Duiven, tillen, Unesco en Tinos (deel II)

Als we naar de geschiedenis kijken is het des te bevreemdender dat Groningen zich als duiveninquisiteur opstelt, niet zoals onze oosterburen het tussen ’40 – ’45 deden vanwege de koeriersvaardigheden van de postduiven, nee enkel vanuit vermeende esthetische overwegingen. Groningen kent namelijk een flinke hoeveelheid superfraaie duiventillen. Vergeleken met Friesland (acht), Drenthe (vijf) telt de provincie Groningen maar liefst dertien, volgens het standaardwerk Nederlandse Duiventillen van Giezen-Nieuwenhuys en Wilmer². Ze zijn onder te verdelen in zeven duiventillen, drie duiventorens en drie poortgebouwen met duivenslag, heel vaak op het terrein van grote boerderijen en borgen. Heel speciaal zijn de poortgebouwen met een duivenslag, waarvan de fraaiste staat op borg Verhildersum te Leens. De grootste duiventillendichtheid is de provincie Utrecht, met als kern Amersfoort.

In de Nederlandse literatuur komt de duif, de duiventil en -toren er redelijk goed af. In ‘Op hoge Poten’ van Rody Chamuleau³ lezen we bijdragen van Achterberg (‘Sotternie’, een absurdistisch vers over een wandelende til), H. P. de Boer (over een date in een duiventil die bijna op een executie uitloopt), Chamuleau, Dendermonde, Heeresma, Meulenlamp en Seurel en verwijzingen naar bijvoorbeeld Rascha Peper. Chamuleaus boekje staat vol met de mooiste zwart/wit prenten van tillen en torens.

Chamuleau beschrijft het ‘recht van duivenslag’ dat net als het jachtrecht deel uitmaakte van de privileges van kerken en grootgrondbezitters. Daarmee is de link met Groningen natuurlijk weer snel gelegd. Naast fijne tradities heeft Groningen ook onwaarschijnlijke, geschiedenissen waar iets op af te dingen is. Fiets over het Groningse platteland en bewonder de borgen en grote boerderijen en denk eens na over de bijzondere, asociale verhoudingen tussen werkgever en werknemer. Frank Westerman beschrijft in zijn onnavolgbare ‘De graanrepubliek’, voor de enkeling ook in het Gronings te lezen (‘Groanrepubliek’), dat boeren soms meer financiële steun per hectare braakliggend land vingen dan het jaarsalaris van een knecht. Of, nu u toch aan het lezen bent: Lieuwe Jongsma’s ‘Het slavernijveleden van Groningen’ over de woekerwinsten die door Groninger handelaren werd gemaakt bij het in- en verkopen van tot slaaf gemaakten. Dat de provincie van woekerwinsten aan elkaar hangt moge overdreven klinken, maar het benadert de waar- en werkelijkheid.

Terug naar de tillen: ooit, in de tijd dat dieselen en vliegen nog heel gewoon was, reisden we naar het Griekse eiland Tinos, waar het vergeven is van duifhuisjes, -huizen, -torens en -tillen: vaak vierkante stenen bouwsels met net onder de platte daken de invliegopeningen. Schattingen wijzen op 1.300 stuks.

Arcadia Leeuwarden t/m 24 augustus

Waar Leeuwarden groot in is: de ‘mienskip’ samenbrengen in een groots opgezet spektakel. Na het lopende bos (Bosk) drie jaar geleden en Leeuwarden Culturele Hoofdstad in 2018, nu Arcadia, met ‘Bouwurk’ op het plein voor de Oldehove. Een open staketsel van balken dat een festivalruimte van heb ik jou daar biedt. Met er vlak naast de scheve toren, samen vormen ze het Arcadia, ‘Paradys’. Elke provincie(hoofd)stad heeft zijn attractie: Groningen koopt voor een grof vermogen massaal muziek en theater in bij Noorderzon en ESNS, Emmen propageert de tweewieler met de Gouden Pijl en Assen koestert naast de TT een lege museumvitrine omdat ze een Roemeense gouden carnavalsmuts vergaten achter slot en grendel te doen.

Leeuwarden legt de lat hoger dan consumptievermaak aanbieden. Wat Leeuwarden onderscheidt is een actieve toepassing van ‘de mienskip’, de regionale maatschappij, de inwoners en allerlei mogelijke verenigingen. Bouwurk doet denken aan een religieloze kerk, een kathedraal, een centrum van activiteit, artisticiteit en creativiteit. Het werd gebouwd door regionale en internationale partners, met dagelijks gratis drempelvrije evenementen, zoals: brood stoven, touw draaien, samen eten en zuurkool maken, muziek, open podium, silent disco, maak- en dwaansessies, te veel om op te noemen.

Het evenement duurt 100 dagen en strekt zich uit tot ver buiten het plein. Er loopt een drie km lange kunstroute door de stad en er zijn drie locaties buiten Leeuwarden, in Beetsterzwaag, Mirns en op Vlieland.

Ons lokt de Prinsentún aan het water. Talloze recreatievaartuigjes liggen in het hart van de stad klaar om tegen € 2,- per meter bekeken te mogen worden. We bezoeken Pier Pander tempel, waar Saskia Noor met Liminal Spaces een stilte-ervaring uitlokt. Wat latjes uit de Praxis en lampen lichten de kale witte beelden uit. Paar  gekleurde glasplaten erbij en dan is het na kennismaking met een vrijwilligende poortwachter toegankelijk voor slechts één bezoeker per rondleiding, die door de stilte gegrepen moet worden. Het historische tempeltje is meer dan de moeite waard en Noor doet d’r best er met stilte iets aan toe te voegen. Met een koperen staaf mag de bezoeker een tik tegen een vaas geven om de stilte te verbreken. That’s it.

IN MEMORIAM Esdert Geessienus AB

Mij bereikt het overlijdensbericht van Esdert AB en dit droeve bericht doet oude tijden herleven. In de serie directeuren die ik in het voortgezet onderwijs in Emmen e.o. meemaakte (Weerman, Van de Kamp, Braam, De Boer, Post, Folkerts, Hoogeveen) was AB de kampioen. Hij slaagde erin twee MAVO-scholen zonder ongelukken te laten fuseren, combineerde twee uiterste functies, directeur en actief vakbondsman, zonder dat iemand er moeite mee had,  was in het politieke landschap van onrustige wethouders een stabiele factor en teamplayer pur sang, had zowel een perfecte helicopter view als oog voor details en hij bood nieuw en jong personeel de kans voor hun 25e sectievoorzitter te worden en zo een vinger in de pap bij heikele sollicitaties.

Schitterende verhalen komen bij mij boven. Over hoe hij overambitieuze wethouders kon manipuleren, over stugge onderhandelingen met collega-directeuren die een visie ontwikkelen maar lastig vonden, over eindeloze bezoeken van inspecteurs die je in die tijd nog met een sigaar en een kop koffie op hun plaats en ver weg van brekebeendocenten kon houden, over congressen die actieve docenten/vakbondsbestuurders konden organiseren onder werktijd en over personeelsfeestjes die uit de hand liepen omdat het personeel voor de eerste keer zelf de biertap mocht bedienen en drinkebroers in kruiwagens naar de buitendorpen vervoerde. En collega’s die de kantjes eraf liepen mochten maandelijks aanschuiven voor een functioneringsgesprek. En dan zijn hardloopresultaten, die mochten er zijn hoor. Natuurlijk liet ik ‘m wel eens winnen op een koude zaterdagmorgen in Emmercompascuum. En wilde je de pauze eens flink laten uitlopen dan begon je gewoon een minuut voordat de bel ging over bergwandelingen en winterkamperen en hellingpercentages die je met sneeuwkettingen kon bedwingen.

Interessante discussie herinner ik me: onderwijsminister Jo Ritzen kwam onze school bezoeken en ik stelde voor de minister de ongelijke taakbelasting tussen docenten met keuzevakken en halve klasjes (Frans, geschiedenis, scheikunde, biologie, enz.) en de harde werkers met altijd (over)volle klassen (Nederlands, Engels, maatschappijleer, enz.) onder de loep te laten nemen. En hoe hij docenten/schoolkrantmedewerkers de ruimte liet om – soms onder pseudoniem – ongewenste ontwikkelingen te noteren en dientengevolge op te laten schudden. En wat had hij er de schurft over in dat hij in gevoelige sollicitatieprocedures mee moest doen met lastige assessments, waaruit hij altijd, by far, als de meeste geschikte directiekandidaat boven kwam drijven.

Toen twee MAVO’s (Allee en Baander) gingen fuseren kwam het aan op handig, strategisch en diplomatiek manoeuvreren. De harde werkers van Allee die uitsluitend meer dan excellente examenresultaten produceerden werden samengevoegd met de praatjesmakerskolonie van de Baander die halve lessen verdeden aan koffiedrinken en roken en geregeld in de rode zone zaten.

En altijd op de achtergrond zijn vrouw Elly die naast operetteactiviste haar man steunde en op het goede spoor hield, al dan niet met een fijn saunabezoek in Oosterhesselen na afloop van slopende personeelsvergaderingen. Heel soms nam Esdert zoon en dochter mee, bij een speciale gelegenheid zag ik -verlegen tweeëntwintigjarige – een prachtmeid met blonde gouden lokken in d’r vaders kielzog meekomen: prachttijden. Beste Elly en familie: ik wens jullie mooie herinneringen aan Esdert!

Trouwe lezer T, ChatGPT en Klaastaal

Mijn schrijfsels inspireren anderen, merk ik. Trouwe lezer T vertaalde met hulp van ChatGPT onlangs mijn gedicht Atsje in het Nederlands. Leuk hoor, maar bij een key word ging de AI-tool de mist in. Het woord ‘ôflukke’ werd ‘afleiden’ i.p.v. ‘aftrekken’. Trouwe lezer T gaat door en vraagt ChatGPT een column over Groningen in de stijl van Klaastaal te schrijven. Dat leverde ‘Stad van wieren en wierook’ op. Mijn reactie: Ik mis een wat verder gaande originaliteit, wat absurde vergelijkingen, maar verders: een zeven hoor! Trouwe lezer T liet een nieuwe versie schrijven met mijn gevraagde aanscherping en gelijk erbij een Friese vertaling. Een acht, is mijn beoordeling.

Groningen, waar de wind tegen je praat

Eeh, het is misschien vreemd om te zeggen, maar Groningen is een beetje als een oude oom die je vroeger uit het oog verloor, maar die ineens opduikt in een versleten ribfluwelen colbert en dan zegt: “Zeg jong, ik heb nog een harmonium op zolder, wil je ‘m?”

Zo voelt het. Vertrouwd en toch licht ongemakkelijk. Een stad die je niet meteen omarmt, maar je wel een glas warme melk aanbiedt als je langskomt.

Ik was er weer, laatst. Fietsend over de Oosterhavenkade, met tegenwind die niet zomaar een natuurverschijnsel is, maar een karakter uit een boek van Belcampo. Die wind heeft een mening, en die laat hij voelen. Niet hard, niet bot, maar passief-agressief, zoals een ober die je al voor de vierde keer subtiel vraagt of je al een keuze hebt gemaakt terwijl jij nog steeds twijfelt tussen de boerenkoolpizza en de vegan rendang.

Eeh, en dan die Martinitoren. Hoog, strak, nuchter. Alsof iemand een ouderwetse grijze faxmachine rechtop op een kerkplein heeft gezet en heeft gezegd: “Hier, dit is heilig.” En dat ís het ook. Je kijkt omhoog en hoort geen engelengezang, maar wel het zachte geluid van een oude vrouw die een zak spekjes opent in de stilte van het schip.

Wat ik zo mooi vind aan Groningen – ja, ik ga even sentimenteel doen – is dat het zichzelf niet opdringt. Het staat daar gewoon. Zonder excuses. Alsof het wil zeggen: “Je mag hier wonen hoor, maar ik verander me niet omdat jij uit Amsterdam komt.” En terecht.

Op de Vismarkt kocht ik een haring bij een man die met z’n snor communiceerde. Die snor bewoog bij elke zin zoals een metronoom op cola. Hij sprak niet over vis, maar over de stilte van het wad, over de dans van de meeuw in tegenlicht. Ik knikte, ik verstond hem niet, maar ik voelde me begrepen.

En toen fietste ik weer verder. De lucht was blauw op een manier die alleen in het noorden bestaat: een blauw dat niet per se vrolijk is, maar wel eerlijk. Eeh, zoals een vader die zegt: “Ik ben niet boos, ik ben teleurgesteld.” Ook dat is liefde.

Dus ja, Groningen. Waar de straatstenen verhalen mompelen, waar zelfs de stoeptegels tegen de wind in liggen, en waar je nooit helemaal zeker weet of je nou in het heden, verleden of een tussenfase leeft die nergens in de tijdlijn hoort. Ik hou ervan. Tegen wil en dank. Zoals je ook van drop kunt houden die smaakt naar oude leren schoenen. Soms is dat precies wat je nodig hebt.

Deelauto, de praktijk, het reglement

Ons deelauto-initiatief CCP, Clio Coöperatie Pompplein, bestaat drie jaar. Er zijn drie leden: een gezin met twee en een met drie kinderen en een gepensioneerd stel. Clio is tien jaar en heeft 100.000 op de teller. De drie deelnemers gebruiken een digitale agenda waarin de gebruikswensen worden genoteerd. In maart staan zestien claims; in februari stonden er 24 en in januari 16. Vaak betreft het (relatief) korte ritten. Wij staan erin met negen wensen. En dan slaan we tripjes naar Nijmegen en Düsseldorf over, dan nemen we de trein.

Het is interessant te zien dat beide deelnemende gezinnen met drie en twee kinderen goed met Clio uit de voeten kunnen. Clio wordt gebruikt voor bezoekjes aan vrienden en familie, sportvelden, Ikea, musea, en de stort (Clio heeft een trekhaak).

De drie deelnemers houden zelf het benzinegebruik in de gaten, er wordt -grofweg- om en om getankt. Één deelnemer administreert en presenteert in december een digitaal opgeslagen verslag met de eindafrekening. Bewijzen van verzekering en wegenbelasting zijn ook voor alle drie deelnemers opgeslagen. We hebben een reglement (zie verderop) met daarin toe- en uittredingregels, waardebepaling, en andere praktische zaken.

Clio staat geparkeerd aan Praediniussingel, lekker dichtbij. We nemen kleine parkeerschrammen voor lief. Dit nadeel strepen we weg tegen het gebruiksgemak en de lage gebruikskosten. Vanwege een laag BMI is Clio goedkoop in de verzekering, wegenbelasting en benzinegebruik (ze rijdt ongeveer 1 op 20). De kosten zijn mede laag doordat we geen reserve opbouwen voor een evt. vervanging in de toekomst.

En, bevalt het? Zeker. Supergoed zelfs. Wij zijn veranderd van een veelgebruiker (20 jaar geleden hadden we een dieselauto, motor, retrotractor, zitmaaier, sportautootje) naar zuinige, kritische deelautomobilisten. In geval van nood hebben we hulpvaardige buren en familieleden die kunnen en willen bijstaan als ik lek rijd met mijn Giant TCR bijvoorbeeld. Deelnemer II meldt: “Op deze manier hebben we (bijna) altijd een auto beschikbaar zonder een auto te hebben. De kosten op deze manier zijn ook nog eens een stuk lager dan een auto huren of een deelauto via een platform zoals Greenwheels. Win-win dus.”

We zijn zeker van plan lang door te gaan met een deelauto. Zelf denk ik dat er gemakkelijk een vierde deelnemer bij zou kunnen. Op deze manier leveren we een bijdrage aan het verkleinen van de parkeerproblematiek in Groningens binnenstad.

REGLEMENT CCP; Clio Coöperatie Pomphuisplein (2022 – 2025)

  1. Geschiedenis. In september 2022 gaan twee gezinnen over tot autodelen. Eén gezin brengt een Renault Clio in. Die wordt getaxeerd en na betaling van de helft van de taxatiewaarde wordt gezin II mede-eigenaar. Na bijna anderhalf jaar treedt een derde deelnemer toe.
  2. Als bewoners van een provinciehoofdstad zijn CCP-deelnemers, allen met duurzaamheid hoog in het vaandel, zich steeds meer bewust van de noodzaak autogebruik tot een minimum te beperken en ernaar te streven minder blik op straat te hebben. Onderzoeken wijzen uit dat auto’s tot wel 95 % van de tijd stil staan en dat autodelen de toevloed van blik op straat een halt toeroept.
  3. Deelnemers gebruiken een groepsagenda waarin gewenst autogebruik wordt genoteerd. Ervaring leert dat het gewenste gebruik altijd mogelijk is. De gezinnen met kinderen hebben in schoolvakanties de eerste keus.
  4. Nadere communicatie over het autogebruik (parkeren, onderhoud, gewenst gebruik en andere bijzonderheden) vindt plaats via een groepsapp.
  5. In de auto ligt een boekje waarin het autogebruik wordt genoteerd: gereden kilometers, getankte benzine, data, enz. Jaarlijks wordt een kosten- en gebruiksoverzicht gemaakt waarna verrekening van onkosten volgt. Deelnemers proberen enigszins evenwicht te krijgen in tankgedrag zodat na afloop van het gebruiksjaar een milde verrekening kan plaatsvinden.
  6. CCP heeft een parkeervergunning voor de binnenstad van Groningen. In de praktijk biedt de Praediniussingel volop parkeerruimte.
  7. De vaste kosten (wegenbelasting, verzekering, parkeren) worden, direct na ontvangst van de nota’s, hoofdelijk omgeslagen. De variabele kosten (onderhoudsbeurten, benzine) worden, eens per jaar, verrekend op basis van gereden kilometers.
  8. Alle CCP’ers zorgen ervoor dat Clio op tijd gewassen wordt. Showroomexposure wordt niet geëist, redelijk schoon is de norm.
  9. Nieuwe leden van CCP kopen zich in door een evenredig deel van de taxatiewaarde te betalen aan de andere leden. Taxaties worden uitgevoerd door de Renaultgarage te Groningen. Bij toetreding van een nieuwe CCP’er wordt een administratief overzicht gemaakt en worden de kosten tot dan toe verrekend door de oude leden en ontstaat een nieuwe administratieperiode incl. de nieuwe toetreder.
  10. Verlaat een lid de CCP dan wordt dezelfde methode gebruikt als bij toetreding. De auto wordt getaxeerd en de blijvende leden betalen het uittredende lid haar/zijn deel. Voorkeur heeft echter dat er in de plaats van de uittreder een nieuw CCP-lid wordt gezocht. Het uittredende en nieuwe lid kunnen dan het CCP-lidmaatschap onderling verrekenen.
  11. Drie maanden na toetreden van een nieuw CCP-lid volgt een eerste evaluatie. Dan wordt ook bekeken of toetreding van meer coöperatieleden wenselijk wordt geacht.
  12. Eens per jaar, na afloop van het boekjaar, komen CCP-deelnemers bij elkaar ter bespreking van het wel en wee van de CCP.
  13. Schade wordt gemeld bij de CCP-deelnemers en bij de verzekeraar. Dekt de verzekering de schade niet, dan zijn de kosten voor rekening van de veroorzaker. Evt. terugval van de no-claimkorting komt voor rekening van alle CCP-deelnemers.
  14. Bij een onverhoopte totalloss-schade komen de CCP-leden bijeen en beslissen vervolgens over een passend vervolgtraject waarbij consensus het uitgangspunt is.
  15. Onvoorziene gevallen. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de CCP-jaarvergadering.

Basisschool Wenen minder preuts dan lesboek Gronings

Heb je ooit in het onderwijs gewerkt dan blijf je alles volgen wat over je oude vak gaat. Ik houd de Volkskrant bij, vrienden sturen wetenswaardigheden uit Trouw en NRC. Ook films over het onderwijs hebben mijn belangstelling; ik zag Dead Poets Society, Être et avoir, Les choristes, Druk, om maar een paar te noemen. En nu dus ‘Favoriten’.

Een basisschoolklas in Wenen-centrum wordt vier jaren gevolgd. Schitterend gefilmd. Een juf die door iedere docent als collega wordt gewenst en leerlingen met verschillende achtergronden. Juf Ilkay heeft Turkse roots en begrijpt haar leerlingen en hun ouders.

Alles wordt gefilmd: de doorsneeles, correctiemethoden, gym, klassenuitjes naar een moskee  met een sympa imam, en aan een dom met een drammerige pastoor die maar blijft zeggen dat de Stephans Dom van iedereen is. Bij een evaluatiegesprek blijkt dat de Mac iets meer imponeerde dan de kathedraal. Zwemmen waarbij het probleem van obese kinderen duidelijk wordt, ouderbezoekjes, toetsen (inclusief het teruggeven van de resultaten). Soms indringende ruzies (inclusief het bijleggen), hartverscheurende huilpartijen maar altijd weer de juf die begrijpt en vertrouwen biedt, structuur, variatie in lesinhouden en verantwoordelijkheid, betrokkenheid en deskundigheid toont. De lessen worden onderbroken door fantastische energie opwekkende wilde dansjes.

Met de islamitische achtergrond van juf en bijna alle leerlingen zit de kijker op het puntje van de stoel als er hete hangijzers voorbijkomen. Bijvoorbeeld bij de verschillende rollen van (dominante, Duits sprekende) vaders en (onderdanige, Turks blijven sprekende) moeders èn de biologieles. Op een levensgroot getekende man en vrouw worden lichaamsdelen geschreven. Ik moet denken aan mijn cursusboek Grunnegs ‘Zeg t mor’ waarin een identieke tekening wordt getoond, waarbij de schaamstreek enkel ‘geslachtsdailen’ vermeldt. Onze Weense juf spoort de leerlingen (basisschoolkids van zes t/m tien) aan de erbij passende woorden: ‘vagina’, ‘vulva’, ‘penis’, ‘ballen’ uit te spreken, erbij te schrijven en er, op ware grootte, bij te tekenen.

Mijn geslachtsdeelkennis van het Gronings beperkt zich tot ‘deus’ uit de uitdrukking ‘dij vraauw hef heur deus nait mit pissen versleten’. Even kijken wat de bejubelde K. ter Laan te bieden heeft: wel ‘lul’, maar bij ‘kut’ staat iets over ‘knikkeren’. Zou Van der Laan een man zijn? Geen ‘vagina’, ‘penis’ of ‘c(k)litoris’, wel ‘klit’ (=’klaar’), ‘klitse’ (vrouwspersoon die mannen naloopt; oorspronkelijk betekent ‘klitse’ ‘teef’). Nou ja, ik ga nog even door. ‘Masturberen, vingeren, aftrekken’: niets. Bij ‘òftrekn’ staat weliswaar ‘aftrekken’, maar in de betekenis: ‘zich laten fotograferen’. Nadenken dus, als je aangeschoten buurvrouw na een buurtbarbecue je in het steegje influistert, ‘schiere mirreg mienjong, zöl k joe nog eem òftrekken veur n aiwege herinneren?’ Hahaha. Aander moal meester Reinder mor s vroagen.

Beste Klaastaallezer,

Het is bijna 2025, dus tijd voor een terugblik en een nieuwjaarsgroet. Die laatste in het Gronings. Mijn toezegging, een fles champagne voor de beste vertaling, gaat waarschijnlijk naar Emmen, waarvandaan twee behoorlijke inzendingen kwamen. Instinker was het woord ‘liepen’ dat niet de verleden tijd van ‘lopen’ is maar ‘huilen’ betekent. En ja, de nare onverzoenlijke houding tegenover de duif is natuurlijk een metafoor voor de vluchteling die zijn heil in ons land komt zoeken.

FIETSEN Mijn jaardoel, 7300 kms, 20 per dag, heb ik ruim overschreden. Het werden ruim 8.200, 22 per dag. Oorzaak hiervoor is natuurlijk de ultrarit Groningen Maastricht en de eraan voorafgaande voorbereidingskilometers. Voor 2025 blijf ik weer het twintigkilometerdagdoel aanhouden.

KLAASTAAL Als ik de Google Stats goed lees kom ik op de volgende wetenswaardigheden: ik schreef sinds begin van KLAASTAAL 547 posts. In 2024 circa 100 posts met 11K weergaves en 5,1K actieve gebruikers die 1,34 leestijd investeren. Meest gelezen stuk is en blijft mijn open brief uit 2020 aan projectontwikkelaar Peter van Dijk in Emmen. Primo! Zoals ik zelf wel eens google op namen als Guoaitske Sjoerdsma die me ooit eens slapeloze pubernachten bezorgde, zo zijn er ook gasten die mij via mijn eigen platformpje traceren. Afgelopen jaar maar liefst drie met hernieuwde, fijne contacten in Meppel, Turnhout en Blauwestad, met dikke verhalen over mijn wildeharenjaren en bezoeken over en weer tot gevolg. Alle uit de beginperiode, resp. 1980, 1978 en (ongeveer)1985 van mijn docentschap.

ZINGEN Voor de zesde keer verbond ik me aan het Grootkoor. Een projectkoor dat gericht is op vijf keer repeteren, en daarna een grootschalig kerstconcert in muziektempels van naam: De Nieuwe Kolk in Assen, de Martinikerk in Groningen en het Concertgebouw in 020. Naast fietsen, lezen, schrijven geeft zingen me zeer veel voldoening.

ORGELmuziek. Natuurlijk moet ik wat glimlachen als Nan van Groeningen, naast Etty van der Mei dirigent van het Grootkoor, Martin Mans de beste organist in Nederland noemt. Hij is steengoed, ja, maar de beste? Mwaaah. Nog steeds groeit mijn belangstelling voor orgels en orgelmuziek. Het is niet voor niks dat ik Gert van Hoef engageerde voor ons (SCDZ) kerstconcert in Aalden.

GRONINGS In februari start mijn tweede cursus Gronings: Kurzes Konversoatsie met docent Reinder van der Molen. Naast mijn nieuwsgierigheid naar deze mooie streektaal schuilt mijn doel om mijn hersenen actief en dementie buiten de deur te houden. Mede dankzij mijn studiemaat uit Potjewol studeer ik. Mijn methode: ik lees simultaan een boek of drie, markeer de woorden die ik niet ken, sla die op in een Excel-bestandje en zoek de betekenis op in Van der Laan. En sja, dan krijg je dit dus:

                                                                                                                   MOI

Noa drij joar Stad binve groots

op Grunn, stad van vrijhaid, reuring.

Mor tougelieks vuilen wie ons

verbaalderd, toesterg, den vrijhaaid

is, in tied van blink en blister en

gedinken lutje potje oet Bethlehem,

kulkouk veur flonke doevm dij in

verdomhouk liepen, din zie kriegen

antikonsepsie hormoontjederij

oet stadhoes, zie binnen nait welkom

getuge schaarp stiekelhek maank

Metinitoren en biebeltaik: sikkom

welkom as slovve ol kraanten op

taandes schiethoes, of gif veur

dorpsgek. Olde Droakerk snokt,

schoeft gele schiere kop meroakels

aan zied; of nikkopt e? Tou, zeg t mor.

Op noar een vogelvrundelk nijjoar

2 0 2 5

Een dagje Amsterdam

Op naar Mokum. 020. We reizen met de NS. Ruim, relaxed, goedkoop en op tijd. We verbazen ons er zeer over dat kaartjes knippen passé blijkt. In Amsterdamse trams het tegenovergestelde: in het midden van de tram zit een gisse reisbegeleider, vaak met superieure nagellak, die nauwgezet het inchecken controleert en daarnaast alle reizigersvragen beantwoordt. Bezoekjes aan fotomuseum Foam, lekker door de stad slenteren, het Stedelijk badkuipMuseum, een bijna bedwelmend concert in het Concertgebouw, een terrasje daar en hier, buiten de deur ontbijten, interessante ontmoetingen: fijne ingrediënten voor twee daagjes 020. Dat niet elke binnenstads-Amsterdammer, meestal gehuld in keurige Zara- of Bijenkorfkleedjes, zich bekommert om straatvuil, is jammer.

In fotomuseum Foam zien we veel conceptuele, fotografie en oud materiaal van Paul Huf, o.a. het fameuze groepsportret van Cruijff, Swart, Keizer en Nuninga, wat koninklijkhuispics met opgepoetste prinsesjes en een varkentje in hun aandoenlijke periode en veel reclame- en tijdschriftenfotografie die nu antifeministisch zou heten. Tegelijk vraag je je bij elke foto af wat het artistieke gehalte is. Grote ogen bij de museumshopmedewerker als we vragen of we hier de biografie van Erwin Olaf kunnen bestellen.

In het Stedelijk Museum een grote expositie van Miriam Cahn ‘Reading Dust’. Aangrijpend los geschilderd werk met vrouwen in ongemakkelijke of gevaarlijke – aan mannen te wijten-  situaties. Een waarschuwing aan het begin van de Cahn-zalen is zeker gepast. Spooky, indringend, kwetsbaar, rauw, naakt, genadeloos, wreed,  emotioneel. Vaak eenvoudig geschilderd, met veel slachtoffers en enkele daders. Opvallend de gesluierde vrouwen in onalledaagse outfits. Vergeleken met de lange rijen voor het Rijks is het SM uitgestorven. In de tram terug overdenk ik hoe de Joodse kunstenares Moslima’s op het doek zet.

In het concertgebouwcafé Viotta staan de tafeltjes aaneengeregen, wat een dorps gevoel geeft; je weet alles van je buren, zo horen we links twee PwC-medewerkers schaterlachend vertellen over de pas ontdekte examenfraude bij Ernst & Young en rechts dat ‘loser’ Steijn naar Sparta verkast. In het Concertgebouw genieten we van de Canto Ostinato van Simeon ten Holt. Vier vleugels, bespeeld door Jeroen en Sandra van Veen, Sonja Lončar en Andy Pavlov. Anderhalf uur bijna bedwelmende, minimalistische, als een perpetuum zichzelf herhalend maar toch steeds net even andere muziek. Ik kende de Canto alleen op orgel van Toon Hagen en moest niets van een uitvoering op piano hebben. Maar vier vleugels komt echt in de buurt. Na afloop is er aan een vier meter brede bar een drankje voor de 1.000 bezoekers. De vier musici staan iets verderop bewonderaars te woord in de gang. Dat ik tegen willekeurige bezoekers mijn mond houd over ons (stijf uitverkochte) Grootkoorconcert in december, noemt vrouw I een wonder.

In Memoriam Frans Winter

Er valt een rouwkaart op de mat. Eerst denk ik dat  het een plantencatalogus is van verzendhuis Hamersma in Waskemeer. Ik zie acht plantensoorten, o.a. de zonnehoed, de Phlox Paniculata, de lelie Anasthasia en de rode klaroen. In het midden de naam FRANS en een tuinschepje. Typisch Frans de leraar/tuinman: enkele planten zijn verrekte lastig te determineren, maar voor de beginner ook weer gemakkelijk want de zonnehoed staat er twee keer tussen.

De eik is om, Frans Winter, echtgenoot, vader, leraar, vriend, dichter, sportman, muziekliefhebber, tuinier, veelweter is, op hoge leeftijd, overleden. Frans was mijn oud-collega. Enkele collega’s hadden de kwaliteit collegialiteit om te toveren in vriendschap. Daar hoort Frans ook bij. Wij leerden elkaar kennen in het laatste kwart van de vorige eeuw. Hij werkte op mavo Baander en ik op mavo Allee, beiden leraar Engels. De Baander stond bij de Allee bekend als de praatjesmakerskolonie, die onder de knoet gehouden moesten worden door een koelbloedige directeur. Mavo Allee kende uitsluitend harde werkers die in een gemoedelijke cultuur hun eigen gangen gingen. Er kwam een fusie. En die slaagde.

Frans was een uitstekende, eigenzinnige, steile leraar, waarschijnlijk de beste in de Baanderstal. Het waren mooie tijden. Er wordt veel gemopperd op het talenkennisniveau van leerlingen in Nederland. Vaak wordt vergeten dat ons vak, Engels, al sinds jaar en dag bovenaan staat in de internationale ranking: The English Proficiency index. Daar heeft Frans zijn deel aan bijgedragen. Ik werkte graag met hem samen en we vormden een goed team.

Behalve dat Frans een goede docent was, was hij een veelweter. Of het nou ging om planten, het rijke roomse leven, semantiek, Franse kasteelarchitectuur in het Rhônedal, of van lekkere hapjes, Frans lijkt soms een vat waarin ontelbare weetjes zijn opgeslagen. Waarom hij nooit aan Twee-voor-twaalf, of De-slimste-mens, of Per-seconde-wijzer, of Lingo heeft meegedaan, ik zou het niet weten, terwijl Frans wel een echt spelletjesmens is.

Ook de klassieke muziek had hem in zijn greep. Zag hem daar eens zitten in de gemakkelijke stoel naast een indrukwekkende,  plafondhoge collectie cassettebandjes en een heuse, zwarte, driedelige stereotoren, simultaan luisterend naar vier klassieke zenders en dan ook nog tijd hebbend om sudoku’s op te lossen, naar Tienke te luisteren, ontelbare aantekeningen te maken in schriftjes over verkeerd uitgevoerde allegretto’s, onhoorbare piccolo’s, dirigenten die hoorbaar last hadden van de linkerpols, kuchende plattelandsvrouwen…. Maar de laatste tijd, zo begrijpen we, was Frans, aangespoord door de twee prinsessen Hemma en Jessica, helemaal into spotify en ruimden cassettes hun plaats in voor c.d.’tjes, praise the lord.

Frans de plantenman. Gepassioneerd is Frans bezig in de tuin en praat en vertelt en expliceert over de gevarieerde flora in zijn tuin, over de ontelbare kleurenvarianten, over de voordelen van compostbemesting (zònder paprikazaaddozen en sinaasappelschillen uiteraard). Van heinde en verre worden zeldzame plantenrassen geïmporteerd uit verre oorden als Kollumerzwaag of Jubbega. Toen wij indertijd een camping in Sleen startten hebben we hem ingehuurd als plantdeskundige, hetgeen neerkwam op een dag keihard werken en een dikke duizend bomen en heesters in de grond steken. En o, wat kon hij narrig kijken als die suffe juryleden van de Zuidenveldtentoonstelling zijn tuin niet nader bewonderend inspecteerden maar het hielden bij een ruwe blik over het hekje en niet drie kwartieren uittrokken voor een gastcollege over de effecten van mannetjesslakken op de laterale nervenontwikkeling bij de ligularia’s. Schitterend hoe hij kon verhalen van werkzaamheden in de tuinen van Jessica en Hemma, werkzaamheden die vaak klaar waren net voor de verhuizing naar een nieuw oord, naar een nieuwe casa die schreeuwde om een tuinprojectplan.

Frans man, rust in vrede.

Autodelen

Als senior met een grote historie aan auto’s (ik tel er wel 15)  kostte het me moeite afscheid te nemen van onze laatste comfortabele auto, die ik nu, in retrospectief, een vette cabriodieselbak (zeg nooit heilige koe) noem. We willen het anders doen en zijn samen met buren gaan autodelen en rijden nu een Renault Clio, liefkozend Cliootje genoemd. Inmiddels is een derde buur toegetreden tot onze CCP (Clio Coöperatie Pompplein) en wie weet volgen er meer.

Tegelijk is de gemeente Groningen bezig met reclame maken voor autodelende buurtcoöperaties, waarbij 15 tot 20 buren in een coöperatie vier à vijf elektrische auto’s gaan leasen. In de randstad zijn coöperaties met 80 deelnemers en tien auto’s niet ongewoon. De gemeente Groningen en het overkoepelende platform (voor meer info zie: www.wijzijndeel.nl en duurzaamgroningen.nl/autodelen ) stimuleren het ontstaan van coöperaties met een gratis laadpaal, een vaste parking en administratieve ondersteuning. Coöperaties kunnen verschillende auto’s kiezen, voor elk type gebruiker geschikt, ideaal! In een bijgeleverd standaardcontract staat dat overschrijding van een bepaald aantal kilometers tot een lagere kilometerkostprijs leidt. Dat is een verschil met de CCP, die, duurzaamheid en dus minder autokilometers propagerend, bij meer kilometers op meer kosten uitkomt; logisch! De vaste kosten worden één op één gedeeld, de variabele kosten op basis van gereden kilometers.

Autodelen wordt steeds populairder. Cijfers uit 2021 melden dat van de 7.600.000 auto’s in Nederland er 87.800 deelauto’s zijn, dat is ruim één procent. Met gemeentelijke, provinciale en particuliere initiatieven gaat dat aantal snel stijgen, vooral in binnensteden. Bewoners van buitenwijken en plattelanden blijven gek genoeg meer beren op de weg zien, terwijl de positieve effecten bij veelrijders exponentieel groter zijn.

De voordelen zijn duidelijk: autodelen is (spot)goedkoop, veroorzaakt minder CO2-uitstoot, minder blik op straat, in binnensteden meer ruimte en door het coöperatie-aspect ontstaat meer verbinding. Mensen zoeken elkaar op, starten coöperaties en denken na en praten over duurzaamheid. Een bijzonder effect: autodelers gaan minder autorijden. Reden we ooit 25.000 kilometers per jaar, het afgelopen jaar was dat 9.000 en de daling zet, mede geholpen door een NS-kortingsabonnement, door. Interessante publicaties zien het licht, bijvoorbeeld ‘The uphill struggle of carsharing in The Netherlands’. Nog een voordeel: burencoöperaties kunnen hun werkveld verruimen met de inbreng van (weinig gebruikte) keukenapparatuur, (tuin)gereedschappen en bakfietsen bijvoorbeeld.