Reitemakersrijge 24

Udo Jürgens bezingt het lot van de oudere jongere gloedvol in ‘Mit 66 Jahren’. Hij overtreft met verve het nerveuze Route 66 van de The Rolling-snuivers-Stones. Op je 66e verjaardag een theepot krijgen en een fles alcoholvrije wijn met een jeugdfoto in plaats van jenever of een neushaartrimmer is natuurlijk al een godsgeschenk. Vervolgens als eerste door twee Tinekes en de mannenkledingwinkel gefeliciteerd worden, heerlijk attent. Maar het mooiste present, op een vergesprek over boulderen met zoon II en een artikel over orgels in Noord-Nederland van zoon I na, was toen ik de krant opensloeg en zag dat er een roman is geschreven over het meest verguisde en onbegrepen dier in Nederland: de duif¹.

Zowel nature als nurture boosteren mijn neiging het altijd voor de underdog op te nemen. [En de immer bovendrijvende upperdogs Carola, Alexandra, Sigrid, Agnes, Fleur, Esther, Sylvana]. Kristusziele, waarom bestaan er geen doortastende PvdA-vrouwen op topposities?

Heerlijk gevoel. Ja, ik beken, ik ken de man – en inmiddels vrij goed -, die stiekem de stadsduiven voert. Hij slentert in een sleetse ouwemannenjas door de stad. Op de plek waar je een grijze groezelige pet met vettige randen zou verwachten, steekt een brutaal volle springerige kuif alle kanten op. Zijn nek is omzwachteld met de mooist denkbare sjaal ter wereld: wijd vallend, gehaakt, met kleurige blokjes uit de beste schilderwerken van Gerhard Richter uit de periode dat hij nog dacht dat geometrie gelijk stond aan Duitse landschappen.

De man, hobby: wandelen en wereldraadselen oplossen, is eigenzinnig en eigenwijs als een Moslim met druk op de borst die ja zegt tegen een varkenshart of een minister die de eed [dat ferklearje en ûnthjit ik] in het Fries aflegt. Hij neuriet ‘Jesu meine Freude’, FC Emmens clublied ‘Het is stil daar aan de overkant’ of fluit constant een iets te snelle versie van ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’. Hij onderdrukt <met moeite> de lust om in de lucht te dirigeren. Strooit af en toe een handjevol duifvoer rond. Daarna kijkt hij schielijk achterom. ‘Goddomme, duiven voeren is verboden,’ hoor ik schuimbekkende duifhaters gnuivend smiespelen. Fluiten en neuriën wordt prevelen: ‘Duifje, duifje’. Ogen twinkelen. Zielsvol geluksgevoel stroomt bij het zien van door elkaar kroelende gevleugelde vrienden.

¹’Dorus de doffer’ van Rense Sinkgraven

Reitemakersrijge 23

Vanaf de Reitemakersrijge is er veel te zien. Kleuren trekken aan mij als idée fixes aan praattafeleconomen die de weg kwijt zijn en vaccinatiemijding aan pluimvee-industriëlen. Elke morgen kijk ik of hij er staat, de gele reiziger aan de overkant van de A. Tegenover ons een glazen huis. Block House staat er in het groen. Geen Blokhuis, Blokkendoos of Blokhoes. Een ingenieuze onbegrijpelijke pijl wil naar het voormalige kolossale KPN-gebouw naast ons wijzen, maar weet niet hoe. Een appartementencomplex met 200 vierkante krokodillentandjes als brievenbussen. Veelal bestemd voor studenten van ver buiten Nederland. Het is een groot gebouw met aan de Reitemakersrijge en de Schuitemakersstraat een doorgang naar een  binnenplaats. Op de binnenplaats een goudkleurige blokkendoos boordevol met wooneenheden als een uitvergroot schoenendozenmagazijn uit het duurdere segment.

Het mooiste aan het gebouw is een ronde Florentijnse toren met een groen dak. Vanaf het dakterras van het Forum is het bij helder weer goed te zien: een hoedje van een staatsbosbeheerminister. Het lelijkst aan het gebouw en zijn omgeving is de fietsencollectie die het verhoogde grasveld aan de Reitemakersrijge bedekt. Er gaan geruchten dat er nog gewerkt wordt aan een fietsenkelder. Zou mooi zijn.

Dagelijks horen we Spaans, Italiaans en Chinees voorbijkomen. De bewoners telefoneren met het thuisfront. Allen stellen hun moeder gerust dat het Ikeabed goed ligt, dat er van aardbevingen weinig te zien is, dat er hier supermarkten zijn die geld verdienen aan longkanker en dat de Nederlandse politici echte generalisten zijn die geen vakministerdiploma nodig hebben, iets wat slechts het Telegraaf lezende deel van de twitterintelligentsia bevreemdt. Zonder uitzondering zijn de Blockhousers vriendelijke gasten. Ze laten onze plantenbakken ongemoeid. Zelfs de uitdagend neergelegde opvallende kalebassen blijven onaangeroerd.

Vanaf onze binnentuin gezien, zie je vier verdiepingen met nieuwe kozijnen in de 60 cm dikke muren. Soms klinkt muziek, zowel alledaagse, jeuzelende, naargeestige 3FM-muziek met als dieptepunt infantiele raps, als indringend uitheemse, meer onbekende, gemaakt op snaarinstrumenten die vanwege de van geitendarmen gemaakte snaren bij de Partij van de Dieren op de zwarte lijst staan. Een enkele Blockhouser houdt de ramen dag-en-nacht wijd open alsof de verwarming op hol is geslagen.

Reitemakersrijge 22

Bij de koop van ons huis aan de Reitemakersrijge heb ik extra veel belangstelling voor de isolatie van het huis. De bezonning, ligging, kleuren, indeling, vraagprijs, staat van onderhoud laat ik graag aan vrouw I over, maar de muurisolatie is mijn focus. We zijn niet bang voor straat- of burengeluiden, we vinden het prima af en toe leven naast ons te horen. Nee, het tegenovergestelde speelt een rol: bij vlagen ben ik een enthousiast (project)koorzanger en ik wil de buren geen overlast bezorgen. Mijn muzikale smaak is niet breed. Naast liedjes van Ede Staal, Joop Visser, Meindert Talma, Willem Wilmink en passiemuziek heeft kerstmuziek mijn voorkeur. En mijn muzikaal vermogen is niet bijzonder groot, ik moet het, net als mijn fietstempo op peil houden, vrouwen doorgronden, geduld oefenen, het bedrijf ASML volgen, Spaans en Gronings studeren, hebben van dagelijkse observaties omzetten in studiedoelen. Vanaf half september tot begin december studeer ik dagelijks op ruim twintig carols, traditionals en vierstemmige decemberevergreens. Sommige stukken, bijna alle gearrangeerd door Etty van der Mei, zijn taai. De verrekt moeilijke inzet van ‘For unto us a child is born’, het straffe ritme van ‘The royal line’, het voor mij nog wat onbekende ‘O du Fröhliche’, het heerlijk uitbundige fortissimo van ‘Gloria’ in ‘Born is the light’ en de mars ‘Transeamus’. Voor een hard-core atheïst zijn bij dit repertoire de teksten van minder belang. Kippenvel en ondersteuning krijg ik van maandelijkse repetities met het Grootkoor dat met 70 sopranen, 60 alten, twaalf bassen en elf tenoren een interessante bezetting heeft. Geluksgevoel verwarmt me [grote woorden voor een Fries, maar ik houd me nog in]. Groningen is nieuw voor me en ik maak graag kennis met sopranen Bertha uit Onderdendam, Moniek uit Haren, Anneke uit Beilen, en Hans, Gait (Gerrit), Sietske en Geeske uit Groningen. Beide laatsten doen vanwege hun specifieke stemkwaliteiten mee met de tenoren. Heerlijk die stemvastheid waarop ik graag leun als een wankele CDA’er op koersvaste Hugo. Bij de sopranen doet een ‘Senior Voice’-winnares mee. Ik onderdruk een vloek als ik hoor dat het concert in de Martinikerk niet doorgaat. Maar ik begrijp het, net als ik gelaten alle coronamaatregelen begrijp en accepteer. Nog harder vloek ik als ik hoor dat het optreden in het Concertgebouw wordt afgelast. Maar ook hiervoor heb ik, anders dan toen ik de inmiddels beroemde foto van een rokende Carola Schouten zag, begrip. Nu richt ik mijn hoop op een koorconcert in weer het Amsterdamse Concertgebouw  op 23 oktober 2022. Met als gastzangers Tania Kross en Henk Poort.

De muren van mijn werk- en studeerkamer vertonen barstjes en witsel schilfert als kiertjes in oude, opgewarmde, gesuikerde oliebollen, maar de isolatiewaarde is uitstekend.

Reitemakersrijge 21

We hebben een huisarts, een favoriet eethuisje, een bieb, parkeerplaats, filmhuis, een tandarts, een fietsenmaker, een installateur, schilder, aannemer, pedicure, een organist en sportschooljongens onder wie een masseur.  En een foute [want nog steeds schaamteloos kankerverwekkende producten verkopende] supermarkt. Genoeg zorg dus. Een paar dingen vallen op. De boosterprikrij is aan de lange kant. De griepprikrij was korter. Waarom lukt het gisse huisartsen in Oss en Helden-Panningen wel op grote schaal boosterprikken te gaan zetten en die in Groningen niet? Iedereen zag toch aankomen dat wat boosteraccelleratie handig zou zijn. Te druk? Mocht het al dan? Het is een verschil in denken. Of je probeert vooraf je kaartenbak zo gezond mogelijk te houden, of je reageert achteraf op regelgeving.

Toch overheerst na bijna een half jaar Groningen een gevoel van tevredenheid. Of kerst daar iets mee te maken heeft? Corona dan? Terwijl we mijmerend rondscharrelen in het onvolprezen A-Kwartier werken gemeentemannen, bijgestaan door een stadsarcheoloog, aan een nieuw bankje aan het grasperkje naast het A-bordes. En niemand die protesteert! Dat toont de vrije geest van de binnenstadsbewoner.

Lockdown impliceert dat de wereld gesloten is. Tegelijk biedt een lockdown kansen. Nieuwe openingen. Fietstochten. Wandelingen. Ontmoetingen. Mooie veranderingen. Grootscheepse verjaardagspartijen horen gelukkig tot het verleden, spelletjes raken in, online vergaderen levert een immense tijdwinst op en wandelaars kijken meer om zich heen. Van de Reitemakersrijge richting Zuiderdiep, dan passeer je de modernistische school van de Architectuur…

Aan Gedempte Zuiderdiep 132 is, wie weet, het kleinste museum ter wereld gevestigd. Het Pitcairn Museum, open 24/7, gratis. Vier keer per jaar een nieuwe expositie. Geen Mystery-Spot, geen Ames-kamer: meer een vitrine, een kijkdoos. Blijf ervoor staan en verwonder je. Een museumzaal met een oppervlakte van 60 x 40 ongeveer. Centimeters. Na lang kijken zie je referentiepunten die je op weg helpen: de hoogte van het bankje, de plinten, de houtnerven in de vloer. Suderdaip 132 heet ook wel het glazen torentje. Vijf woonlagen, de bovenste een unieke B & B, zijn gevat in een stalen constructie waarvan een groot deel zichtbaar is. Een bijzonder gebouw.

Reitemakersrijge 20

Aan de Reitemakersrijge staan geen auto’s geparkeerd. Wel is er een ondergrondse commerciële parking. Daarover zo meteen meer. Wat is het parkeerbeleid? Groningen doet als een Agrarisch Onderwijs Centrum: het ontmoedigt de studenten om met de New Holland, Fendt of John Deere (of opa’s Mc Cormick met hef, grondbakje en aftakas) naar school te komen maar biedt hun wel het naast de school gelegen sporterrein als parkeerplaats aan.

Paradox: de ruimte voor auto’s in de binnenstad van Groningen is beperkt. Toch is het beleid gericht op een warm welkom voor de auto; alsof je spuiters en slikkers, die je eigenlijk wilt weren, op elke straathoek een verwarmde picknicktafel aanbiedt. Groningen is met een kwart studenten meer een voetgangers- en fietsersstad dan een autostad. Waarom er dan zoveel parkeerruimte voor auto’s wordt gereserveerd is een raadsel. Voorbeeld: De kade aan de Pottebakkersrijge is voor 75% gereserveerd voor auto’s, waaronder enkele long-stay-karretjes. Direct achter Pottebakkersrijge is parkeergarage Westerhaven.

Je hoort klagers en critici vaak zeggen dat parkeren in de binnenstad extreem duur is en onbereikbaar voor de modale autobezitter. Wat is duur? Eens kijken, reken mee: binnen de Diepenring kunnen bewoners één parkeervergunning aanvragen voor nog geen 90 cent per dag, de prijs van twee sigaretten of kauwgumballen. Ter vergelijk: de wegenbelasting kost voor een vuile diesel € 5,21 p.d. en de verzekering <met hoge no-claim-korting> € 1,-. Buiten de diepenring kan zelfs ook nog een bezoekersvergunning worden aangevraagd. Wil je het karretje per se onder dak stallen, dan is er de buurtstalling: per dag € 2,40. De hele dag in een parking voor de prijs van één ijsbolletje. Voor beide is een wachtlijst van circa drie maanden. Gun je je kar gedurende de wachtperiode een roestvrij onderkomen, sommige autojongens verwennen hun vierwieler als een vrouw haar schoenencollectie, dan kan je terecht in een particuliere ondergrondse parking. Kosten € 5,- per dag. Voor de moeilijke beslisser is er nog een vierde mogelijkheid: een particuliere openluchtstalling: zo’n € 3,20 per dag. Kan je wel naast het museum staan.

Reitemakersrijge 19

Lopen door de binnenstad inspireert. We proberen rond te kijken met de ogen van oplossingdenkers. We stellen elkaar vragen. Waarom zaten de Baarsma-economen zo naast de langeretermijnvoorspellingen van de corona-effecten? Waarom vinden de praattafelhosts open vragen stellen ingewikkeld? Wat is er lastig aan een aso even aan te spreken of te triëren bij een zieknhuispoort? Hoe het nijpend woningtekort op te lossen?

Op het oog typisch Nederlandse uitvindingen als de Zeeuwse waterkering, de roetveegpiet, het ollebolleke¹, de klapschaats en het fietsknooppuntennetwerk zijn meer dan geslaagd. Dat kun je van de kurkvloer, gekleurde kerstboomverlichting, de ligfiets en zwarte Piet niet bepaald zeggen. Toch zijn ze alle, oplossingen en mislukkingen, ooit begonnen bij een vraag. Sommige vraagstukken vragen om ingewikkelde, andere om eenvoudige oplossingen. Een bezoek aan de Dutch Design Week in Eindhoven of een open dag bij Minerva geeft weifelmoedigen hoop.

We zien werkstukken van Minerva-studenten, van wie een klein deel moeite heeft met de Smoke-Free-Area tekst naast de voordeur. Artistieke gasten. Een enkele Willy Wortel. Een lerares tekenen-in-de-dop leidt ons rond op de open dag. Vanuit ons huis hebben we zicht op de studio’s waar toekomstige beeldend-kunstenaars en een handvol aanstaande trouwfotografen zich voorbereidt op een werkend bestaan.

Om de techniek onder de knie te krijgen worden Rietveldstoelen gekopieerd. In de Groninger kunstacademie wordt nog driftig geschilderd. Op de diploma-uitreiking van de Koninklijke Academie Beeldende Kunsten in den Haag zien we slechts 2% kwastvaardigen. Wel veel concepten, installaties en fotografie.

Maak het voor binnenstadswinkeliers aantrekkelijk hun permanent leegstaande bovendverdiepingen te verhuren aan kamer- of woningzoekenden. Doe niet moeilijk over permanent bewoonde recreatiehuisjes. Stop met het korten op de AOW als senioren willen samenwonen. Soms zijn oplossingen zo eenvoudig dat ze over het hoofd worden gezien.

 

¹Het ollebolleke wordt ten onrechte toegeschreven aan Drs P die de rijmvorm voor het eerst in 1974 gebruikte. In het Engelse taalgebied was de evenknie, de Double Dactyl, al sinds 1951 in gebruik.

Reitemakersrijge 18

De Reitemakersrijge wordt opnieuw bestraat. Een lekker gevoel, een beetje alsof het doorgezakte matras wordt vervangen. De vale oude gele klinkers worden quasi liefdevol met ongevoelige blikkerende metalen tanden van een 100% elektrische gele KnikMops 180 van Avitec Infra & Milieu opgelicht, met een brute touch, maar met beleid geschud als een goudzoeker die zandkorrels zeeft, en in een Gjaltema container gedumpt met het geluid van tien drummers die les krijgen in een betonnen ruimte met slechte akoestiek. Met een gelijkmatige piep rijdt de KnikMops achteruit en herhaalt het kunstje. Er zit ritme in. Een trage maat. Opgenomen en versneld afgespeeld zou het de beat van Afro-Cuban jazz kunnen zijn met Coltrane invloeden uit de tijd dat Coltrane nog aan de oostkust musiceerde.

Een ploeg mannen werkt gestaag door. Glundere koppen. Vriendelijke praats. Waar zijn de vrouwen nu, hè? Hè? De baan wordt uitgevlakt, een enkele draad gespannen en dan volgt het vlijen van nieuwe gele steentjes. Als een Drentse ollebollekeschrijver die woorden en zinnen weegt, meet en past, worden de nieuwe paden gemaakt. Verderop worden de groffe straatklinkers opnieuw gelegd, niet vlak maar met een lichte bolling, bijna perfect als de buik van een vijfenzestigjarige racefietser die een beginnend buikje aanspant, en profil voor de spiegel in de badkamer staand net voor de binnenkomst van vrouw I: pure kunst.

Trottoirbanden worden door twee mannen met een ingenieuze grijptang opgetild, schoon geborsteld en na een paar uurtjes rust weer langs een lijn gelegd. Strak als de kolommen van witwasfraude opsporende ABN-accountmanagers. Een paar roeken, wat gebeurt hier in vredesnaam denkend, klapwieken voorbij. Duiven knikken met hun wiebelige nekjes. Onrustig. Vrouwen met te felgeel gekleurde regenjassen en zogenaamd voor alle jaargetijden geschikte rode Annymolilaarsjes blijven, de spiermassa’s bewonderend en stiekem fotograferend, onhoorbaar kreetjes slakend, staan.

Een klinkersnijder komt overeind. Zijn bijnaam: de man met rubberen meniscussen. Meer dan een uur zit hij onafgebroken naast een machientje dat met een druk op de knop klinkers splijt of op de millimeter nauwkeurig inkort. Geroutineerd klopt hij zand van zijn met rubberen kappen bedekte knieën, schudt de spieren los, draait een peuk en negeert lokkend geroep van aangrenzende studentes kunstmatige intelligentie op zoek naar een weekendklusje en dwingende whatsappjes van zijn nieuwste vriendin. Wacht, daar is de trilplaatjongen, wie kan fijner trillen dan hij? Heerlijk kabaal stuitert van de Minervamuren langs het glaswerk van de Blockhouseparkeerterrein-uitgang naar onze gevel.

Reitemakersrijge 17

De Amerikaanse architect Hejduk (1929 – 2001) tekende ooit een appartemententoren voor de Reitemakersrijge. Het project ging niet door. Ook ontwierp hij 25 huizen, waarvan er slechts één werd gebouwd. In Groningen. Hejduk is als de filmer die 25 films maakt waarvan er maar één in de bioscoop komt.

WALL HOUSE #2. In 1973 getekend. Gebouwd aan de Hoornse Plas in 2001. Wat betekent het dat van Hejduks 25 ontwerpen, er slechts één werd uitgevoerd? Het is ongeschikt als woonhuis, als bedrijf. Resteert: vergader-, expositie- en kinderfeestlocatie. Bijkantoor van het Groninger Museum. 10 uur per week geopend met, schat ik, twee bezoekers per uur. Moderne architectuur liefhebbende likkebaardende oude mannen met te kleurige pantalons. ‘Waar is de lift?’ roepende vrouwen. Zich dagelijks verwonderende buren. Depressief rondfladderende duiven.

We zien een schitterend gebouw. Een eyecatcher tussen nieuwbouw in crème & witte schimmel. Een grote betonnen muur. Hier drie op elkaar gestapelde mild gekleurde golvende taartjes. Ertussen afstandhouders opdat de slagroom niet aan de erboven liggende bodem plakt. Daar een lange gang met een smalle trap. Ongeschikt voor bezoekers met engtevrees. Alles in beton. Roestende en scherpe dieronvriendelijke hekconstructies zeggen: voor duiven verboden.

Rondom een supermooi uitzicht op de Hoornse plas en grasveldjes. Geëxposeerde kunst van regionalo’s. Ismaël Lotz, Sabine Liedtke, Gabrielle Kroese en Gea Schenk, maar het is niet duidelijk of Schenk als kunstenaar wordt gepresenteerd of als fotograferende museummedewerker. Een zeer vriendelijke suppoost heeft alle tijd van de wereld en probeert op te zoeken wat de kosten van het gebouw indertijd waren. Lastig met uit alle hoeken stromende subsidies. Hij komt op ruim een miljoen. Guldens. Hij praat ons bij en doet ons uitgebreid uitgeleide.

Grootst gemene deler van de kunstenaars is kwantiteit en elektronica. We zien een modernekunsttrend. Maak veel van een eenvoudig product. Gebruik Engelse titels. Kroese toont vijf grote beschilderde kamerplantenfoto’s met blauwe (bodemloos blauw dixit de folder) stippen; Covid_Blue. Lotz filmde een paar honderd zwijgend in de camera kijkende mensen; Are You Now. Liedtke filmde spreeuwengroepen en tekende losse spreeuwen op geschept papier; Murmurations. Schenk fotografeerde buren en plakt de 150 pics op een muur.

Bij Liedtke en Kroese herkennen we een maatschappelijke inbedding. Vogelvriend Liedtke kraakt zelfs een harde noot. Het artistieke handwerk van Lotz en Schenk beperkt zich tot apparaatbediening: op de ontspanner drukken. Goede hardware levert de gewenste scherptediepte. Liedtke gaat verder en verwerkt gefilmde spreeuwen in artistiek tekenwerk en is daarmee in deze groep, by far, de overblijvende beeldend kunstenaar.

Reitemakersrijge 16

Snel door naar een shot beeldende kunst van Dik Breunis, een senior die kortgeleden tot de Ploeg toetrad. Blikvanger is Kim Yung Un. De megalomane dictator, die zijn land kort en klein en slank houdt als hedendaagse triathlontrainers hun pupillen, is statig , bollig en buikig in hout vormgegeven. We zien Bolke-de-Beer-proporties terwijl Breunis de anekdotiek juist wil vermijden. In Breunis’ atelier wordt gewerkt aan een sober uitgevoerde kerk op een terp. Associaties met einde-der-tijden verhalen komen op, waarbij de laatste overlevers natuurlijk onverschrokken goddeloze vrije Friezen op een terp zijn. Breunis gaat de Ploeg versterken.

Rondwandelend in het atelier van Harriët Geertjes zien we veel portretten en bomen in herfsttooi, door manen uitgelicht als lingerie-etalages in kersttijd. Waar je ook kijkt: portretten. Meest vrouwen, veel met geloken ogen of devoot naar elders kijkend. Brave of lieve libido killing vrouwen die hier gerust met het vreselijke woord dames mogen worden aangeduid, maar, denk ik hoopvol, schijn kan bedriegen, daar hebben we Paul Verhoevens Benedetta niet voor nodig: een op het oog vrome vrouw die aan een vriendin en een, in een bijbel verstopte, houten fallus nog niet genoeg had. Voor kunstliefhebbers is op het verkeerde been worden gezet een conditio sine qua non. We zien Hedy d’Ancona, maar zij is hier, dixit de schilder, iemand anders. Dan een treffend zelfportret van Geertjes die bewijst dat schoonheid vergankelijk is zonder dat het lelijkheid wordt: een stoere vrouw met een begeesterde, fronsende, ongepolijste, geconcentreerde blik.

In Thesinge vertonen drie oudere jongeren, Reinier van den Berg, Marten van Holten en Huib van der Stelt onder de naam NOORDGANGERS in expoboerderij B4 hun kunsten. Mooie kunsten. Van Holten verbaast de kijker omdat hij zowaar minimalistische beeldelementjes toevoegt aan de lange en brede waddenvlakten waaraan hij verslaafd leek. Een miniem kerkje met een rood dakje bijvoorbeeld, waarschijnlijk de steeds kleinere rollen vervullende religies symboliserend. Huib van der Stelt lijkt geobsedeerd door het landschap dat bij vlagen zinderende vergezichten toont als symbool van de opwarmende aarde. De opgetaste stropakjes vliegen net niet in de fik. Reinier van den Berg biedt variatie met in hectische kleuren beschilderde en secuur gezaagde supermultiplexen panelen.

De mannen presenteren een mooi vormgegeven folder met jongehondenpraat als ‘aan de kaak stellen, dat het nou eens anders moet, dynamischer, kunst als belevenis, initiëren, bruisen op het land, eigenzinnige kunstenaars, buiten het ‘gewone’. De lezer wordt al wat warm. Maar dan… De woorden lijken te contrasteren met de brave terminologie als ‘schoonheid van het landschap, hoe mooi de natuur is, landschappen in expressionistische stijl.’ Je vraagt je af wat er gebeurt als ze eens gedurende een jaar alle landschappelijke elementen (en mensen en dieren) elimineren. Maar toch: wat een mooie expositie in een chipwood kathedraal die als geen andere de wauwfactor verdient. De Noordgangers slaan een zijpad van de Ploeg in. Zouden dit nieuwe wegen kunnen zijn? Wie weet naar welke horizon.

Reitemakersrijge 15

Van de Reitemakersrijge naar de Martinikerk is een hanenstap. Maar nog even langs het Forum. Doet mee aan een contest voor beste bibliotheken ter wereld. Het Forum zit bij de laatste vijf. Een schitterend gebouw, uit welke hoek je er ook naar kijkt. Maar toch. Er is iets. Mijn stelling is dat met platen beplakte gevels geen stand houden. Ze komen een keer naar beneden. Hier is het niet anders; ik zie dat van een hoge plaat een brok mist. Naar beneden geflikkerd als reputatieschilfers van VVD-ministers. Groningen wentelt zich in cultuur als een tot prinses gemaakte in koninklijke toelages. Vanaf Reitemakersrijge is alles bewandelbaar. Het weekend zit propvol kunst.

Dat een twaalfkoppige zanggroep (met drie Ashby-zusjes) het best zonder dirigent kan bewijst Stile Antico in de Martinikerk op 17 oktober 2021. Onderdeel van het Schnitgerfestival. Alles is goed, alles klopt en dat is voor Groningen een mirakel. Toporgelmuziek door Jürgen Essl afwisselend met geweldige meerstemmigheid van 12 zangers. Superstemmen. Waar heb je begeleiding, of een dirigent voor nodig als je zo zingt. Mooier dan dit kan haast niet. Religieuze muziek. Minimale rebusteksten, soms zelfs bestaat een lied uit maar enkele bezwerende woorden uit de tijd maar net voorbij de periode dat religies even belangrijk waren als heksenverbranding, lijfstraffen en builenpest. Champions League zang, af en toe raak vergezeld van hedendaagse geluiden van buiten, uit de hoek van de bij vlagen gure Vindicatreuk.

Twee dagen eerder was een Schnitgerfestivalavond met, ondanks de veelbelovende naamgeving, slechts één Schnitgerorgel-bijdrage. Tja, zo kan het ook. In de A-kerk op vrijdagavond. Puike muziek o.l.v. maestro Havinga, maar de organisatie haperde als een aan drukval of vocht lijdend orgel. De kachel stond op 10. Bij de entree werd zoveel papier uitgereikt dat het publiek bleef ritselen en bladeren. Twee solisten hadden het lastig met vijf blazers. En met het publiek. Beide zangers stonden dan ook tegenover elkaar en niet naar de luisteraars gericht. Microfoonloze tussendoorse aankondiging. Onhandig gepruts en gefriemel aan oorapparaatjes tot gevolg. Pauzethee vanaf één plaats uit retrokannen.

Èn de Martinikerk èn de A-kerk èn het stichtingsbestuur zouden er goed aan doen flink te investeren in beamers met daarop de teksten geprojecteerd, zodat compulsief-obsessieve leesclubmeelezers die niet genoeg aan de muziek hebben hun leesuurtje met opgeheven hoofd & knispervrij kunnen vervolgen. Het mag dan oude muziek zijn, de uitvoering en organisatie schreeuwen om een hedendaagse setting. En een flesje bier of glaasje jus of wijn in de pauze. Lekkerder, eenvoudiger en voor de penningenmeester interessanter.