De gemeente Groningen is supertrots op het (verbouwde) stadhuis en draagt dat graag uit. Op velerlei manieren worden inwoners uitgenodigd eens langs te komen. Ik maak voor de vierde keer in nog geen vijf jaar gebruik van de uitnodigingen. Na een inspraakavond over de emissievrije zone (het terugdringen van luchtvervuiling in de binnenstad), een rimpelloze door Schuiling strak geleide raadsvergadering en een Groninger avond, nu een door onze buurtvereniging georganiseerde avond over verduurzaming in het neoclassicistische stadhuis. In felle kleuren worden we welkom geheten. Onder de gasten: eigenaren van een al dan niet verwaarloosd monumentaal pandje, eigenaren van een monument-light, of een karakteristieke woning, in erfgoed geïnteresseerden en kritische gasten die willen weten of subsidies op de juiste plaats landen.
De raadszaal, die werd vergroot na de laatste gemeentelijke herindeling, behoort tot de mooiste van Nederland. Ademloos luisteren we naar hoe het stadhuis van fossiele energieslurper werd getransformeerd naar gasloos. Na de laatste verbouwing van het stadhuis steeg (of daalde) het energielabel van G naar A+++. En dat terwijl het totale budget van 19,2 miljoen niet werd overschreden. Een gevoel van plaatsvervangende trots overvalt me. Dat er niet met geld werd gesmeten bewijzen de marmeren pilasters in de gangen: In plaats van duur Italiaans marmer uit de Toscaanse steengroeven van Carrara zijn het gipsplaten uit de bouwmarkt, geschilderd in een kunstige, nauwelijks van echt te onderscheiden, marmerlook.
In een bijzaaltje naast de raadszaal waan je je in een expositie van Sterren-op-het-doek: een niet helemaal complete galerij van geschilderde burgemeestersportretten. Soms aandoenlijk amateuristisch, soms van een superieure kwaliteit, waarbij dat van Wallage, by far, de show steelt.
In de gangen kunst van Ploegleden, waarbij pijnlijk nauwkeurig is voorbijgegaan aan de huidige Ploeg, met extra aandacht voor de relatief onbekende autodidact Arie Zuidersma. In de kamer van B&W staat een ovale tafel die zo groot is dat hij tijdens de verbouwing niet naar elders kon worden verhuisd. Op een met gouden sterren beschilderd diepblauw plafond kan de geoefende topografiekenner de locatie van alle dorpen en steden in de provincie herkennen. Zoveel moeite als besteed is aan dit ingenieuze schilderwerk, zo weinig aandacht is er voor de Groninger taal: gain fits of foazel.


We starten in Leermens en zien een orgel met aan weerszijden luiken, bedoeld om bladgoud uit ’t zich te houden. Het orgeltje klinkt als een klok. De kerk heeft bruin, geel- en witgeverfde bogen, een blauw plafond en hoogwaardige inktjetprints van Helmantel. De Vries speelt, ogenschijnlijk uit de losse pols, een miniconcert met Händel, Krebs, Erbach en Buxtehude. Orgelmuziekconnaisseurs onder ons letten speciaal op het effect van de dulciaan 16´.
De Schnitger in Eenum is apart vanwege reliëf en dieptewerking in het front. Een minicollege over middentoonstemming, reine tertsen, enz. vergroot onze kennis. Al spelend blijft De Vries’ gezicht een lach vertonen. Wat een vrolijkheid. Hij besluit met Scheidemann en Byrd. De organisatie is slim en biedt ons een fijne lunch in een papieren zak aan. Geen tijdverlies dus aan tijdverslindende tafels in kerkelijke bijgebouwen.
Het zicht op Godlinzes Schnitger wordt wat aangetast door een zwarte dominante kachelpijp. De bijna wulpse boog- en plafondbeschilderingen, ik zie iets wat lijkt op neo- impressionistisch pointillisme, vergoeden veel. De kerkbanken en preekstoel zijn geel geschilderd. Ik fabuleer over de daaraan voorafgaande discussies die bijna tot schisma’s leidden. We beluisteren Buxtehude, Scheidemann, Böhmer, Purcel en Telemann. ‘Goed gespeeld man!
Dat het grootste en wie weet beste tot het laatst wordt bewaard bewijst Loppersum, waar we de ‘boerenkathedraal’, de grootste dorpskerk in de provincie, betreden na een passage onder majestueuze beuken die ons afschermen van de Snollebollekes verderop bij de kermis. Cantor De Vries haalt alles uit de kast en wisselt zijn miniconcert op het uit 1562 stammende en daarna zeker zes keer aangepaste en verbouwde orgel af met Gregoriaans aandoende zang. Wie weet, tot een volgende keer. De excursie werd georganiseerd door Orgeldelta (
Hoe zegt Van Dis het ook alweer in ‘Stadsliefde¹’ als hij Parijse duiven beschrijft? “Arme stadsduif, hoe kon het zo ver komen? In kerken nog altijd hoog aanbeden als symbool van de Heilige Geest, op zondagsscholen ten voorbeeld gesteld (…) en nu gehaat en vertrapt. Godin van de vruchtbaarheid, (…) in de Eerste en Tweede Wereldoorlog hebben ze duizenden soldaten gered. (…) En nu dreigt ook de burgemeester met gif en sterilisatie.”
Maar zijn duiven zo speciaal dan? Zeker. Ze ruimen rommel op, voedselresten vooral. Ze vervuilen de stad nauwelijks, hoogstens daar waar ze worden gevoerd. Duivenkak is geen witte verf die over straat wordt gesproeid zoals reigers en meeuwen doen, duivenpoep kun je zonder smerige handen te krijgen oprapen. En trouwens: (volks)tuinliefhebbers kennen de buitengewoon sterke waarde van duivenmest. Duiven zijn gezellig, nieuwsgierig en nevernooit agressief. Ze zijn symbolen van vrede en liefde. En, eerlijk is eerlijk, ze zijn, mits goed toebereid, lekker.
De cirkel is rond; de kunststudie is achter de rug en de boeken gaan niet mee naar North Dakota maar worden gedoneerd aan belangstellenden via minibieb ‘Achter Minerva’. De gekleurde tabblaadjes markeren de scriptieonderwerpen. De verplichte lessencyclus ‘The Art of Recycling in The Netherlands’ werpt zijn vruchten af.
en meer. Indrukwekkend allemaal. Veel installaties, uitgewerkte concepten, industriële vormgeving, microbiologisch onderzoek met ‘bacteria and fungi’ en weinig (fijn) schilderwerk. We zien maatschappelijk engagement, onmogelijke contrasten, oneindige creativiteit en artisticiteit, innovaties. Onze ogen gaan en mond valt open. Verbazing, vragen, bewondering. En valt er ook nog iets te lachen? Zeker. Bijvoorbeeld bij het Instituut voor het Zandkorrel Hoogtebeleid, waarvan de directeur op artistieke wijze aandacht vraagt voor de zeespiegelstijging. Die jongen (directeur van het IZH, M. van der Molen) komt er wel. Meest bijzonder: in Pictura zie ik een jonge vrouw, taxidermist, die geprepareerde dode muisjes
liefdevol vult met druppelvormige glazen roze bijouterietjes.
Het jeugdjournaal meldt dat urine wordt gebruikt voor medicijnenonderzoek. En bij grondbemesting. Ik zie gelijk kansen voor studenten MADtech als ik een bierboot zijn gasten zie lozen die een wedstrijdje wildplassen doen. Ik spreek de kap’tein even aan en vraag of ie een groot vaarbewijs heeft. De gemeente belooft extra surveillance.
Dat de gemeente Groningen druk bezig is met het revitaliseren van de binnenstad (Westerhaven, Pelsterstraat, Haddingestraat) en hard werkt aan een zogenaamd ‘bomenplan’ is algemeen bekend. Wij van binnenstadbuurtvereniging A-Kwartier hebben mogen inspreken over de bomen. Eerst een plenaire sessie in het oude gemeentehuis van Haren en daarna via conceptplannenmakerij langs de meetlat van het ‘Urban Forest Masterplan’. Een van de doelstellingen van het bomenplan voor de volgende dertig jaar is een enorme uitbreiding van boomkruinbedekking.
In Stad zijn straten waar drie rijen fietsen staan geparkeerd. Zo goed als in het gelid. Waar ter wereld vind je dat? Zoals fijnstof aan openhaarden en auto’s kleeft, zo haakt frisse lucht aan bomen en fietsen. De gemeente is aan het
A-kerktuin
Binnentuin
Schuin tegenover ons, voorbij de majesteitelijke boomreuzen of reuzenbomen is de smalle Minervatuin. Een strook groen tussen het water van de A en de monumentale school, nu in gebruik als expositieruimte van eindexamenwerk. Enkele leden van onze vereniging Pomppleintuin kregen het voorrecht om als sleutelhouder te mogen fungeren.
Even geloof ik haar niet als M zegt dat hier een veld orchideeën staat. W’s ogen worden groot. K en A zetten / nemen respectievelijk hoed en muts af en gaan door de knieën: zo ver het oog reikt: orchideeën. Verder nog strootjes en grassen in ontelbare variaties.
wandelgebied met een diversiteit aan vegetatie, insecten en vogels, die ik niet eerder zo mooi gegroepeerd bij elkaar aantrof.
Heb je tijd over, bezoek dan Scheepswerf Wolthuis in Sappemeer (en meld je aan als vrijwilliger opdat de openingstijden verruimd kunnen worden tot en met de zaterdag), wandel langs het haventje, een octogonaal kerkgebouw en bekijk de gelaatstrekken van Aletta Jacobs, de eerste tot de uni toegelaten vrouw, eerste arts en eerste gepromoveerde. Uit Sappemeer dus.
Op donderdag 8 mei ’25 gaat het Zuiderplantsoen open. Waarom ik ga kijken? Dat heeft alles te maken met Fleur Gräper. Na onze verhuizing naar Groningen werd de naam Fleur Gräper, gedeputeerde, wekelijks in krantenkolommen genoemd. Zij was kartrekker van het immens grote ringwegproject. D66’er. Volhouder. Vrouw. Vaak werd ze overgoten met een vracht kritiek als ergens een tijds- of begrotingslimietje werd overschreden. Zet je de krantenkolommen open dan stroomt het geklaag en gejeremieer je tegemoet als illegaal gestort zwart water door Groningens Diepenring. Wij steunden haar in gedachten door dik en dun. Nog steeds roepen wij ‘Goed gedaan Fleur!’ als we langs een kunstig, soms artistiek ringwegonderdeel rijden die zijn gelijke in geen enkel buitenland kent.
Nu is het Zuiderplantsoen dus klaar. Ik fiets rond. Onder de indruk van de rust en de gratie. Dat er zoveel aandacht is voor fietsers en wandelaars, dat kan alleen in Groningen, denken we. Topstukken: de Esperantotunnel, de synergie met de verdiepte Ringweg, het Sterrenbos en de DUO-tuinen, de prachtige Helpmantunnel, schitterende industriële, brutalistische kunst als het Geheugenpaviljoen en het -balkon. En dan het prachtige groen: grasveldjes, plantenperken, een stadse oase.
In een stoet van trotse, vrolijke Groningers fiets ik over de nieuwe paden, me overal verbazend over de schitterende doorkijkjes, de verrassende padenloopjes, de gestapeldestenenmuurtjes, de artistieke landschappelijke vondsten met ingenieuze trapconstructies naar de onhoorbare snelverkeerwereld en denk, luisterend naar het geknisper van mijn Gazellebanden op het grint, aan Fleur Gräper die die in de woelige tijden haar rug recht hield.
Onze Fleuradoratie heeft alles te maken met prettige herinneringen. Ga mee naar de beginjaren van deze eeuw. De familie Gräper, met pa Koos (collega docent Engels) en ma Coba (professor, denk ik), beiden hardlopers, waren trouwe bezoekers van onze camping Pieterom in Sleen. Drie à vier keer per jaar kwamen ze met hun Eribaatje aanzetten. Steeds met een andere schare kleinkinderen. In het najaar kwamen ze samen uitpuffen. Fleur zal erbij zijn geweest. Fleur, bedankt!
Ons deelauto-initiatief CCP, 
MAANDAG ‘Groanrepubliek’ heet de vertaling van ‘De Graanrepubliek’. Vertaald in zeventien talen. Ik lees de Groningse versie. Achterin een verklarende woordenlijst. Het lukt. Natuurlijk wist ik van de CPN in Oost-Groningen, van Sicco Mansholt en de boterberg, de olijfolieplas. Maar dat de vette Groningse boeren met gegarandeerde graanprijzen en vergoeding voor braakliggend land (per hectare vingen ze meer dan het jaarloon van een arbeider; alsof daar de subsidie-infuzenverslaving voor boeren al is ontstaan) zo ver van de werkelijkheid afstonden en dat Sicco Mansholt die ik
DONDERDAG Het Gronings switcht van afgezakte broek, lauwe koffie, ouwelijk, grijs, naar hip, digitaal en sexy. Èn Engels. Het Centrum Groninger Taal & Cultuur (CGTC) heeft een Massive Open Online Course (MOOC) ontwikkeld. Op de fiets een road trip door Groningen, een onvervalste Romcom: het onderwerp van de gratis online cursus Gronings op 
Heb je ooit in het onderwijs gewerkt dan blijf je alles volgen wat over je oude vak gaat. Ik houd de Volkskrant bij, vrienden sturen wetenswaardigheden uit Trouw en NRC. Ook films over het onderwijs hebben mijn belangstelling; ik zag Dead Poets Society, Être et avoir, Les choristes, Druk, om maar een paar te noemen. En nu dus ‘Favoriten’.
Met de islamitische achtergrond van juf en bijna alle leerlingen zit de kijker op het puntje van de stoel als er hete hangijzers voorbijkomen. Bijvoorbeeld bij de verschillende rollen van (dominante, Duits sprekende) vaders en (onderdanige, Turks blijven sprekende) moeders èn de biologieles. Op een levensgroot getekende man en vrouw worden lichaamsdelen geschreven. Ik moet denken aan mijn cursusboek Grunnegs ‘Zeg t mor’ waarin een identieke tekening wordt getoond, waarbij de schaamstreek enkel ‘geslachtsdailen’ vermeldt. Onze Weense juf spoort de leerlingen (basisschoolkids van zes t/m tien) aan de erbij passende woorden: ‘vagina’, ‘vulva’, ‘penis’, ‘ballen’ uit te spreken, erbij te schrijven en er, op ware grootte, bij te tekenen.