MAANDAG Clio voert ons naar Rouen, stad van vakwerkhuizen,
Jeanne d’Arc, Corneille, Céline en Flaubert. Van de laatste heb ik Madame Bovary gelezen, zijn debuutroman die bij verschijnen ophef veroorzaakte vanwege vermeende obsceniteiten en een overspelige vrouw die moeite heeft met het begrip huwelijkstrouw. Ook de mannen blinken uit in onuitstaanbaarheid. Schitterend boek. Rouen is een prachtstad. Vanwege de overdaad aan katholieke pracht, prullen en praal denken we even voor de kathedraal te zitten als we nog maar bij Eglise Saint Maclou zijn. Mooi kunstwerk: de kogelgaten in de muur van het Paleis van Justitie zijn gevuld met een kleurrijke vulling van legostenen. 
DINSDAG De Seine doorsnijdt de stad en biedt de bezoeker een goed oriëntatiepunt. We wandelen langs de vele bezienswaardigheden en oefenen ons school-Frans. Niet eerder zagen we achter ramen geplakte familieherenigingsoproepen van vluchtelingen. In
de kathedraal krijgen we het bericht van de dood van Wiegel. Na Bolk en Terlouw weer een grote politieke jongen mors. Gemiddeld worden ze krapaan 90. Kaarsjes aansteken voor hun zielenrust laten we over aan hen die zelf graag een kalme ziel wensen te kopen. Over de prijs van een mooie zwarte kop op de markt worden we het niet eens. 
WOENSDAG Trouville-sur-Mer ligt aan zee die hier Het Kanaal heet. Het Kanton is Honfleur-Deauville, arrondissement Lisieux, departement Calvados, regio Normandië. Een klassieke badplaats, dé kustplaats van Normandië, met veel Parijzenaars op vakantie. Bij de bakker spreek ik een Parijzenaar die bij Nederland aan koningsdag denkt.
DONDERDAG Plein soleil. Dan geen gezeur over 2 cappu voor bijna € 12,- op het mooiste haventerras denkbaar, met het oog op Gustave F. Het 2e deel van Stieg Larssons Millennium-trilogie is bij herlezing ietsiepietsie draderig, maar blijft overeind staan. Vriend T stuurt me ChatGPT’s werkstukje als hij mijn naam intoetst. Hahaha. Sinds mijn bezoek aan de dermatoloog draag ik bij zonneschijn een hoed en stop met denken dat hoedendragers naar Louis Couperus hunkerende zielen zijn. Trouville sur Mer is het Saint Tropez van Normandië. Een schitterend strand en een uitzonderlijk fraai museumpje Villa Montebello. 


Op naar Mokum. 020. We reizen met de NS. Ruim, relaxed, goedkoop en op tijd. We verbazen ons er zeer over dat kaartjes knippen passé blijkt. In Amsterdamse trams het tegenovergestelde: in het midden van de tram zit een gisse reisbegeleider, vaak met superieure nagellak, die nauwgezet het inchecken controleert en daarnaast alle reizigersvragen beantwoordt. Bezoekjes aan fotomuseum Foam, lekker door de stad slenteren, het Stedelijk badkuipMuseum, een bijna bedwelmend concert in het Concertgebouw, een terrasje daar en hier, buiten de deur ontbijten, interessante ontmoetingen: fijne ingrediënten voor twee daagjes 020. Dat niet elke binnenstads-Amsterdammer, meestal gehuld in keurige Zara- of Bijenkorfkleedjes, zich bekommert om straatvuil, is jammer.
In het Stedelijk Museum een grote expositie van Miriam Cahn ‘Reading Dust’. Aangrijpend los geschilderd werk met vrouwen in ongemakkelijke of gevaarlijke – aan mannen te wijten- situaties. Een waarschuwing aan het begin van de Cahn-zalen is zeker gepast. Spooky, indringend, kwetsbaar, rauw, naakt, genadeloos, wreed, emotioneel. Vaak eenvoudig geschilderd, met veel slachtoffers en enkele daders. Opvallend de gesluierde vrouwen in onalledaagse outfits. Vergeleken met de lange rijen voor het Rijks is het SM uitgestorven. In de tram terug overdenk ik hoe de Joodse kunstenares Moslima’s op het doek zet.
door Jeroen en Sandra van Veen, Sonja Lončar en Andy Pavlov. Anderhalf uur bijna bedwelmende, minimalistische, als een perpetuum zichzelf herhalend maar toch steeds net even andere muziek. Ik kende de Canto alleen op orgel van Toon Hagen en moest niets van een uitvoering op piano hebben. Maar vier vleugels komt echt in de buurt. Na afloop is er aan een vier meter brede bar een drankje voor de 1.000 bezoekers. De vier musici staan iets verderop bewonderaars te woord in de gang. Dat ik tegen willekeurige bezoekers mijn mond houd over ons (stijf uitverkochte) Grootkoorconcert in december, noemt vrouw I een wonder.
Met ‘Il est cinq heures’ van Jacques Dutronc in en tussen mijn oren ratelen we om 06.30 uur onze rolkoffers over de ongelijke stoepstenen van Rue de l’Académie naar de Boulevard d’Anthènes en kijken nog eens om. Slaperige mannen in lange gewaden en op teenslippers gaan uit bidden naar de moskee. Een uitgelichte heilige steunt een gevel en kijkt afkeurend naar overvolle vuilnisbakken. Met gemak beklim ik de 107 marmeren treden voor Station Saint Charles.
en we vinden dat het goed is. De wandelroutebijbel van Marseille leidde ons gisteren de stad uit, van rauw naar charmant, van Stad naar Haren, van spannend naar suf: naar Aix-en-Provence, een stad van 150.000 inwoners. Een soort uitje. In de bus naar Aix overdenk ik het idee van Volkskrantcolumnist Peter de Waard dat eigenhuisbezitters zelf de WOZ-waarde mogen aangeven, maar dat de gemeente dan het recht heeft het huis voor dat bedrag aan te kopen. Zou heel wat rompslomp, in het Frans ‘tracas’ besparen. En dan Rutger Bregman die een appèl doet op de mensen met bullshitbanen en hun vraagt een U-turn te maken en ervoor te zorgen dat ze niet vermogend het graf in rollen. Een moreel appèl. Een ethisch réveil.
Waarom bevalt ons Marseille beter dan Aix? Omdat Marseille een ‘round’ in plaats van een ‘flat’ character is. Poly en niet mono. Vormvolle vorm en inhoudsvolle inhoud. Waar Aix-en-Provence één gezicht heeft, dat van de gegoede, rijke, beetje boring, mooie, provinciestad, heeft Marseille er wel tien: dat van het multiculturalisme, de haven naast het land, gepolijst en ruw, uitwaaierend en ingedikt, mooi en lelijk, smerig en gewassen; kortom een wereldstad. Maar een wereldstad met havenstedelijke, wereldgrote problemen zoals drugshandel en drugsgerelateerde moordpartijen. Op onze laatste dag zien we een lange rij politiebussen staan aan Boulevard Canébière. Een week later lezen we dat president Macron Marseille bezoekt i.v.m. la lutte contre la drogue.
Je kiest een iconische Franse auto, een zilveren Citroën DS, zaagt die in tweeën, gooit het middendeel weg en last beide fragmenten weer aan elkaar. Opzienbarend werk van de Mexicaanse kunstenaar Gabriel Orozco. in het Musée d’Art Contemporain.
In Musée Cantini (toegang gratis), een groot, statig herenhuis met drie verdiepingen is de kunst thematisch gerangschikt: portretten, kleur, abstract, enz. ideaal voor scholieren. In elke kleine zaal is een suppoost en dat heeft alles te maken met recente handtastelijkheid van bezoekers. In de vaste collectie ook veel fotografie. Mooiste werk: De ziel van Napoléon van André Masson.



De zee naast de stad is een pre, voor een stad een cadeau. Wandelend langs de (inhammen van de) Middellandse Zee op een zonovergoten dag in Marseille, waardeer je factor 50. Terrasprijzen stijgen naarmate je het water nadert. Hier een villa, daar een onderkomen van het Vreemdelingenlegioen en op vlakke rotspartijen stoere bruine basten die als gehaktballen in vette jus liggen te bruinen of bezig zijn de pectoralis major aan te scherpen. Op rotspartijen naast het hoog opspattende zeewater zie je betrekkelijk veel yogaënde vrouwen, hetgeen je de vraag doet stellen wat mannen weerhoudt van yoga. In de stad langs lanen en op pleinen zie je in
deze tijd op uitbotten staande bomen, vooral heel veel platanen, en soms vanuit muurspleten voorjaarsstruiken; hier en daar zie je een alles bedekkende lichtgroene waas of weerloze kleine knopjes die zelfs verstokte prozaïsten tot poëten maakt.
Als ik een sculptuur van een hert zie moet ik even aan Andreas Blühm van het Groninger Museum denken, die, met de beste bedoelingen waarschijnlijk, een uitvergrote plassende ijsbeer exposeert. Beide beelden kunnen mensen smaakvol of smakeloos, mooi of lelijk vinden. De ijsbeer tovert een lach op kindergezichten; het hert maakt mensen nieuwsgierig en stimuleert denken en vragen.
Van oorsprong katholieke Franse steden worden vaak gedomineerd door aan deze religie verbonden gebouwen, vaak mastodonten, die ongegeneerd de openbare ruimte opeisen, als carnavalswagens op industrieterreinen. Ook Marseille kent enkele fikse katholieke jongens, zoals de grote La Major kathedraal, de basiliek Notre-Dame de la Garde en meer. Ook zijn er het straatbeeld bepalende moskeeën, zij het bescheidener en miniaturen vergeleken met de roomse bouwwerken. Moskeeën als de Arrahma, de Mariam en de Mosquéé Islâh zijn veel nieuwer
dan de roomse broeders. Een interessant verschijnsel is wat ik de huiskamermoskee noem: in oude wijken zoal Noailles zie je een tot minaretloze moskee omgekat voormalig winkelpand waar de mannen gezellig wat bij elkaar komen – vrouwen zie je er nooit – om te bidden en de stand van Olympique de Marseille door te nemen.
Straten in de binnenstad mogen smal zijn, de voetgangers wordt een
veilige wandelroute van zeker een meter breed geboden door beschermende stalen hekken en palen. Werkt perfect. De fiets zit nog wat in de verdrukking, die krijgt op zijn hoogste een smalle groene baan die vaak versperd is door bezorgauto’s; daar is nog veel te halen. (Race)fietszaken kom je in de binnenstad niet tegen. De metro heeft twee lijnen, die, vanwege een ingenieus bochtenwerk, de stad goed doorkruisen. Grote auto’s mijden maar liever de binnenstedelijke routes.
Hoewel er in de binnenstad wel wordt gebouwd en gerenoveerd is er nog heel veel te doen. Heel veel straten zijn voorzien van verzinkbare stalen bolders. Niet voorbereide chauffeurs zie je vaak met de foon in de hand, paniekerig voorovergebogen en met een leger toeteraars achter zich overleggen met ambtenaren die aan de knoppen zitten, opdat Sesam zich opent.
Aan de kopse kant van Le Vieux Port is een schitterend kunstwerk: een spiegelende dakconstructie. Verder is er heus wel straatkunst maar niet overdadig veel.
Migrantenstad Marseille heeft als lijfspreuk ‘Nous sommes tous d’ici et d’ailleurs’, wij zijn allen van hier en van elders. De betekenis hiervan geeft een tolerante gastvrijheid aan en dat ondanks de permanente aanwezigheid van de ultra-rechtse Le Pen in het Franse parlement, Marine als opvolger van Jean-Marie. Je leest veel over de rauwe randjes van de stad. We zien in Noailles
armoede naast welstand. Goedkope wijkmarkten naast dure merkenwinkels. De werkloosheid onder jongeren is groot en men spreekt over (her)invoering van de dienstplicht. Soms een politiebusje op straat. Na straatmarkten blijft er meer en langer vuil liggen dan op Groningens Vismarkt. Af en toe zie je een securité-meneer voor een restaurant. Relatief veel bedelende vrouwen met kleine kinderen, maar nauwelijks straatmuziek. Bijna alle mannen met Noord-Afrikaanse looks hullen zich in zwarte kleding en witte sneakers.
Marseille is een stad van steile straatjes, trappen en pleinen. Heel veel smalle straten zijn ver- of ontsierd met graffiti. Soms semi-artistieke afbeeldingen, soms wild en onsamenhangend gekras, maar altijd kleurrijk. Achterstallig woningonderhoud is schering en inslag. Maandelijks worden huizen ontruimd, soms na noodlottige ongevallen. Gestutte huizen komen overal voor. Misschien het mooiste en grootste plein is La Plaine met terrassen, kinderspeelplaatsen, bomen. Een kleinere place is Cours Julien, met fraaie houten passages over water en overal groepjes
duiven die het straatbeeld verlevendigen. Een schitterend plein, nou ja meer een rotonde, is Place Castellane met een majestueuze zuil in het midden.
Als trouwe Parijs- en Poncinbezoekers verleggen wij ons doel zuidwaarts: begin maart 2024 bezoeken we Marseille, Frankrijks oudste stad en grootste handelshaven. De NS vervoert ons stipt van Groningen naar Amsterdam. Daar stappen we over op de Euro-Star, die vanwege een stilstaande loc ergens een uurtje vertraging oploopt. In Parijs kennen we de weg en haasten we ons van Garde du Nord naar Gare de Lyon. De TGV is me er eentje. Rijdend naast een snelweg lijken de vierwieldiesels stil te staan en jagen we in drie uur naar Marseille.
Ons reisboek bevat vier stadswandelingen van totaal 35 kms, incl. een uitsapje naar Aix-en-Provence. De wandelingen werken we in een rustig tempo af, hier en daar een praatje makend en kleurige straten fotograferend. De lucht is azuurblauw, het water in de oude haven oogt schoon en helder, en er wordt volop gebedeld en verse vis verkocht. Op een terras zitten we naast een verwaand Brits stel dat met een cruise Marseille aandoet. Hij houdt vol dat er meer landen de Brexit volgen. Zij heeft vergeten hoe duur ‘une grande bière’ is.
Passau: de Dom van Passau heeft het grootste Domorgel ter wereld en de poenigste (goudkleurige) preekstoel. De Beierse stad, met maar liefst tien partnersteden, houdt van water, bidkapelletjes – waarbij de stigmata van de gekruisigde allemaal een soort huidschimmel lijken te hebben – en fietsers. De Inn, Ilz en de Donau omklemmen bij het Dreiflüsseeck de stad als de Seine in zijn eentje het Parijse Île de la Cité. Anjet Daanje wint de Libris Literatuur Prijs met ‘Het lied van ooievaar en dromedaris’.
De vaste lijnen van trolleybussen en trams maken het fietsers soms o zo lastig. De route langs de Donau ernaartoe is wonderschoon. Af en toe ga je met een dieselpontje naar de overkant.
geven een onthutsend beeld van het voormalige concentratiekamp, waar 100.000 mensen van de 200.000 die er verbleven vermoord zijn, o.a. met het gas Zyklon B. Naast Mauthausen waren er in Oostenrijk nog zo’n veertig zogenaamde nevenkampen.
We vergapen ons aan de grote hoeveelheid door bevers aangeknaagde bomen. Achter kaap kont van vrouw I kost het fietsen me geen moeite, maar ik zweet als een paard dat op middeleeuwse hoefijzers de endurance doet. Met een Oostenrijker praten we over Steurhinterziehung of tax evasion. We hebben het over solidariteit. Saamhorigheid. Hij schaamt zich voor de zwartgeldstromen. Hij gelooft ons niet als we hem vertellen dat In Nederland 9.500.000 mensen in een maand vrijwillig hun belastingaangifte invullen. Digitaal ook nog.
De muren een spatie- en interpunctieloos scrabblespel: 44.000 beletterde tegels die samen de verklaring van de rechten van de mens vormen. Parijs bezoeken betekent Frans spreken waar mogelijk.
Die geven het gebouw een welhaast Calvinistisch-zuinige uitstraling, vergeleken met de roomse kerken die overlopen van pompeuze, gelijkvormige, bijna anti-artistieke, goedkope maar tegelijk dure bombast. De woestijngodsdienstvertegenwoordiger praat me aan dat ik open moet staan voor allerlei betekenislagen in de koran.
Een kunstenaar in het kunstenaarsverzamelgebouw Rue Rivoli 59 legt me uit dat hij geheel zelfstandig op jacht is naar een uitgever voor zijn illustraties bij een boek van Kipling. Een net niet mensenschuwe suppoost in het – gratis toegankelijke – Musée de la vie Romantique deelt mijn verrassing bij het zien van de onbekende Nederlandse meester Henry Scheffer, die ondanks dat hij in Dordrecht werd geboren, hier gewoon een Fransman wordt genoemd.
Met gitarist Lucas uit Brazilië heb ik een genoeglijk alle kanten op fladderend gesprek op een bankje in de zon voor de Sacré Coeur. We bespreken elkaars interesses en leefwijzen en spreken af het gesprek nog eens voort te zetten in Parijs, Porto of Groningen.