Lale Gül slaagt erin een boek van 366 pagina’s te schrijven dat ik in één ruk uitlees. Heerlijk. Het boek legt pijnlijk bloot hoe zij de de nare rol van de talibaneske islam ervaart: vrouwen worden onderdrukt en intolerantie gepredikt. Of het nu Russische orthodoxen, de Joodse ultra’s of de islamitische zwartekousen in de vorm van religieuze lichaamsbedekten zijn, we zien overal om ons heen wat de extreme uitwassen in de wereld van religies aanrichten: oorlogen en strijd, kommer, kwel en ultieme onverdraagzaamheid jegens vrouwen en de LHBTQI-gemeenschap en virulente haat gericht op de critici.
Gül beschrijft in dit dagboek (of het een roman is vraag ik me af) openhartig en indringend hoe het haar vergaat na publicatie van haar debuutroman ‘Ik ga leven’ waarin ze zich van haar geloof afkeert. Dit boek boek komt in negen maanden tot stand. Het begint met een consult bij de psycholoog bij wie Gül tot huilens toe haar hart uitstort na de vreselijke, hatelijke, intimiderende, verstikkende, agressieve reacties van haar van oorsprong Turkse, islamitische familie na het eerste boek. Zij is de uitputting nabij, haar individualiteit en vrijheid smoren. Enkel haar oma begrijpt haar, maar die sterft al snel. Een boek schrijven is als pornoacteur worden: alles ligt op straat. Na een succesvol interview bij Op1 barst de bom en wordt ze bijna gekielhaald door een familietribunaal. Haar broer Halil voorkomt fysieke schade. Ze wordt gedwongen in een safehouse onder te duiken, aangeboden door Femke Halsema. Ook krijgt ze steun van de minister van justitie Dilan Yeşilgöz.

haatmails aan Gül
Gül verkeert in tweestrijd: aan de ene kant wil ze schrijven en de zware last van de onverdraaglijke, islamitische cultuur uit ‘zoefiezoefieland’ Turkije achter zich laten, maar ze ziet haar broer en zusje Defne lijden. Haar moeder chanteert haar door te dreigen met zelfmoord, haar vader speelt de tandeloze sukkelaar en Yasemin, een tandheelkunde studerende nicht, ook behept met een primitieve, achterlijke denkcultuur, laat haar vallen.
‘Ik ben vrij’ beschrijft thema’s bindingsangst, de islam en de invloed van de familie in haar jeugd, de rol van vrienden in haar directe omgeving. Heel bijzonder en onverwacht is een lofzang op haar moeders kwaliteiten en het verschil met haar vader. Een heel hoofdstuk over daten. Interessant is haar analyse dat links, bang van racisme beticht te worden, in de kramp schiet bij islamkritiek. Ook ervaart Gül een kloof met (witte) Nederlandse schrijvers. Haar beste vrienden: Turken met gedeelde ervaringen, met Mert als voorbeeld. De hedonistisch ingestelde tandheelkundestudent Benjamin wordt afgeserveerd. Later komt vriend Noah in beeld. Ook bij buitenlandse optredens wordt Gül (verbaal) aangevallen.
De hatelijke, uiterst agressieve reactie van de Turkse (familie)cultuur is ronduit talibanesk. Uit wroeging schrijft Lale een 15 pagina’s lange brief aan haar zusje Defne, met een uitgebreide beschrijving van het thema hypocrisie. Dat in het boek talloze herhalingen voorkomen zij Gül vergeven. Het boek eindigt met een openhartig stuk over een Swingersavond in Valencia en uiteindelijk met een (mislukt) bezoek aan het ouderlijk huis, op verzoek van Lales zus Defne. Lale wordt door haar moeder verstoten.
Natuurlijk dringt de vergelijking met andere met het geloof worstelende Nederlandse auteurs (Franca Treur, Jan Siebelink, Maarten ‘t Hart) zich op. Waar Gül de modus van de verstikkende moskee op vrijdag en de koranschool (zaterdag en zondag verplicht van 10.00 – 16.00 uur koranteksten uit het hoofd leren) als drukkend, vrouwen vernederend en indoctrinerend beschrijft, is de toon van ’t Hart bijna luchtig, vrolijk, humorvol en kritisch.
Dagboek of roman. ‘Ik ben vrij’ leest als een dagboek, misschien moet je het een geromantiseerd, psychologisch ideeëndagboek noemen. Zeer opvallend is de ene illustratie in het boek die zou bewijzen dat (homo)erotiek, compleet met anale penetraties, in oude islamgemeenschappen net zoveel voorkwam als de afkeer Mohammeds hoofd af te beelden.
Taal. Een groot verschil met ‘Ik ga leven’ is dat de hoofdpersoon niet Büsra maar Lale Gül heet. Dit versterkt het autobiografische element. Ook worden in dit boek geen overdreven moeilijke woorden gebruikt. Wel gebruikt Gül enkele minder gangbare substantieven als ‘bedaring’ en ‘hunker’ en de moderne variant ‘hoezo’ van ‘waarom’ en de minder bekende uitdrukking ‘achter de veren’. Soms laat haar uitgever haar wat in de steek. Ik ontdek enkele handenvol taalfouten die ik Prometheus voorleg. Bureauredacteur Coenraads verzekert mij dat die in een tweede druk zullen worden hersteld.
Politici. Politici die het voor Gül opnemen worden in het boek met name (Halsema), of in het dankwoord (Marijnissen, Omtzigt, Arib, Wilders en meer) genoemd. Onder de indruk is Gül van Dennis Wiersma die kortstondig minister van onderwijs was. In het boek genoemde politici die zich van haar afwendden zijn Kaag en Simons. Lezen dus! Op 2 juni in Groningens Forum.