Udo Jürgens bezingt het lot van de oudere jongere gloedvol in ‘Mit 66 Jahren’. Hij overtreft met verve het nerveuze Route 66 van de The Rolling-snuivers-Stones. Op je 66e verjaardag een theepot krijgen en een fles alcoholvrije wijn met een jeugdfoto in plaats van jenever of een neushaartrimmer is natuurlijk al een godsgeschenk. Vervolgens als eerste door twee Tinekes en de mannenkledingwinkel gefeliciteerd worden, heerlijk attent. Maar het mooiste present, op een vergesprek over boulderen met zoon II en een artikel over orgels in Noord-Nederland van zoon I na, was toen ik de krant opensloeg en zag dat er een roman is geschreven over het meest verguisde en onbegrepen dier in Nederland: de duif¹. 
Zowel nature als nurture boosteren mijn neiging het altijd voor de underdog op te nemen. [En de immer bovendrijvende upperdogs Carola, Alexandra, Sigrid, Agnes, Fleur, Esther, Sylvana]. Kristusziele, waarom bestaan er geen doortastende PvdA-vrouwen op topposities?
Heerlijk gevoel. Ja, ik beken, ik ken de man – en inmiddels vrij goed -, die stiekem de stadsduiven voert. Hij slentert in een sleetse ouwemannenjas door de stad. Op de plek waar je een grijze groezelige pet met vettige randen zou verwachten, steekt een brutaal volle springerige kuif alle kanten op. Zijn nek is omzwachteld met de mooist denkbare sjaal ter wereld: wijd vallend, gehaakt, met kleurige blokjes uit de beste schilderwerken van Gerhard Richter uit de periode dat hij nog dacht dat geometrie gelijk stond aan Duitse landschappen.
De man, hobby: wandelen en wereldraadselen oplossen, is eigenzinnig en eigenwijs als een Moslim met druk op de borst die ja zegt tegen een varkenshart of een minister die de eed [dat ferklearje en ûnthjit ik] in het Fries aflegt. Hij neuriet ‘Jesu meine Freude’, FC Emmens clublied ‘Het is stil daar aan de overkant’ of fluit constant een iets te snelle versie van ‘Aus Liebe will mein Heiland sterben’. Hij onderdrukt <met moeite> de lust om in de lucht te dirigeren. Strooit af en toe
een handjevol duifvoer rond. Daarna kijkt hij schielijk achterom. ‘Goddomme, duiven voeren is verboden,’ hoor ik schuimbekkende duifhaters gnuivend smiespelen. Fluiten en neuriën wordt prevelen: ‘Duifje, duifje’. Ogen twinkelen. Zielsvol geluksgevoel stroomt bij het zien van door elkaar kroelende gevleugelde vrienden. 
¹’Dorus de doffer’ van Rense Sinkgraven


Vanaf de Reitemakersrijge is er veel te zien. Kleuren trekken aan mij als idée fixes aan praattafeleconomen die de weg kwijt zijn en vaccinatiemijding aan pluimvee-industriëlen. Elke morgen kijk ik of hij er staat, de gele reiziger aan de overkant van de A. Tegenover ons een glazen huis. Block House staat er in het groen. Geen Blokhuis, Blokkendoos of
Blokhoes. Een ingenieuze onbegrijpelijke pijl wil naar het voormalige kolossale KPN-gebouw naast ons wijzen, maar weet niet hoe. Een appartementencomplex met 200 vierkante krokodillentandjes als brievenbussen. Veelal bestemd voor studenten van ver buiten Nederland. Het is een groot gebouw met aan de Reitemakersrijge en de Schuitemakersstraat een doorgang naar een binnenplaats. Op de binnenplaats een goudkleurige blokkendoos boordevol met wooneenheden als een uitvergroot schoenendozenmagazijn uit het duurdere segment.
Vanaf onze binnentuin gezien, zie je vier verdiepingen met nieuwe kozijnen in de 60 cm dikke muren. Soms klinkt muziek, zowel alledaagse, jeuzelende, naargeestige 3FM-muziek met als dieptepunt infantiele raps, als indringend uitheemse, meer onbekende, gemaakt op snaarinstrumenten die vanwege de van geitendarmen gemaakte snaren bij de Partij van de Dieren op de zwarte lijst staan. Een enkele Blockhouser houdt de ramen dag-en-nacht wijd open alsof de verwarming op hol is geslagen.
Bij de koop van ons huis aan de Reitemakersrijge heb ik extra veel belangstelling voor de isolatie van het huis. De bezonning, ligging, kleuren, indeling, vraagprijs, staat van onderhoud laat ik graag aan vrouw I over, maar de muurisolatie is mijn focus. We zijn niet bang voor straat- of burengeluiden, we vinden het prima af en toe leven naast ons te horen. Nee, het tegenovergestelde speelt een rol: bij vlagen ben ik een enthousiast (project)koorzanger en ik wil de buren geen overlast bezorgen. Mijn muzikale smaak is niet breed. Naast liedjes van Ede Staal, Joop Visser, Meindert Talma, Willem Wilmink en passiemuziek heeft kerstmuziek mijn voorkeur. En mijn muzikaal vermogen is niet bijzonder groot, ik moet het, net als mijn fietstempo op peil houden, vrouwen doorgronden, geduld oefenen, het bedrijf ASML volgen, Spaans en Gronings studeren, hebben van dagelijkse observaties omzetten in studiedoelen. Vanaf half september tot begin december studeer ik dagelijks op ruim twintig carols, traditionals en vierstemmige decemberevergreens. Sommige stukken, bijna alle gearrangeerd door Etty van der Mei, zijn taai. De verrekt moeilijke inzet van ‘For unto us a child is born’, het straffe ritme van ‘The royal line’, het voor mij nog wat onbekende ‘O du Fröhliche’, het heerlijk uitbundige fortissimo van ‘Gloria’ in ‘Born is the light’ en de mars ‘Transeamus’. Voor een hard-core atheïst zijn bij dit repertoire de teksten van minder belang. Kippenvel en ondersteuning krijg ik van maandelijkse repetities met het Grootkoor dat met 70 sopranen, 60 alten, twaalf bassen en elf tenoren een interessante bezetting heeft. Geluksgevoel verwarmt me [grote woorden voor een Fries, maar ik houd me nog in]. Groningen is nieuw voor me en ik maak graag kennis met sopranen Bertha uit Onderdendam, Moniek uit Haren, Anneke uit Beilen, en Hans, Gait (Gerrit), Sietske en Geeske uit Groningen. Beide laatsten doen vanwege hun specifieke
stemkwaliteiten mee met de tenoren. Heerlijk die stemvastheid waarop ik graag leun als een wankele CDA’er op koersvaste Hugo. Bij de sopranen doet een ‘Senior Voice’-winnares mee. Ik onderdruk een vloek als ik hoor dat het concert in de Martinikerk niet doorgaat. Maar ik begrijp het, net als ik gelaten alle coronamaatregelen begrijp en accepteer. Nog harder vloek ik als ik hoor dat het optreden in het Concertgebouw wordt afgelast. Maar ook hiervoor heb ik, anders dan toen ik de inmiddels beroemde foto van een rokende Carola Schouten zag, begrip. Nu richt ik mijn hoop op een koorconcert in weer het Amsterdamse Concertgebouw op 23 oktober 2022. Met als gastzangers Tania Kross en Henk Poort. 

We hebben een huisarts, een favoriet eethuisje, een bieb, parkeerplaats, filmhuis, een tandarts, een fietsenmaker, een installateur, schilder, aannemer, pedicure, een organist en sportschooljongens onder wie een masseur. En een foute [want nog steeds schaamteloos kankerverwekkende producten verkopende] supermarkt. Genoeg zorg dus. Een paar dingen vallen op. De boosterprikrij is aan de lange kant. De griepprikrij was korter. Waarom lukt het gisse huisartsen in Oss en Helden-Panningen wel op grote schaal boosterprikken te gaan zetten en die in Groningen niet? Iedereen zag toch aankomen dat wat boosteraccelleratie handig zou zijn. Te druk? Mocht het al dan? Het is een verschil in denken. Of je probeert vooraf je kaartenbak zo gezond mogelijk te houden, of je reageert achteraf op regelgeving.
ijna een half jaar Groningen een gevoel van tevredenheid. Of kerst daar iets mee te maken heeft? Corona dan? Terwijl we mijmerend rondscharrelen in het onvolprezen A-Kwartier werken gemeentemannen, bijgestaan door een stadsarcheoloog, aan een nieuw bankje aan het grasperkje naast het A-bordes. En niemand die protesteert! Dat toont de vrije geest van de binnenstadsbewoner. 
Aan Gedempte Zuiderdiep 132 is, wie weet, het kleinste museum ter wereld gevestigd. Het Pitcairn Museum, open 24/7, gratis. Vier keer per jaar een nieuwe expositie. Geen Mystery-Spot, geen Ames-kamer: meer een vitrine, een kijkdoos. Blijf ervoor staan en verwonder je. Een museumzaal met een
oppervlakte van 60 x 40 ongeveer. Centimeters. Na lang kijken zie je
referentiepunten die je op weg helpen: de hoogte van het bankje, de plinten, de houtnerven in de vloer. Suderdaip 132 heet ook wel het glazen torentje. Vijf woonlagen, de bovenste een unieke B & B, zijn gevat in een stalen constructie waarvan een groot deel zichtbaar is. Een bijzonder gebouw.
Aan de Reitemakersrijge staan geen auto’s geparkeerd. Wel is er een ondergrondse commerciële parking. Daarover zo meteen meer. Wat is het parkeerbeleid? Groningen doet als een Agrarisch Onderwijs Centrum: het ontmoedigt de studenten om met de New Holland, Fendt of John Deere (of opa’s Mc Cormick met hef, grondbakje en aftakas) naar school te komen maar biedt hun wel het naast de school gelegen sporterrein als parkeerplaats aan.
Buiten de diepenring kan zelfs ook nog een bezoekersvergunning worden aangevraagd. Wil je het karretje per se onder dak stallen, dan is er de buurtstalling: per dag € 2,40. De hele dag in een parking voor de prijs van één ijsbolletje. Voor beide is een wachtlijst van circa drie maanden. Gun je je kar gedurende de wachtperiode een roestvrij onderkomen, sommige autojongens verwennen hun vierwieler als een vrouw haar schoenencollectie, dan kan je terecht in een particuliere ondergrondse parking. Kosten € 5,- per dag. Voor de moeilijke beslisser is er nog een vierde mogelijkheid: een particuliere openluchtstalling: zo’n € 3,20 per dag. Kan je wel naast het museum staan.
Op de diploma-uitreiking van de Koninklijke Academie Beeldende Kunsten in den Haag zien we slechts 2% kwastvaardigen. Wel veel concepten, installaties en fotografie.
De Reitemakersrijge wordt opnieuw bestraat. Een lekker gevoel, een beetje alsof het doorgezakte matras wordt vervangen. De vale oude gele klinkers worden quasi liefdevol met ongevoelige blikkerende metalen tanden van een 100% elektrische gele KnikMops 180 van Avitec Infra & Milieu opgelicht, met een brute touch, maar met beleid geschud als een goudzoeker die zandkorrels zeeft, en in een Gjaltema container gedumpt met het geluid van tien drummers die les krijgen in een betonnen ruimte met slechte akoestiek. Met een gelijkmatige piep rijdt de KnikMops achteruit en herhaalt het kunstje. Er zit ritme in. Een trage maat. Opgenomen en versneld afgespeeld zou het de beat van Afro-Cuban jazz kunnen zijn met Coltrane invloeden uit de tijd dat Coltrane nog aan de oostkust musiceerde.
Een ploeg mannen werkt gestaag door. Glundere koppen. Vriendelijke praats. Waar zijn de vrouwen nu, hè? Hè? De baan wordt uitgevlakt, een enkele draad gespannen en dan volgt het vlijen van nieuwe gele steentjes. Als een Drentse ollebollekeschrijver die woorden en zinnen weegt, meet en past, worden de nieuwe paden gemaakt. Verderop worden de groffe straatklinkers opnieuw gelegd, niet vlak maar met een lichte bolling, bijna perfect
als de buik van een vijfenzestigjarige racefietser die een beginnend buikje aanspant, en profil voor de spiegel in de badkamer staand net voor de binnenkomst van vrouw I: pure kunst.
Grootst gemene deler van de kunstenaars is kwantiteit en elektronica. We zien een modernekunsttrend. Maak veel van een eenvoudig product. Gebruik Engelse titels. Kroese toont vijf grote beschilderde kamerplantenfoto’s met blauwe (bodemloos blauw dixit de folder) stippen; Covid_Blue.
Lotz filmde een paar honderd zwijgend in de camera kijkende mensen; Are You Now. Liedtke filmde spreeuwengroepen en tekende losse spreeuwen op geschept papier; Murmurations.
Schenk fotografeerde buren en plakt de 150 pics op een muur. 

Snel door naar een shot beeldende kunst van Dik Breunis, een senior die kortgeleden tot de Ploeg toetrad. Blikvanger is Kim Yung Un. De megalomane dictator, die zijn land kort en klein en slank houdt als hedendaagse triathlontrainers hun pupillen, is statig , bollig en buikig in hout vormgegeven. We zien Bolke-de-Beer-proporties terwijl Breunis de anekdotiek juist wil vermijden. In Breunis’ atelier wordt gewerkt aan een sober uitgevoerde kerk op een terp. Associaties met einde-der-tijden verhalen komen op, waarbij de laatste overlevers natuurlijk onverschrokken goddeloze vrije Friezen op een terp zijn. Breunis gaat de Ploeg versterken.
We zien Hedy d’Ancona, maar zij is hier, dixit de schilder, iemand anders. Dan een treffend zelfportret van Geertjes die bewijst dat schoonheid vergankelijk is zonder dat het lelijkheid wordt: een stoere vrouw met een begeesterde, fronsende, ongepolijste, geconcentreerde blik. 
Huib van der Stelt lijkt geobsedeerd door het landschap dat bij vlagen zinderende vergezichten toont als symbool van de opwarmende aarde. De opgetaste stropakjes vliegen net niet in de fik. Reinier van den Berg biedt variatie met in hectische kleuren beschilderde en secuur gezaagde supermultiplexen panelen.
Dat een twaalfkoppige zanggroep (met drie Ashby-zusjes) het best zonder dirigent kan bewijst Stile Antico in de Martinikerk op 17 oktober 2021. Onderdeel van het Schnitgerfestival. Alles is goed, alles klopt en dat is voor Groningen een mirakel. Toporgelmuziek door Jürgen Essl afwisselend met geweldige meerstemmigheid van 12 zangers. Superstemmen. Waar heb je begeleiding, of een dirigent voor nodig als je zo zingt. Mooier dan dit kan haast niet. Religieuze muziek. Minimale rebusteksten, soms zelfs bestaat een lied uit maar enkele bezwerende woorden uit de tijd maar net voorbij de periode dat religies even belangrijk waren als heksenverbranding, lijfstraffen en builenpest. Champions League zang, af en toe raak vergezeld van hedendaagse geluiden van buiten, uit de hoek van de bij vlagen gure Vindicatreuk.
Schnitgerorgel-bijdrage. Tja, zo kan het ook. In de A-kerk op vrijdagavond. Puike muziek o.l.v. maestro Havinga, maar de organisatie haperde als een aan drukval of vocht lijdend orgel. De kachel stond op 10. Bij de entree werd zoveel papier uitgereikt dat het publiek bleef ritselen en bladeren. Twee solisten hadden het lastig met vijf blazers. En met het publiek. Beide zangers stonden dan ook tegenover elkaar en niet naar de luisteraars gericht. Microfoonloze tussendoorse aankondiging. Onhandig gepruts en gefriemel aan oorapparaatjes tot gevolg. Pauzethee vanaf één plaats uit retrokannen.