Fietsdagboek weken III en IV; 50 kms/dag

Na week drie denk ik: nog negen keer. Zoals een autospuiter na laag op laag wegschuren ziet dat je drie jaar geleden een oranje paal hebt geraakt, voelt de fysio na ongenadig in je billen te hebben geduwd, zoekend naar ‘trigger points’ die je met dry-needles te lijf kan gaan, dat je een jaar geleden een smak hebt gemaakt. Nog steeds voelen de bovenbenen soms superstrak en is een schram op mijn rechterbil via een gevoeligheidje, een bultje, een schraal plekje, een bobbeltje, een rood richeltje, een wondje geworden dat extra verzorging behoeft. Strak afplakken met een blaarpleister helpt tot nu toe.

Ik zit aan het eind van week drie nog steeds op een gemiddelde van 50,33 kms/dag. De wind wordt steviger, de temperatuur daalt, en de sleur komt binnen. Kou en regen vallen mee.

Op zondag slaan noodlotten toe. Bij Veenoord landt een ambulancehelicopter op de weg naast drie politieauto’s, een brandweerwagen, een over de kop geslagen auto, een onthutste chauffeuse en twaalf brandweerlieden. Die redden het wel zonder mij. Een half uur later twijfel ik tussen afslaan naar Barger Oosterveld of even rechtdoor richting Foxel. De zon schijnt mild, de wind is schraal, een groep ganzen vliegt in een immense V en het wordt Foxel. Ik befiets een betonnen fietspad aan het Verlengde Scholtenskanaal Oostzijde. Het lijkt alsof het beton is gevlinderd, maar de gevolgen daarvan besef ik te laat. Het fietspad gaat bij een bocht omhoog en buigt af naar rechts. Mijn snelheid is 22 kms/uur. Ik hoor een auto, een gepimpte Opel Manta uit 1978 geloof ik, oranje, met uitschuifbare antenne, achter mij snel naderen en ik besluit geheel tegen mijn gewoonte te remmen en te stoppen en de Manta te groeten. Gevlinderd beton is spekglad. Onheil ligt op de loer als Dobermannen achter erfhekken. Maar nog heb ik niets door. Naar lucht happend lig ik ineens tussen twee witte strepen. Midden op de weg. Ik schreeuw als een aangereden hert. De auto is afgeslagen. Het ligstuur duwt mijn rechterlong plat terwijl de ribben dat proberen tegen te gaan als klaarovers naderend vrachtverkeer. Ik blijf even liggen. Niets gebroken, maar overal pijntjes. Heup, knie, ribben, linkerpols en rechterhandpalm. Ik vloek hartgrondig. Ik realiseer me dat je dus wel in je eentje vloekt en schreeuwt terwijl je voor klaaglijk zuchten en huilen toeschouwers nodig hebt, tenminste als je psychologisch onderzoek kan geloven. De Sensa Sella Evo Ltd is nog in orde. Schijfremmen, trapas, derailleur, stuur: neatniksnadaniente. Ik breek mijn route af en ga op huis aan. Onderweg vallen de pijntjes mee. Thuis til ik met moeite mijn Sensa op en hang haar aan de standaard voor een visuele inspectie. Wat lakschade aan de stang. Verder niets. ’s Middags nog onbekommerd gewandeld met familie. Acht uur na de val, FC Emmen begint net tegen AZ, ontspannen mijn spieren en spelen de gekwetste ribben op als verlate protesten tegen Baudet. Twee keer twee paracetamol doen niets.

Maandagmorgen overdenk ik mijn challenge: een maand lang 50 kms per dag wordt lastig. Maar de veertig, het oorspronkelijke doel, is bereikbaar. Twee Bayer aspirines geven wel verlichting. Als proef fiets ik een stukske met vrouw I en als ik mijn rechterlong niet gebruik gaat het goed. Nu begint mijn uitdaging pas realiseer ik me.

Op dinsdag fiets ik puur op beenkracht en laat de longen thuis. De kou fungeert als een grote tie-wrap om mijn borst. Als ik bij onregelmatigheden in de weg op tijd op de trappers ga staan, voel ik weinig. Kalm en puur op souplesse doe ik 69 kms in 2.55 uur. Nog zes dagen te gaan. woensdag en donderdag zijn moeilijk. De gekneusde ribben voelen als de metalen tanden van een bladhark die over elkaar heen knarsen. Fietsen blijft nog mogelijk, nu met 22 km/u en dagelijks 8 aspirines. Bij strakke sokken aan- of uittrekken en opstaan krijg ik hulp van vrouw I die voor een verdubbeling van het kleedbudget alles wel wil doen. Op bed gaan liggen en de eerste vijf minuten van opstaan doen de hele week gemeen pijn.