij er de schurft over in dat hij in gevoelige sollicitatieprocedures mee moest doen met lastige assessments, waaruit hij altijd, by far, als de meeste geschikte directiekandidaat boven kwam drijven.

Toen twee MAVO’s (Allee en Baander) gingen fuseren kwam het aan op handig, strategisch en diplomatiek manoeuvreren. De harde werkers van Allee die uitsluitend meer dan excellente examenresultaten produceerden werden samengevoegd met de praatjesmakerskolonie van de Baander die halve lessen verdeden aan koffiedrinken en roken en geregeld in de rode zone zaten.

En altijd op de achtergrond zijn vrouw Elly die naast operetteactiviste haar man steunde en op het goede spoor hield, al dan niet met een fijn saunabezoek in Oosterhesselen na afloop van slopende personeelsvergaderingen. Heel soms nam Esdert zoon en dochter mee, bij een speciale gelegenheid zag ik -verlegen tweeëntwintigjarige – een prachtmeid met blonde gouden lokken in d’r vaders kielzog meekomen: prachttijden. Beste Elly en familie: ik wens jullie mooie herinneringen aan Esdert!

Kunstcentrum De Ploeg in Wehe den Hoorn: plussen en minnen

Eerst maar even wat plussen: de provincie Groningen is een paar nieuwe culturele instituten rijker: in Lauwersoog een splinternieuw zeehondencentrum en in Wehe den Hoorn ‘Kunstcentrum De Ploeg’. In een werkelijk prachtig, klassiek gebouw, een oud RK dorpsschooltje met een mooi aangelegde tuin, met in de achtertuin de oude tjalk Alida zwevend boven wuivende woestijngrassen worden zo’n, wat zal het zijn, veertig schilderijen van oude Ploegers tentoongesteld, sommige tot bewegen gemanipuleerd in een fraaie projectie op een wand. De expo heet ‘Beleef de wereld van De Ploeg in het Hoge Land’. We zien  voor het grootste gedeelte landschappen, sommige kleiakkers in wonderschone, hevige of uiterst zachte lhbtq+-kleuren, en wat stads- en dorpsgezichten, van Altink, Kleima, Pott, Van der Zee (zie afbeelding), Martens, De Vries, Jordens, Wiegers en Dijkstra. Het voor de ontstaanstijd verrassend kleurrijke werk, is veelal thematisch gegroepeerd. Zo zien we drie Blauw Borgjes van Altink, Martens en Pott. In een heel fraai museumcafé valt een bijzonder mooi vloerkleed op. Maar liefst 1.500 bezoekers weten de weg naar het centrum te vinden de eerste twee weken, w a u w.

Klinkt goed allemaal, maar zijn er ook minnen? Ja, inhoudelijk was het een tegenvaller. Schraal, mager. Slechts 40 werken, merendeels landschappen, alle van de usual suspects. Geen nieuwe, verrassende naam te bekennen terwijl er nogal wat Ploegers zijn (geweest). Aan de huidige Ploegleden wordt voorbijgegaan. Nul werken van de levende kunstenaars, zelfs geen verwijzing. Voor een cultureel en educatief instituut natuurlijk een misser. Geen portretten, geen grafisch of geometrisch werk. De ronkende folder met ‘hedendaagse exposities rondom oude werken en nieuw werk van de kunstenaars van nu’ en ’wordt de verbinding gemaakt met de huidige tijd’ zet je op het verkeerde been. Nog een bouwkundige verbetersuggestie: sommige vloerputdekseltjes steken de kop wat op, ik zag een schuifelende zeventigminner bijna onderuit gaan, kon d’r nog net opvangen. De algehele indruk is en blijft: een zeer ouderwets (om de woorden afgekloven en sleets maar niet te gebruiken) ingerichte expositie. Waarom niet ergens een gedurfde bomvolle wand waar je mond van open valt?

Wanneer ik na vijftien minuten de kassamedewerker mijn geld (€ 9,-) quasi serieus terugvraag haalt hij zijn chef erbij. Die legt me, met – eerlijk is eerlijk – negen eurootjes in de hand, uit dat er in de toekomst ook nieuw werk te zien zal zijn. Gaan we meemaken. Maar nu: een overkill aan gemiste kansen. Laten we het maar op beginnersmissers houden deze keer. Er zit een tentoonstelling over Het Wad aan te komen, ik verheug me nu al op werk van Cornelius, Van den Berg, ex-Ploeger Van Holten, Van der Wal. Thuis aan de schrijftafel e.e.a. overdenkend vraag ik me nog af wat het advies van de kunstraad in 2024 was: ‘Omdat het criterium artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit als matig (5) is beoordeeld, komt Kunstcentrum De Ploeg niet in aanmerking voor subsidie van de provincie Groningen.’ Hmmm.