Orgeldelta, orgelexcursie naar Leermens, Eenum, Godlinze en Loppersum

Een hele dag samen met 39 andere orgel(muziek)liefhebbers in de bus kalmpjes langs vier kerken rijden levert naast hartslag- en bloeddrukverlagende prachtmuziek ook interessante praat op. Ik spreek een Zuid-Afrikaanse over het Nederlands-Afrikaans en Breyten Breytenbach en praat met een theologe die op latere leeftijd moderne orgelmuziek ontdekte en nu helemaal into Anna Lapwood is. Ze vertelt van de bible belt naar Groningen te zijn verhuisd en glimlacht bezorgd als ik haar vertel dat ik in mijn bubbel vier stellen ken die naar de b.b. zijn verhuisd of op het punt staan het te aan doen. De ons begeleidende alles van Groningen wetende historicus geeft hoog op over borgen en ‘k vraag ‘m of hij van Dr. Jongsma heeft gehoord die schrijft dat 90 % van de Groningse borgen schatten hebben verdiend aan slavenhandel. Tijdens de lunch vertel ik iemand dat ik vorige week op de Grote Markt heb meegezongen tegen Israëls genocidale barbarij. Dat zou niet iedereen me nadoen, leer ik.

We bezoeken kerken en hun orgels in Leermens, Eenum, Godlinze en Loppersum. Organist Henk de Vries etaleert zijn orgelkennis en speelvaardigheid en historicus Reint Wobbes praat ons bij over interessante geschiedkundige feiten. Henk de Vries ken ik nog van een schitterend koor- en orgelconcert in Sleen.

We starten in Leermens en zien een orgel met aan weerszijden luiken, bedoeld om bladgoud uit ’t zich te houden. Het orgeltje klinkt als een klok. De kerk heeft bruin, geel- en witgeverfde bogen, een blauw plafond en hoogwaardige inktjetprints van Helmantel. De Vries speelt, ogenschijnlijk uit de losse pols, een miniconcert met Händel, Krebs, Erbach en Buxtehude. Orgelmuziekconnaisseurs onder ons letten speciaal op het effect van de dulciaan 16´.

De Schnitger in Eenum is apart vanwege reliëf en dieptewerking in het front. Een minicollege over middentoonstemming, reine tertsen, enz. vergroot onze kennis. Al spelend blijft De Vries’ gezicht een lach vertonen. Wat een vrolijkheid. Hij besluit met Scheidemann en Byrd. De organisatie is slim en biedt ons een fijne lunch in een papieren zak aan. Geen tijdverlies dus aan tijdverslindende tafels in kerkelijke bijgebouwen.

Het zicht op Godlinzes Schnitger wordt wat aangetast door een zwarte dominante kachelpijp. De bijna wulpse boog- en plafondbeschilderingen, ik zie iets wat lijkt op neo- impressionistisch pointillisme, vergoeden veel. De kerkbanken en preekstoel zijn geel geschilderd. Ik fabuleer over de daaraan voorafgaande discussies die bijna tot schisma’s  leidden. We beluisteren Buxtehude, Scheidemann, Böhmer, Purcel en Telemann. ‘Goed gespeeld man!

Dat het grootste en wie weet beste tot het laatst wordt bewaard bewijst Loppersum, waar we de ‘boerenkathedraal’, de grootste dorpskerk in de provincie, betreden na een passage onder majestueuze beuken die ons afschermen van de Snollebollekes verderop bij de kermis. Cantor De Vries haalt alles uit de kast en wisselt zijn miniconcert op het uit 1562 stammende en daarna zeker zes keer aangepaste en verbouwde orgel af met Gregoriaans aandoende zang. Wie weet, tot een volgende keer. De excursie werd georganiseerd door Orgeldelta (www.orgeldelta.nl).

 

 

 

 

 

 

Duiven, tillen & Unesco (deel I)

Hoe zegt Van Dis het ook alweer in ‘Stadsliefde¹’ als hij Parijse duiven beschrijft? “Arme stadsduif, hoe kon het zo ver komen? In kerken nog altijd hoog aanbeden als symbool van de Heilige Geest, op zondagsscholen ten voorbeeld gesteld (…) en nu gehaat en vertrapt. Godin van de vruchtbaarheid, (…) in de Eerste en Tweede Wereldoorlog hebben ze duizenden soldaten gered. (…) En nu dreigt ook de burgemeester met gif en sterilisatie.”

Groningen gaat het Parijs van Van Dis achterna. Stelselmatig en planmatig wordt de stadsduif uitgeroeid, geëlimineerd. Niet door hun de nek om te draaien, zoals stadsecoloog (what’s in a name) Doevendans het verleden zonder snik en traan beschrijft, niet door afschieten of vergassing zoals vroeger, maar Groningen kiest een mildere extinctiemodus, door naar veeartsen uit de pluimveeindustrie te luisteren die adviseren aangeboden voer (maiskorrels) te coaten met enzymen die voorkomen dat eieren worden uitgebroed. Stadsduiven, de broertjes en zusjes van postduiven. De duivensport heeft de status van Immaterieel Cultureel Erfgoed (van de Unesco). Vogelkenners weten dat postduiven en stadsduiven kunnen paren. Postduiven zijn gedomesticeerde rotsduiven, de natuurlijke voorouder van de stadsduif. Ze behoren beide tot dezelfde duivensoort, de Columba Livia, en kunnen zich onderling voortplanten. Is Groningen het barbarenpad opgegaan vanwege het willens en wetens aantasten van Cultureel Immaterieel Erfgoed?

Maar zijn duiven zo speciaal dan? Zeker. Ze ruimen rommel op, voedselresten vooral. Ze vervuilen de stad nauwelijks, hoogstens daar waar ze worden gevoerd. Duivenkak is geen witte verf die over straat wordt gesproeid zoals reigers en meeuwen doen, duivenpoep kun je zonder smerige handen te krijgen oprapen. En trouwens: (volks)tuinliefhebbers kennen de buitengewoon sterke waarde van duivenmest. Duiven zijn gezellig, nieuwsgierig en nevernooit agressief. Ze zijn symbolen van vrede en liefde. En, eerlijk is eerlijk, ze zijn, mits goed toebereid, lekker.

Nog een onbekend en ondergewaardeerd feit over duiven: het zijn dieren die na enig oefenen beter dan supergetrainde verpleegkundigen in staat zijn tumoren op mammografieën te ontdekken. Duiven dus. Hee, kun je stadsduiven echt trainen om tumoren te ontdekken? Zeker met een slagingskans van 99 % als er vier stadsduiven worden ingezet, terwijl opgeleide artsen niet voorbij de 80% kwamen.

Gemeentelijk medewerker Evert Lambers verdedigt en vergoelijkt de (passief) agressieve methode tegen de gevederde vrienden. De voedselketen zou niet worden aangetast. Er zou al een vermindering van 30 procent zijn gehaald. Overlast zou zijn verminderd. Je kunt en moet je in gemoede afvragen of Groningen echt overlast had. Groningen is geen Venetië of Rome of Amsterdam.

(duivenfoto: Dorjan Ivan Rener Sitar)

Dis van, Adriaan – Stadsliefde (2011 Atlas Contact Amsterdam)

Graduation Show by Minerva Art Academy 2025

De cirkel is rond; de kunststudie is achter de rug en de boeken gaan niet mee naar North Dakota maar worden gedoneerd aan belangstellenden via minibieb ‘Achter Minerva’. De gekleurde tabblaadjes markeren de scriptieonderwerpen. De verplichte lessencyclus ‘The Art of Recycling in The Netherlands’ werpt zijn vruchten af.

Graduation Show

Wat vroeger ‘presentatie van examenwerkstukken’ heette is nu een ‘graduation show’. Door heel Stad wordt eindexamenwerk van Minerva-studenten getoond: Niemeyer, Pictura, Minerva-gebouwen aan Zuiderdiep en Praedinius, Kunstpunt, St. Sign en meer. Indrukwekkend allemaal. Veel installaties, uitgewerkte concepten, industriële vormgeving, microbiologisch onderzoek met ‘bacteria and fungi’ en weinig (fijn) schilderwerk. We zien maatschappelijk engagement, onmogelijke contrasten, oneindige creativiteit en artisticiteit, innovaties. Onze ogen gaan en mond valt open. Verbazing, vragen, bewondering. En valt er ook nog iets te lachen? Zeker. Bijvoorbeeld bij het Instituut voor het Zandkorrel Hoogtebeleid, waarvan de directeur op artistieke wijze aandacht vraagt voor de zeespiegelstijging. Die jongen (directeur van het IZH, M. van der Molen) komt er wel. Meest bijzonder: in Pictura zie ik een jonge vrouw, taxidermist, die geprepareerde dode muisjes liefdevol vult met druppelvormige glazen roze bijouterietjes.

Wat nu?

Traditiegetrouw vraag ik het internationale gezelschap wat ze na Minerva gaan doen. Een phd in Sevilla, hopelijk onderdak bij een vriend in Maastricht, timmerman worden en geperforeerde meubels maken, proberen in de festivalbusiness de felle linoleumprints aan de man brengen, fondsen werven voor onderzoek, met lampenproductie meedoen aan Design Academy in Eindhoven.

Wildplassers

Het jeugdjournaal meldt dat urine wordt gebruikt voor medicijnenonderzoek. En bij grondbemesting. Ik zie gelijk kansen voor studenten MADtech als ik een bierboot zijn gasten zie lozen die een wedstrijdje wildplassen doen. Ik spreek de kap’tein even aan en vraag of ie een groot vaarbewijs heeft. De gemeente belooft extra surveillance.

Bomen, fietsen en tuinen in Stad

Dat de gemeente Groningen druk bezig is met het revitaliseren van de binnenstad (Westerhaven, Pelsterstraat, Haddingestraat) en hard werkt aan een zogenaamd ‘bomenplan’ is algemeen bekend. Wij van binnenstadbuurtvereniging A-Kwartier hebben mogen inspreken over de bomen. Eerst een plenaire sessie in het oude gemeentehuis van Haren en daarna via conceptplannenmakerij langs de meetlat van het ‘Urban Forest Masterplan’. Een van de doelstellingen van het bomenplan voor de volgende dertig jaar is een enorme uitbreiding van boomkruinbedekking.

Fietsentelling

In Stad zijn straten waar drie rijen fietsen staan geparkeerd. Zo goed als in het gelid. Waar ter wereld vind je dat? Zoals fijnstof aan openhaarden en auto’s kleeft, zo haakt frisse lucht aan bomen en fietsen. De gemeente is aan het fietsen tellen geslagen. Alleen met goed gedocumenteerd feitenmateriaal krijgt de autolobby tegengas. Ik voorspel een einde van de dieselprivileges in de binnenstad en een uitbreiding van fietsparkeerfaciliteiten. Mijn hart zegt dat behalve Arjen Lubach het slimme wethoudertrio Wijnja, Broeksma en Van Niejenhuis mijn nota Parkeren in Stad heeft gelezen en mijn conclusies delen.

A-kerktuin

Ondertussen kijk ik om me heen. In onze omgeving komen we er niet bekaaid af. Voor de A-kerk is een aantrekkelijk miniatuurparkje met hoge bomen. De kenner ziet een overeenkomst met de fameuze tuinen van tuinarchitect Piet Oudolf. Gekleurde ijzeren stoeltjes maken het af. Op de grond in het grind de artistieke koperen belijning van de contouren van de vroegere toren.

Binnentuin

Achter ons huis ligt onze met veertien buren gedeelde binnentuin. Delen is het nieuwe hebben. Een oase van groen in een weldadige rust. De tuin lijkt op een hofje, maar is – helaas – ontoegankelijk voor derden. We onderhouden de tuin gezamenlijk, organiseren eens per jaar een maaltijd met zijn allen en proberen naar elkaar om te kijken. Met vier jonge gezinnen erbij is het geen knarrenhof. De huizen, alle met drie trappen, spotten met het achterhaalde begrip levensloopbestendige traploze huizen.

Minervatuin

Schuin tegenover ons, voorbij de majesteitelijke boomreuzen of reuzenbomen is de smalle Minervatuin. Een strook groen tussen het water van de A en de monumentale school, nu in gebruik als expositieruimte van eindexamenwerk. Enkele leden van onze vereniging Pomppleintuin kregen het voorrecht om als sleutelhouder te mogen fungeren.

Heemtuin Muntendam

Even geloof ik haar niet als M zegt dat hier een veld orchideeën staat. W’s ogen worden groot. K en A zetten / nemen respectievelijk hoed en muts af en gaan door de knieën: zo ver het oog reikt: orchideeën. Verder nog strootjes en grassen in ontelbare variaties.

Iets ten zuidoosten van Sappemeer waar we, certifikoatholders Grunnegers, onze eerste excursie met de cursisten Grunneger Konversoatsie hebben, ligt de heemtuin van Muntendam. Niet enkel een tuintje met theeschenkerij, hier ook paviljoen geheten, maar een hectares groot wandelgebied met een diversiteit aan vegetatie, insecten en vogels, die ik niet eerder zo mooi gegroepeerd bij elkaar aantrof.

Rust en ruimte, zo ver je kan voelen, zien, ruiken, horen en tasten. Slingerende paadjes, lichte hoogteverschillen, opzettelijk verwaarloosde muurtjes, kunst in plexiglazen vitrines, slootjes, vijvers en orchideeën. Als je bent opgegroeid met geraniums, gulden roede, petunia’s, narcissen, perenbomen en in de verte een plant die door je oom die de tuin deed fluisterend ‘edelweiss’ werd genoemd, had het woord orchidee altijd een onbereikbare, magische status. Later kwam de gekweekte orchidee vaker voor via de markt en zag je ze – altijd in tweetal – achter de ramen verschijnen. Ik stuur C die vandaag een zeiscursus in Zeist geeft een handvol foto’s en zij, botanica in elke vezel, herkent nog de wateraardbei.

De heemtuin in Muntendam is een werkervaringsgebied begeleid door WerkPro. Je houdt je hart vast, mocht de werkbegeleider op een morgen zeggen: ‘berkentrekken vandaag’. Er zijn velden waar miniatuurberken op overwoekerende veldtocht zijn geslagen, gelukkig dat de lelietelersmores hier ver te zoeken is.

Heb je tijd over, bezoek dan Scheepswerf Wolthuis in Sappemeer (en meld je aan als vrijwilliger opdat de openingstijden verruimd kunnen worden tot en met de zaterdag), wandel langs het haventje, een octogonaal kerkgebouw en bekijk de gelaatstrekken van Aletta Jacobs, de eerste tot de uni toegelaten vrouw, eerste arts en eerste gepromoveerde. Uit Sappemeer dus.

Zuiderplantsoen Groningen, Fleur Gräper: bedankt!

Op donderdag 8 mei ’25 gaat het Zuiderplantsoen open. Waarom ik ga kijken? Dat heeft alles te maken met Fleur Gräper. Na onze verhuizing naar Groningen werd de naam Fleur Gräper, gedeputeerde, wekelijks in krantenkolommen genoemd. Zij was kartrekker van het immens grote ringwegproject. D66’er. Volhouder. Vrouw. Vaak werd ze overgoten met een vracht kritiek als ergens een tijds- of begrotingslimietje werd overschreden. Zet je de krantenkolommen open dan stroomt het geklaag en gejeremieer je tegemoet als illegaal gestort zwart water door Groningens Diepenring. Wij steunden haar in gedachten door dik en dun. Nog steeds roepen wij ‘Goed gedaan Fleur!’ als we langs een kunstig, soms artistiek ringwegonderdeel rijden die zijn gelijke in geen enkel buitenland kent.

Nu is het Zuiderplantsoen dus klaar. Ik fiets rond. Onder de indruk van de rust en de gratie. Dat er zoveel aandacht is voor fietsers en wandelaars, dat kan alleen in Groningen, denken we. Topstukken: de Esperantotunnel, de synergie met de verdiepte Ringweg, het Sterrenbos en de DUO-tuinen, de prachtige Helpmantunnel, schitterende industriële, brutalistische kunst als het Geheugenpaviljoen en het -balkon. En dan het prachtige groen: grasveldjes, plantenperken, een stadse oase.

In een stoet van trotse, vrolijke Groningers fiets ik over de nieuwe paden, me overal verbazend over de schitterende doorkijkjes, de verrassende padenloopjes, de gestapeldestenenmuurtjes, de artistieke landschappelijke vondsten met ingenieuze trapconstructies naar de onhoorbare snelverkeerwereld en denk, luisterend naar het geknisper van mijn Gazellebanden op het grint, aan Fleur Gräper die die in de woelige tijden haar rug recht hield.

Onze Fleuradoratie heeft alles te maken met prettige herinneringen. Ga mee naar de beginjaren van deze eeuw. De familie Gräper, met pa Koos (collega docent Engels) en ma Coba (professor, denk ik), beiden hardlopers, waren trouwe bezoekers van onze camping Pieterom in Sleen. Drie à vier keer per jaar kwamen ze met hun Eribaatje aanzetten. Steeds met een andere schare kleinkinderen. In het najaar kwamen ze samen uitpuffen. Fleur zal erbij zijn geweest. Fleur, bedankt!

Deelauto, de praktijk, het reglement

Ons deelauto-initiatief CCP, Clio Coöperatie Pompplein, bestaat drie jaar. Er zijn drie leden: een gezin met twee en een met drie kinderen en een gepensioneerd stel. Clio is tien jaar en heeft 100.000 op de teller. De drie deelnemers gebruiken een digitale agenda waarin de gebruikswensen worden genoteerd. In maart staan zestien claims; in februari stonden er 24 en in januari 16. Vaak betreft het (relatief) korte ritten. Wij staan erin met negen wensen. En dan slaan we tripjes naar Nijmegen en Düsseldorf over, dan nemen we de trein.

Het is interessant te zien dat beide deelnemende gezinnen met drie en twee kinderen goed met Clio uit de voeten kunnen. Clio wordt gebruikt voor bezoekjes aan vrienden en familie, sportvelden, Ikea, musea, en de stort (Clio heeft een trekhaak).

De drie deelnemers houden zelf het benzinegebruik in de gaten, er wordt -grofweg- om en om getankt. Één deelnemer administreert en presenteert in december een digitaal opgeslagen verslag met de eindafrekening. Bewijzen van verzekering en wegenbelasting zijn ook voor alle drie deelnemers opgeslagen. We hebben een reglement (zie verderop) met daarin toe- en uittredingregels, waardebepaling, en andere praktische zaken.

Clio staat geparkeerd aan Praediniussingel, lekker dichtbij. We nemen kleine parkeerschrammen voor lief. Dit nadeel strepen we weg tegen het gebruiksgemak en de lage gebruikskosten. Vanwege een laag BMI is Clio goedkoop in de verzekering, wegenbelasting en benzinegebruik (ze rijdt ongeveer 1 op 20). De kosten zijn mede laag doordat we geen reserve opbouwen voor een evt. vervanging in de toekomst.

En, bevalt het? Zeker. Supergoed zelfs. Wij zijn veranderd van een veelgebruiker (20 jaar geleden hadden we een dieselauto, motor, retrotractor, zitmaaier, sportautootje) naar zuinige, kritische deelautomobilisten. In geval van nood hebben we hulpvaardige buren en familieleden die kunnen en willen bijstaan als ik lek rijd met mijn Giant TCR bijvoorbeeld. Deelnemer II meldt: “Op deze manier hebben we (bijna) altijd een auto beschikbaar zonder een auto te hebben. De kosten op deze manier zijn ook nog eens een stuk lager dan een auto huren of een deelauto via een platform zoals Greenwheels. Win-win dus.”

We zijn zeker van plan lang door te gaan met een deelauto. Zelf denk ik dat er gemakkelijk een vierde deelnemer bij zou kunnen. Op deze manier leveren we een bijdrage aan het verkleinen van de parkeerproblematiek in Groningens binnenstad.

REGLEMENT CCP; Clio Coöperatie Pomphuisplein (2022 – 2025)

  1. Geschiedenis. In september 2022 gaan twee gezinnen over tot autodelen. Eén gezin brengt een Renault Clio in. Die wordt getaxeerd en na betaling van de helft van de taxatiewaarde wordt gezin II mede-eigenaar. Na bijna anderhalf jaar treedt een derde deelnemer toe.
  2. Als bewoners van een provinciehoofdstad zijn CCP-deelnemers, allen met duurzaamheid hoog in het vaandel, zich steeds meer bewust van de noodzaak autogebruik tot een minimum te beperken en ernaar te streven minder blik op straat te hebben. Onderzoeken wijzen uit dat auto’s tot wel 95 % van de tijd stil staan en dat autodelen de toevloed van blik op straat een halt toeroept.
  3. Deelnemers gebruiken een groepsagenda waarin gewenst autogebruik wordt genoteerd. Ervaring leert dat het gewenste gebruik altijd mogelijk is. De gezinnen met kinderen hebben in schoolvakanties de eerste keus.
  4. Nadere communicatie over het autogebruik (parkeren, onderhoud, gewenst gebruik en andere bijzonderheden) vindt plaats via een groepsapp.
  5. In de auto ligt een boekje waarin het autogebruik wordt genoteerd: gereden kilometers, getankte benzine, data, enz. Jaarlijks wordt een kosten- en gebruiksoverzicht gemaakt waarna verrekening van onkosten volgt. Deelnemers proberen enigszins evenwicht te krijgen in tankgedrag zodat na afloop van het gebruiksjaar een milde verrekening kan plaatsvinden.
  6. CCP heeft een parkeervergunning voor de binnenstad van Groningen. In de praktijk biedt de Praediniussingel volop parkeerruimte.
  7. De vaste kosten (wegenbelasting, verzekering, parkeren) worden, direct na ontvangst van de nota’s, hoofdelijk omgeslagen. De variabele kosten (onderhoudsbeurten, benzine) worden, eens per jaar, verrekend op basis van gereden kilometers.
  8. Alle CCP’ers zorgen ervoor dat Clio op tijd gewassen wordt. Showroomexposure wordt niet geëist, redelijk schoon is de norm.
  9. Nieuwe leden van CCP kopen zich in door een evenredig deel van de taxatiewaarde te betalen aan de andere leden. Taxaties worden uitgevoerd door de Renaultgarage te Groningen. Bij toetreding van een nieuwe CCP’er wordt een administratief overzicht gemaakt en worden de kosten tot dan toe verrekend door de oude leden en ontstaat een nieuwe administratieperiode incl. de nieuwe toetreder.
  10. Verlaat een lid de CCP dan wordt dezelfde methode gebruikt als bij toetreding. De auto wordt getaxeerd en de blijvende leden betalen het uittredende lid haar/zijn deel. Voorkeur heeft echter dat er in de plaats van de uittreder een nieuw CCP-lid wordt gezocht. Het uittredende en nieuwe lid kunnen dan het CCP-lidmaatschap onderling verrekenen.
  11. Drie maanden na toetreden van een nieuw CCP-lid volgt een eerste evaluatie. Dan wordt ook bekeken of toetreding van meer coöperatieleden wenselijk wordt geacht.
  12. Eens per jaar, na afloop van het boekjaar, komen CCP-deelnemers bij elkaar ter bespreking van het wel en wee van de CCP.
  13. Schade wordt gemeld bij de CCP-deelnemers en bij de verzekeraar. Dekt de verzekering de schade niet, dan zijn de kosten voor rekening van de veroorzaker. Evt. terugval van de no-claimkorting komt voor rekening van alle CCP-deelnemers.
  14. Bij een onverhoopte totalloss-schade komen de CCP-leden bijeen en beslissen vervolgens over een passend vervolgtraject waarbij consensus het uitgangspunt is.
  15. Onvoorziene gevallen. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslist de CCP-jaarvergadering.

JOURNAAL week 10 (2025)

MAANDAG ‘Groanrepubliek’ heet de vertaling van ‘De Graanrepubliek’. Vertaald in zeventien talen. Ik lees de Groningse versie. Achterin een verklarende woordenlijst. Het lukt. Natuurlijk wist ik van de CPN in Oost-Groningen, van Sicco Mansholt en de boterberg, de olijfolieplas. Maar dat de vette Groningse boeren met gegarandeerde graanprijzen en vergoeding voor braakliggend land (per hectare vingen ze meer dan het jaarloon van een arbeider; alsof daar de subsidie-infuzenverslaving voor boeren al is ontstaan) zo ver van de werkelijkheid afstonden en dat Sicco Mansholt die ik eerder beschreef als theeplanter, verzetsman, boer, minister, socialist, spijtoptant-boterbergbouwer, elfstedentochtrijder, op zijn oude dag een relatie kreeg met Grünenoprichtser Petra Kelly, daarvan had ik geen idee.

DINSDAG Het klasje ‘Grunneger konversoatsie veur gevorderden’ barst van de creativiteit. Er komen twaalf self-made woorden voor ‘centrifuge’. Van ‘droaaidreuger’, ‘dreugdroaaier’ ‘gieseloar’, ‘swiddeldreijer’ tot ‘wringding’. Ik tel vijftien deelnemers. Zonder naamkaartjes blijven de namen lastig. Twee van ons lezen een in het Gronings geschreven tekst voor. Applaus en vragenronde. Daarna twee cursisten die iets aanprijzen. We leren over wijze lessen van Erik Scherder, en ontwikkelingen op het koffiefront. Na de pauze twee teksten van Jan Boer i.v.m. het overlijden van Grunnegertoalaanpeerdtjeder Henk Scholte. Docent Reinder van der Molen provoceert de groep mildelijk met een artikel uit Trouw dat de vloer aanveegt met aannames dat burenhulp slechts in dorpen in Overijssel voorkomt. De meest prikkelende stelling dat burenhulp het meest wordt aangeboden door mensen met hoge inkomens wordt gelaten gelezen.

WOENSDAG Ik vertaal mijn eerste gemeentedichtersvers, een sonnet, uit de tijd van de Emmense gemeentedichterspool in het Gronings: Op fietse noar Emmen

Nait meer van dizze tied, veurbie, verworden / D’r bint veul dingen woar je boeten kin / Kwakzaalverij, Hemelvoart, ramadan, / Een Roomze rector zunder orde / Ledlichten under olde laampekap, / Baarms maain, vlaggen zunder Pompebloadern / Steertbot, ensieklopedie, woaterschop, / Joagershut, twinneg soarten Sandwich Spreaden, / n Keuning, schoamloes, Argentijnse keunegin, / Borsthoarscheer, kroantieskan, en tussenzin. / Graipprik, omroupgidsen, blauw bakeliet / Mor zunder bouk, Bach, op fietse noar Emmen, / Kibbelingen van maart, vraauwenstemmen, / Koormeziek, sportbeha’s, gait leven nait.

DONDERDAG Het Gronings switcht van afgezakte broek, lauwe koffie, ouwelijk, grijs, naar hip, digitaal en sexy. Èn Engels. Het Centrum Groninger Taal & Cultuur (CGTC) heeft een Massive Open Online Course (MOOC) ontwikkeld. Op de fiets een road trip door Groningen, een onvervalste Romcom: het onderwerp van de gratis online cursus Gronings op www.groningsleren.nl. Jetse Goris presenteert in The House of Connections aan de Grote Markt in de Jantina Tammes School of Digital Society, Technology & AI. Hail wat aans as dorpshoes in Oskerd. Flitsend en vrolijk wordt iedereen aangespoord Grunnegs te leren. In aanwezigheid van scriptschrijver Fieke Gosselaar, PhD kandidaat Center for Language and Cognition Research Hedwig Sekeres en hoofdpersonen Iefke en Enno. Hoofdgast is René Paas en zang (o.a. ‘Oaventuren’) van Marleen Bakker en Gijs Coolen op gitaar. Even naar de Bright Space-omgeving van de RUG en studaaiern mor.

Basisschool Wenen minder preuts dan lesboek Gronings

Heb je ooit in het onderwijs gewerkt dan blijf je alles volgen wat over je oude vak gaat. Ik houd de Volkskrant bij, vrienden sturen wetenswaardigheden uit Trouw en NRC. Ook films over het onderwijs hebben mijn belangstelling; ik zag Dead Poets Society, Être et avoir, Les choristes, Druk, om maar een paar te noemen. En nu dus ‘Favoriten’.

Een basisschoolklas in Wenen-centrum wordt vier jaren gevolgd. Schitterend gefilmd. Een juf die door iedere docent als collega wordt gewenst en leerlingen met verschillende achtergronden. Juf Ilkay heeft Turkse roots en begrijpt haar leerlingen en hun ouders.

Alles wordt gefilmd: de doorsneeles, correctiemethoden, gym, klassenuitjes naar een moskee  met een sympa imam, en aan een dom met een drammerige pastoor die maar blijft zeggen dat de Stephans Dom van iedereen is. Bij een evaluatiegesprek blijkt dat de Mac iets meer imponeerde dan de kathedraal. Zwemmen waarbij het probleem van obese kinderen duidelijk wordt, ouderbezoekjes, toetsen (inclusief het teruggeven van de resultaten). Soms indringende ruzies (inclusief het bijleggen), hartverscheurende huilpartijen maar altijd weer de juf die begrijpt en vertrouwen biedt, structuur, variatie in lesinhouden en verantwoordelijkheid, betrokkenheid en deskundigheid toont. De lessen worden onderbroken door fantastische energie opwekkende wilde dansjes.

Met de islamitische achtergrond van juf en bijna alle leerlingen zit de kijker op het puntje van de stoel als er hete hangijzers voorbijkomen. Bijvoorbeeld bij de verschillende rollen van (dominante, Duits sprekende) vaders en (onderdanige, Turks blijven sprekende) moeders èn de biologieles. Op een levensgroot getekende man en vrouw worden lichaamsdelen geschreven. Ik moet denken aan mijn cursusboek Grunnegs ‘Zeg t mor’ waarin een identieke tekening wordt getoond, waarbij de schaamstreek enkel ‘geslachtsdailen’ vermeldt. Onze Weense juf spoort de leerlingen (basisschoolkids van zes t/m tien) aan de erbij passende woorden: ‘vagina’, ‘vulva’, ‘penis’, ‘ballen’ uit te spreken, erbij te schrijven en er, op ware grootte, bij te tekenen.

Mijn geslachtsdeelkennis van het Gronings beperkt zich tot ‘deus’ uit de uitdrukking ‘dij vraauw hef heur deus nait mit pissen versleten’. Even kijken wat de bejubelde K. ter Laan te bieden heeft: wel ‘lul’, maar bij ‘kut’ staat iets over ‘knikkeren’. Zou Van der Laan een man zijn? Geen ‘vagina’, ‘penis’ of ‘c(k)litoris’, wel ‘klit’ (=’klaar’), ‘klitse’ (vrouwspersoon die mannen naloopt; oorspronkelijk betekent ‘klitse’ ‘teef’). Nou ja, ik ga nog even door. ‘Masturberen, vingeren, aftrekken’: niets. Bij ‘òftrekn’ staat weliswaar ‘aftrekken’, maar in de betekenis: ‘zich laten fotograferen’. Nadenken dus, als je aangeschoten buurvrouw na een buurtbarbecue je in het steegje influistert, ‘schiere mirreg mienjong, zöl k joe nog eem òftrekken veur n aiwege herinneren?’ Hahaha. Aander moal meester Reinder mor s vroagen.

Martin Hillenga – ‘Wadapatja’

Voor iedereen die ‘Palet van Groningen, Geschiedenis, kunst en cultuur van de stad’ (2016) van dr. Frans Westra te moeilijk was, is er sinds 2019 ‘Wadapatja, 101 Groninger tradities, gebruiken en (eigen)aardigheden’ van Martin Hillenga (€ 34,95). Prachtig vormgegeven, rijkelijk en kleurrijk geïllustreerd en (daardoor) ook voor de wat minder geoefende lezer, hail goud te doun. Het aardige is dat bij vele van de genoemde gebruiken en tradities de veelal verzonnen en met graagte doorgegeven historische herkomst wat wordt gerelativeerd. Vele gebruiken gaan niet terug tot de Germanen, maar kwamen pas de vorige eeuw in zwang. Minder leuk is dat er is bezuinigd op tekstcorrectie. Was een tekstuele aberratie vinden bij Westra haast ondoenlijk, in Wadapatja staan er enkele te veel. Toch: een vet boek, niet zelden ook met een humoristische ondertoon.

Wadapatja, met een prettig werkend register, is een must voor iedereen die in Groningen woont. Is zich enigszins verdiepen in de streektaal voor veel nieuwe inwoners teveel gevraagd onder het merkwaardige mom ‘in Stad wordt nauwelijks Gronings gesproken’, het boek Wadapatja lezen zou als vestigingsvoorwaarde voor de Stad & Ommeland mogen gelden.

Het boek is onderverdeeld in negen hoofdstukken met minimaal vijf (Bestuur en recht) tot 23 (Eten en drinken) subhoofdstukken. Wat was nieuw voor mij? Behoorlijk wat. Het interessantst voor mij als duivenliefhebber was het hoofdstukje over de Groninger slenk, een duif die zoals de veel bekender tuimelaars een uiterst aparte vliegwijze heeft: de luchtacrobaat slenk stijgt bijna verticaal op, door kenners springen genoemd om daarna over te gaan op ‘zwemmen’ en ‘zeilen’; nou ja, lees de pagina’s 200 t/m 202 vooral. Ook kom ik mezelf tegen als student van de Groningse taal: de door mij gebezigde variant is het ‘hyper- Gronings’ (p.46). En wat een gemiste kans bij de keus van het ontwerp van de provincievlag: naast de stijve variant die het is geworden was een speelse: een edelsteen met een gouden rand, naar het Groninger volkslied: ‘een pronkjewail in golden raand’.

In de inleiding veel over de verschillen tussen en overeenkomsten met Drenten en Friezen en over terminologische gevoeligheden in de woorden folklore, volkscultuur, tradities, immaterieel erfgoed en culturele bagage. Voor de in Groningen geïnteresseerde lezer wil ‘Wadapatja’ een reisgids zijn. Wat apart ja! Een aanrader!