T. L. M. Schilder: ‘Nieuw in Stad: Niet voor lange tenen’

(gelegenheidsrecensent T. L. M. (Ted) Schilder (1951 Weesp) is de eerste gastschrijver op www.klaastaal.nl)

Schrijfplezier

Door het herlezen van de verhalen die ik eerder op Klaastaal las, merk ik hoe sterk de verhalen zijn. De bundel Nieuw in Stad van Klaas Gjalt van der Meulen is ongetwijfeld met veel schrijfplezier vervaardigd. Geregeld kom je bijzondere woorden, metaforen, taalvondsten en anekdotes tegen. In de inleiding waan je even de Vlaamse krant De Standaard te lezen of een boek uit de 19e eeuw.  De schrijver belooft een inkijk in zijn nieuwe ‘woonst’  en in hem als persoon. In het eerste verhaal complimenteert de schrijver een man met zijn inparkeerkwaliteit met de woorden: ‘Een negen, jongen’. ‘De man kijkt me vernietigend aan bang dat ik zijn verderop staande vrouw jureer,’ vervolgt de schrijver. In deze anekdote leren we ook meteen de schrijver al een beetje kennen: een schoolmeester met humor en aandacht voor vrouwen.

Vrouwen

 In het verhaal ‘Klaas je bent de mooiste’  lezen we: Ooit schreef ik het gedicht ‘Zesentwintig’, dat in 1994 gepubliceerd werd in het Drents Letterkundig Tiedschrift ROET. Ik was ingegaan op de uitnodiging een ‘zelfportret’ te schrijven. Mijn zelfportret bestond uit de namen van 26 meisjes/vrouwen die ik, verlegen Friese dorpsjongen, in mijn jeugd in stilte had aanbeden. Hadden er gemakkelijk 52 kunnen zijn’ Op politiek vlak kunnen vrouwen vaak op de warme belangstelling van K.G. rekenen. Ik noteer: ‘Carola, Alexandra, Sigrid, Agnes, Fleur, Esther, Sylvana. Ook Lale Gül, schrijfster van ‘ik ga leven’, mag zich verheugen in  warme belangstelling, want de schrijver moet niets hebben van ‘moskeeën en synagogen waar vrouwen worden weggestopt in zweterige achterafgalerijen of achter dikke gordijnen’. Over de Groningse  synagoge met een mooie architectuur lezen we ‘dat moeten gereformeerde kerkbouwers geweest zijn’.  De verborgen verwijzing naar de gereformeerde kerkbouwers  architect Tjeerd Kuipers in samenwerking met de architect Ytzen van der Veen is niet de enige aanduiding in de verhalen die fictioneel lijkt maar feitelijk juist is. Over duiven: ‘Onnozelaars die onwetend zijn spreken van vliegende ratten. Weten niet dat duiven betere borstkankerherkenners zijn dan gespecialiseerde medici.’ Tot mijn verbazing blijkt ook dit niet zomaar uit de schrijversduim gezogen

Vrouw I

De eigen vrouw van de schrijver wordt steevast met ‘vrouw’ of ‘vrouw I’ aangeduid. ‘Vrouw’ probeert de plezierschrijver te ontnuchteren als hij een dakloze met plezier een tientje geeft: ‘Die staat hier morgen weer’. In het verhaal over het bezoek aan het restaurant  Het Pomphuis wordt een mooie anekdote over ‘Vrouw I’ beschreven. “Vrouw I wordt wat onrustig. ‘Dat lijkt mijn opa wel. Jan Boer. Die daar met die grote oren, hij houdt zijn hoofd wat scheef alsof hij moeite doet ons te verstaan.’ De tafelgenoten ginnegappen wat. Ja hoor, mevrouw woont net in Stad en denkt dat het Pomphuis haar als innemende, tegen de zeventig lopende, buurvrouw wil  paaien door haar opa aan de wand te exhibitioneren. ‘Leraar aan de kweekschool, later directeur, inspecteur, streektaalpromotor en womanizer avant-la-lettre. Liet mijn oma zitten voor een veel jongere vrouw. Rottumer. Veelschrijver ook.”

Niet voor lezers met lange tenen

De verhalen zijn niet geschikt voor mensen met lange tenen. Hoewel de beledigde personen waarschijnlijk niet veellezers zijn. ‘Aan de overkant van de A stopt een scooter met twee bijna twaalfjarigen. De pas gejatte paarse Vespa Primavera RST met camelkleurige buddyseat, hebben ze nog niet echt in de macht. Het theorie-examen voor bromfietsen is, zonder hulp van de Koranschool, voor hen even onbereikbaar als een foutloos ingevuld belastingbiljet voor hun grote, drillrappende broers of particulieren met een B.V….Drugsrunners zijn als geldezels. Zodra ze vrouwen kunnen beledigen gaan ze van school en verschansen zich bij de zoveelste aanhouding achter het argument van kansenongelijkheid als Limburgers die altijd hebben vertrouwd op en geloofd in de door henzelf verzonnen Mutti Maria en het hebben verdomd de dijken op tijd te verhogen.’

Banken

Ook banklieden zullen even moeten slikken of glimlachen bij de veeg uit de pan bij de beschrijving van de bijeffecten van verhuizen. ‘Mensen in je omgeving gaan je ongevraagd raadgeven alsof je hebt aangekondigd van de ABN naar een bank in de bovenwereld te willen overstappen. In het verhaal Follies lezen we weer een mooie vergelijking.‘ De vraag of deze constructie een folly is of beeldende kunst is net zo lastig als de vraag of de ABN een bank of een maffioos witwasbedrijf is’.

Friesland

In veel verhalen is de liefde voor Friesland en de Friese taal duidelijk aanwezig. We lezen hoe de mensen in stad,  anders de Friezen, zich vergapen aan een tjalk, Hasselter aak of skûtsje. ’Een kapitein met een BMI van 25[2], op sokken. Lange lokken onder de pet. In plaats van spetterend buiswater of een frisse Friese wimpel de sleetse driekleur.’ Een minister die de eed uitspreekt in het Fries  ‘Dat ferklearje en ûnthjit ik’ krijgt de positieve typering ‘eigenwijs of eigenzinnig’.

Urinoirs

Grappig is de aandacht voor urinoirs, plaskrullen, secreetzuilen en urinebakken   of pisbakken. Deze fascinatie lezen we gaat terug op de vroegste jeugd. ‘Bijna zestien was ik, een Friese plattelandsjongen die later boer, politieman, dominee of tolk/vertaler en als het moest leraar Nederlands en Engels wilde worden. Op het christelijk lyceum in Dokkum raakte ik verslaafd. Aan de boeken van Wolkers, Cremer en Reve. Die schreven over alles wat Calvijn, God (Dokkum was nog Allah-vrij), juffrouw Hids en rector Heukels afkeurden. Over brute seks in Amsterdamse urinoirs bijvoorbeeld, althans zo fantaseer ik. Toen al nam ik me voor er ooit eens wat over te schrijven. Over urinoirs dus’ In het verhaal Sitzpinkler wordt uitgebreid ingegaan op de openbare toiletten. De foto[3] bij dit verhaal toont ons twee urinoirs. De ene, de oudste, een urinoir uit 1925, staat aan Hoge der A, destijds ontworpen door gemeentearchitect Siebe Jan Bouma. De andere, het subliemmooie pisbakhuisje van Koolhaas/Olaf staat naast het Pomphuisterras.

Tot slot

Een inkijk in de persoon KG leert ons iemand kennen die erg in kunst en orgelmuziek is geïnteresseerd.  Dat dit soms tot een probleempje leidt, leert het verhaal over het  kennismakingsgesprek bij de huisarts. ‘ Toen ik te lang doorzemelde over orgelmuziek kapte hij me behoedzaam doch kordaat af en verlegde zijn aandacht naar vrouw I.’

De bundel Nieuw in Stad biedt de in taal en Groningen geïnteresseerde lezer veel leesplezier. Om toch ook een kritische opmerking te maken: ik mis de bladzijdenummering en – maar dat is de voorkeur van de recensent – de uitgevulde regellengte waardoor de bladspiegel rustig over komt.

(Nieuw in Stad is toe aan de derde oplage. De publicatie wordt uitgevoerd met echte kleurenfoto’s van 23 x 12 cm, die alle met de hand worden aangebracht. Fotograaf: Dorjan Ivan Rener Sitar, student geneeskunde, die uit Ljubljana naar Groningen kwam.

  • Het kan bij voorintekening worden besteld. Maak het bedrag over naar NL41 RABO 0104 4448 43 t.n.v. K. G. van der Meulen met vermelding van gewenste aantal en uitvoering. De verkoopprijs is naar keuze, afhankelijk van het aantal gewenste foto’s. Voorbeelden: met 1 foto: € 6,-, met 2 foto’s € 7,- met elke extra foto € 1,- erbij tot een maximum van 28 foto’s voor € 33,-.
  • Hoofdstuktitels: De zittende jongeling van Jeltsema, Mannendingetje, Ik vertrek, Ben Feringa en Jan Boer, Pomphuisterras en Koranschool, De Pieternella, Klaas, je bent de mooiste, Tandarts, Blühm en De Ploeg, Follies, Groningers zijn Friezen, Binnentuin, Geveltuinen, Het A-Kwartier, Toporgelmuziek, Overjarige Steradenttablet, Hejduks Wasknijper en Wall House #2, Klinkersnijder, Academie Minerva, Parkeren in Groningen, Het Pitcairn Museum, Blockhouse, Potdomme, duiven voeren is verboden, Isolatiewaarden, Putdeksels en het architecturale telefoonboek, Sitzpinkler, ‘Zeg t mor’ Cursus Gronings.)