Het was in de tijd dat personeelsvergaderingen genotuleerd werden in een gemarmerd schrift. In lokalen en de leraarskamer werd volop gerookt. Over personeelsuitjes werd vier keer plenair vergaderd. Aan het begin van de personeelsvergadering werden de notulen voorgelezen. Er dreigde een schriftelijke herstemming over het reisdoel. Het werd een diner-dansant te Haren. Ik was drieëntwintig en van de generatie die zich er op liet voorstaan niet te kunnen dansen. Stijldansen. En van diner-dansants had ik geen weet. Toch ging ik, single met een extreem hoge hormonenhuishouding, mee. Ik wilde alles meemaken en enkele vrouwen van collega’s vond ik ronduit leuk. Op twee na waren alle collega’s getrouwd. Deze twee collega-singles lieten de beker van het diner-dansant aan zich voorbij gaan.
In de bus stond de muziek op tien. Luide gesprekken over voetbaluitslagen, Kruisinga, de onbetrouwbare Van Agt, de neutronenbom, de vakbond en een mogelijke fusie met een andere MAVO. De collega Frans wilde ons doen geloven dat multipropriété de voorloper was van timesharing. Als de roostermaker even met de chauffeur stond te praten hoorde ik geweeklaag over roosters. Veel vrouwen keken naar het voorbij vliedende landschap en zuchtten onophoudelijk, praatten met andere vrouwen over de overgang terwijl ze in de spiegelende ruit hun haren schikten. Mannen droegen terlenkabroeken, vaak met minimaal één uitgewreven vetvlekje, en een overhemd met een stropdas die uitkierde vanonder een spencer. Sommigen in pak. Vrouwen droegen rokken met een vest of jurken, een enkele een broekpak. Velen hadden een plastic tasje bij zich. Ik droeg een wijde rode trui en een verschoten spijkerbroek. Mijn lange haren gekortwiekt tot op de kraag. Af en toe kwam er een vrouwelijke collega of een vrouw van een collega naast me zitten. Waar ik vandaan kwam, of de flat beviel, wat ik van gewest tot Gewest vond en of ik Bibebs laatste interview had gelezen. Ik voelde me een vreemde eend, licht exotisch. Maar de plaats naast mij bleef zelden lang onbezet. Prettig, maar toch een beetje raar.
In een zaaltje, waarin alles crèmekleurig was, stonden lange tafels opgesteld. De helft van de zaal een dansvloer. Ik wilde net met de directeur in discussie gaan omdat hij om ‘even stilte alstublieft’ had gevraagd aan het begin van de maaltijd. En dat op een openbare school. Alsof het was afgesproken kwamen de plastic tasjes tevoorschijn. Dansschoenen. Na de vermicellisoep vroeg Lonka mij ten dans. Nee zeggen werd niet op prijs gesteld merkte ik, want mijn stoelleuning werd al een kwartslag gedraaid. ‘Ik weet dat je niet kan dansen, maar volg mij maar.’ We verbleven meest aan de wat donkerder zijde van de zaal, het verst af van de eettafels. Grote vingerplanten zorgden voor een besloten, bijna intieme sfeer. Het bandje speelde bekende Nederlandstalige muziek, schlagers noemden we die. Wie niet danste, kletste of kaartte. Van kaarten hield ik niet en de gesprekken waren flauw. Lonka had lange benen. Ze korfbalde. ‘Dank je,’ zei ze, ‘straks nog een keer?’ ‘Tuurlijk,’ antwoordde ik.
Een stukje zult met brood was een tussengerecht. Ik at met smaak, want ik had altijd trek. Tussen twee gangen door kon ik net twee glazen bier drinken. Dansen maakte dorstig. ‘Kom je mee?’ vroeg Mette. ‘Mijn man zit toch maar te kaarten.’ Ik volgde haar over de Heugavelt-tegels naar de gladde vloer, de grens werd gemarkeerd door een metalen stripje. ‘Niet struikelen,’ hield ik mezelf voor. ‘Doe je hand maar iets lager,’ en vooral niet zwengelen met je linker hand, dat weet je toch?’ Mijn rechterhand deed wat ze mij vroeg. Mijn vingers betastten voorzichtig een dichte rits op haar rug. ‘Je walst al goed, hoor.’ Ze rook prima. Soms voelde ik haar bovenbeen, vooral net voor een complexe draai. Als ik kon, zocht ik vaker een hoek om nog een keer te draaien. Nog steeds bleven we wat uit het zicht, buiten de kijklijnen. Ik combineerde in mijn hoofd het ritme met de passen en probeerde niet hardop te tellen. Dat ik werd geleid, daarvan had ik geen idee. ‘Jij houdt zeker ook niet van toepen,’ hoorde ik.
Na elke gang werd er muziek gespeeld, gekaart en gedanst. In die tijd werden op de tafels de naambordjes verwisseld en kreeg iedereen een nieuwe plaats. Bo had de lijsten gemaakt, begreep ik. Ik kwam, realiseerde ik me achteraf, steeds naast iemand te zitten die me vervolgens ten dans vroeg. De derde gang was een stuk varkenshaas, gebakken aardappeltjes en sperziebonen omwikkeld met een stukje spek. Die nieuwe Franse cuisine sprak me wel aan. Van Louise, naast mij, nam ik wat vlees over. ‘Dan mag je straks met mij dansen,’en ze knipoogde. Louise droeg stiletto’s. Ze lachte schaterend, want deze betekenis kende ze nog niet. Bij deze dans werd ik een beetje van haar af geduwd en vervolgens naar haar toe getrokken. Soms botste ik licht tegen haar aan en moest ze mij opvangen. Dat kon ze goed. Haar hele lijf leek te veren. Zacht, maar toch stevig. Van de drie was zij de soepelste. Ik dacht dat het vanaf de zijlijn al een beetje vloeiend leek. Het rumoer in de kaartershoek zwol aan. Driekwart van de mannen kaartte. Ik zag veel koppels van dansende vrouwen. Nooit twee dansende mannen. Louise begon me dingen uit te leggen, lastige dansprincipes. Bij een nieuw nummer paste ik haar aanwijzingen toe. De wals was de gemakkelijkste en mijn onzekerheid ebde weg.
Na een kwartier klonk de gong alweer. Nu zat Bo naast mij. Bo droeg een rode jurk en halfhoge pumps. Haar man gaf een vak dat veel leerlingen moeilijk vonden. Hij keurde haar geen blik waardig. Het dessert bestond uit fruit en ijs dat op spiegels klaar stond. Veel mannen sloegen het over. Ik nam vooral veel van de aardbeien en stukken meloen. Het sap droop langs mijn polsen. Naast mij hoorde ik gesmak. ‘Wil je nog een stukje van mij?’ Bo wachtte mijn antwoord niet af. ‘Kom, we gaan,’zei ze zacht maar dwingend. Voorbij de plantenbakken zei ze: ‘Leg je hand maar onder mijn riem, dan beweeg je niet zo veel.’ De riem zat niet strak gelukkig. Iets lager en ik voelde haar linker bil. Als ik mijn hand wat bewoog, glimlachte ze. Bij elke draaiing schuurden haar bovenbenen tegen mij aan. Alsof het gewoon was, alsof het zo hoorde. Ze trok me veel strakker tegen zich aan dan de voorgaande vrouwen. Dansen begon echt leuk te worden.
Terug in de bus was de sfeer suf. Ik zag drie collega’s slapen. Bo zat nu links van mij. Haar man had een oude KampeerKampioen uit het tijdschriftennetje gevist en bestudeerde opstaptreetjes voor nieuwe caravans. Toen ze opstond om de chauffeur aanwijzingen te geven over de route, er moest iemand in Valthe worden afgezet, zag ik de lijst met de tafelschikking uit haar tas steken. Bij vier namen zag ik een asterisk en in de rubriek diversen een hoofdletter K. Daarnaast het woord ‘dansen’.
(Namen, ach, namen. Bo, Mette, Louise en Lonka zijn geënt op bestaande personages.)