Een mooie lenteavond, een gezellige besloten stadstuin in Beilen, gedreven acteurs van De Lege Ruimte, dertig toeschouwers en een entr’acte van een dichter in wording (zagen we hier de toekomstige stadsdichter van Zwolle?): voldoende ingrediënten voor een prachtavond. Gezien: twee eenakters: ‘Kamerslag’ van Jos Visscher en ‘Naar Moskou’, fragmenten (uit De Kersentuin, De meeuw, Drie Zusters en Oom Wanja) van Tsjechov. Goed gezelschap dus. Het publiek zit op twee meter afstand van de spelers. Tuintegels als podium, een gestapeld muurtje van gebroken tegels, een sering en leibomen het decor.
[ Kamerslag: auteur Jos Visscher; spelers: Aly Kampinga als Rosalie, Esther Wybenga als Adelheid, Johan Hilhorst als Johan, Tjeerd Hilhorst als Frits; regie: Suzanne Groote en Sonja Speelman ]

Johan Hilhorst en Esther Wybenga
De klassieke thematiek van Kamerslag resoneert in de uitdossing. Zwarttinten overheersen bij Rosalie, Adelheid en Johan. Frits, de jongste speler draagt een t-shirt met de onheilspellende woorden Rode Kruis: hij is dan ook de enige die, ten gevolge van fataal hyperventileren, het loodje legt, terwijl de anderen blijven redekavelen. Een hoorbaar tikkende metronoom, een symbolische tijdbom, verbeeldt de oorlog in de verte. Nooit zag ik in zo korte tijd alle motieven uit het echte leven voorbijkomen: leven en dood, een kolossale, alles overwoekerende haat, liefde, bedrog, verraad, overspel. En als de emoties te hoog oplopen is daar de troostrijke fles. We zien een snelkookpan van emoties, er wordt geroerd, gestampt en gemixt.

v.l.n.r. Johan Hilhorst, Aly Kampinga, Tjeerd Hilhorst en Esther Wybenga
Het gevoel ongelukkig te zijn ten gevolge van het verbod te haten loopt naadloos over in de onkunde tot liefhebben. Je begrijpt dat het publiek zijn hersens mag gebruiken; toneel is er niet om mensen te pleasen. Ik hoor prachtige oneliners. Met ‘er komt herfst,’ wordt de naderende oorlog ingeluid. Geneuzel over seizoenen, wie kent dat niet, verhult de onmacht te praten over wat ertoe doet. Bij te veel opwinding zien en horen we bij Erik onheilspellende hijggeluiden die voorbij onschuldig hyperventileren gaan en je weet: die maakt het niet lang meer. Geconcentreerd en gedreven wordt er gespeeld. Serieus ook. Het spel wordt geregeld onderbroken door pijnlijke pauzes die het diepe conflict tussen beide ouders, die krampachtig de schijn ophouden des te scherper en schrijnender maken. Relaties schuren, haken, wringen en wrijven als klittenband tegen grofkorrelig schuurpapier. Het loopt uit op hartgrondig vloeken van de vader die zijn vrouw verwijt door haar gedrag impotent te zijn geworden. Misère en rampspoed te over dus, als suiker en zout in hedendaags voedsel.
In de pauze leest dichter/acteur/leraar Tjeerd Hilhorst voor uit eigen werk.
[ Naar Moskou: auteur Tsjechov; spelers: Sonja Speelman, Suzanne Groote en Aly Kampinga; regie: Jos Visscher ]

v.l.n.r. Sonja Speelman, Suzanne Groote en Aly Kampinga
Naar Moskou. De vier Tsjechov-fragmenten doen hun best een geheel te worden. Het cement vormen drie vrouwen die acteren met een naturel, flair en inzet alsof ze met het acteergen geboren zijn. Wat ook verbindend werkt zijn de vier à capella gezongen Beatles-songs. De toeschouwers zijn zozeer bezig met gebiologeerd toekijken, dat ze vergeten mee te zingen. De Tsjechov-teksten vormen een soort collage en dan ligt het gevaar van fragmentarisme op de loer. Maar dankzij de spelers blijft of wordt het een eenheid.

v.l.n.r. Suzanne Groote, Aly Kampinga en Sonja Speelman
Tegelijkertijd is het een ode aan Tsjechov. Het stuk wordt nergens zwaar of dramatisch, terwijl de onderwerpen daarnaar hunkeren. Per slot van rekening staat Tsjechov niet bekend als lachebek. Nadrukkelijk wordt de moraal van arbeidzaamheid bezongen. Met vrolijke gezichten worden diepmenselijke gevoelens en levensvragen verbeeld. De toeschouwers worden op het verkeerde been gezet. Nergens om me heen zie ik de uitgesproken vrolijkheid van bijvoorbeeld Sonja Speelman. Koninklijk lachend paradeert ze statig door het publiek dat aan haar lippen hangt. Prachtig die expressieve gelaatsuitdrukkingen van Aly Kampinga en die vastbesloten tred en onstuitbare woordenstroom van Suzanne Groote. ‘Dat je maar beter een paard kan zijn dan een jonge vrouw,’ klinkt humoristisch, maar de ondertoon is dat niet. ‘Laten we dan maar wat filosoferen,’ klinkt

v.l.n.r. Sonja Speelman, Aly Kampinga en Suzanne Groote
het, als de zinloosheid van het heden en het verleden is gepasseerd. Wat het doel en de zin van geluk in het leven is en hoe dat er over een miljoen jaar uitziet?