Sommige beeldend kunstenaars zijn ook ondernemer: ze zien kansen en pakken die. Zo ken ik iemand die schildert, ontwerpt, last, print, zaagt, snijdt, alles met degelijk- en vakkundigheid en articiteit. Rijd Aduard in en je ziet prachtige panelen aan een grote fietsenstalling, langs het Van Starkenborghkanaal drie R.V.S.- banken (die nog goed zitten ook) met thematisch gegroepeerde uitsneden. In Norg deed hij drie keer mee aan folly-tentoonstellingen. In museumwinkels tref je ijzeren roerstaafjes met alle een eigen design en nu in Leek een stalen duiventil.
Reinier van den Berg. Beeldend kunstenaar, vak-, koop- en handwerksman.
Terwijl duiven vaker in het verdomhoekje zitten, ik schreef eerder dat Groningen de stadsduif (nauw gerelateerd aan de postduif, Unesco’s immaterieel cultureel erfgoed) planmatig uitroeit, geven kunstenaars doffers en duivinnen de eer en ruimte die ze verdienen. Van den Berg bestudeerde de geschiedenis van de duiventil in Noord-Nederland en construeerde een stalen til. Van de gemeente Westerkwartier, die in een nieuwe woonwijk in Leek ruimte aanbood voor beeldende kunst, kreeg hij de opdracht voor het maken van een kunstwerk.
En wat is het een mooi object geworden: groot, smal, rank en voorzien van symbolen die verwijzen naar de historie. Borg- en zathe-eigenaren hadden privileges. Ze mochten duiven houden voor de eieren, mest en het vlees. Ze hadden inspraak bij de benoeming van dominees. Ze hadden rechten in de molen- en bosbouw, belastingvoordelen en meer. Van deze voorrechten maakte Van den Berg pictogrammen die hij implementeerde in het beeld. Een constructiebedrijf heeft het staal gesneden en op aanwijzing van de kunstenaar gelast. De 24 invliegopeningen zijn aan de smalle kant natuurlijk, duivenkenners menen dat Reinier Van den Berg een liefhebber is van de diamantduif: deze zeer kleine duivensoort zal zich hier thuis voelen.
De wethouder van dienst opent het kunstwerk, niet door een laken weg te trekken maar door, samen met de maker, vier
duiven te lossen. De bakker uit Grijpskerk bakt taart met het vredessymbool. Alle bezoekers realiseren zich de waarde van kunst en prijzen des kunstenaars vakmanschap en eigenzinnigheid.


Eerst maar even wat plussen: de provincie Groningen is een paar nieuwe culturele instituten rijker: in Lauwersoog een splinternieuw zeehondencentrum en in Wehe den Hoorn ‘Kunstcentrum De Ploeg’. In een werkelijk prachtig, klassiek gebouw, een oud RK dorpsschooltje met een mooi aangelegde tuin, met in de achtertuin de oude tjalk Alida zwevend boven wuivende woestijngrassen worden zo’n, wat zal het zijn, veertig schilderijen van oude Ploegers tentoongesteld, sommige tot bewegen gemanipuleerd in een fraaie projectie op een wand. De expo heet ‘Beleef de wereld van De Ploeg in het Hoge Land’. We zien voor het grootste gedeelte landschappen, sommige kleiakkers in wonderschone, hevige of uiterst zachte lhbtq+-kleuren, en wat stads- en dorpsgezichten, van Altink, Kleima, Pott, Van der Zee (zie afbeelding), Martens, De Vries, Jordens, Wiegers en Dijkstra. Het voor de ontstaanstijd verrassend kleurrijke werk, is veelal thematisch gegroepeerd. Zo zien we drie Blauw Borgjes van Altink, Martens en Pott. In een heel fraai museumcafé valt een bijzonder mooi vloerkleed op. Maar liefst 1.500 bezoekers weten de weg naar het centrum te vinden de eerste twee weken, w a u w. 

De cirkel is rond; de kunststudie is achter de rug en de boeken gaan niet mee naar North Dakota maar worden gedoneerd aan belangstellenden via minibieb ‘Achter Minerva’. De gekleurde tabblaadjes markeren de scriptieonderwerpen. De verplichte lessencyclus ‘The Art of Recycling in The Netherlands’ werpt zijn vruchten af.
en meer. Indrukwekkend allemaal. Veel installaties, uitgewerkte concepten, industriële vormgeving, microbiologisch onderzoek met ‘bacteria and fungi’ en weinig (fijn) schilderwerk. We zien maatschappelijk engagement, onmogelijke contrasten, oneindige creativiteit en artisticiteit, innovaties. Onze ogen gaan en mond valt open. Verbazing, vragen, bewondering. En valt er ook nog iets te lachen? Zeker. Bijvoorbeeld bij het Instituut voor het Zandkorrel Hoogtebeleid, waarvan de directeur op artistieke wijze aandacht vraagt voor de zeespiegelstijging. Die jongen (directeur van het IZH, M. van der Molen) komt er wel. Meest bijzonder: in Pictura zie ik een jonge vrouw, taxidermist, die geprepareerde dode muisjes
liefdevol vult met druppelvormige glazen roze bijouterietjes.
Het jeugdjournaal meldt dat urine wordt gebruikt voor medicijnenonderzoek. En bij grondbemesting. Ik zie gelijk kansen voor studenten MADtech als ik een bierboot zijn gasten zie lozen die een wedstrijdje wildplassen doen. Ik spreek de kap’tein even aan en vraag of ie een groot vaarbewijs heeft. De gemeente belooft extra surveillance.
Een mooier naam voor een expositielocatie bestaat niet: Pictura. Letterlijk afbeelding: schilderij, borduursel, tekening, etc. Opgericht in 1832 is het een stokoude kunstclub. Je kunt je voorstellen dat de neusjes van de noordelijke regionale zalmkunst daar graag hun pictures exposeren. Ruim honderd werken/werkjes, gekozen uit meer dan 300, opgehangen/neergezet in een respectabel maar krakkemikkig (afbladderende verf, enkel glas, slechte klimaatbeheersing, onverwarmd, ongelijke vloer), gebouw. Voor het gemak heeft Pictura maar afgezien van vermelding van de door de kunstenaars gebruikte techniek en het materiaalgebruik. Jammer, want het geeft de geïnteresseerde bezoeker een uitgebluste indruk alsof de handdoek al in de ring ligt. Waarom? Nu kunstsubsidies voor Pictura zijn afgewezen zou je een extra inspanning verwachten.
De grote objecten van Steenbruggen, Mensvis witoog (€ 1.250,-) en Sluierstaartmensvis (€ 1.350,-), staan of hangen in de ruimte. Over kippengaas zijn kleurige, uitgeplozen draden gespannen. Ideaal voor een groepsopdracht.
gepunnikte draden zijn verticaal gespannen op een groot frame. Uiterst decoratief en niet te gecompliceerd. Ook van
Holper: Repetition Dots (€ 2.000,-), een veelheid van kunstig geknoopte halve bolletjes op een ondergrond van witte draden gespannen.

De Buitenplaats biedt de museumbezoeker vier smaken, waaronder drie lekkernijen: de expositie Power to the Flower, een wulpse, uitbundige tuin, het Nijsinghhuis en een thee- en taartjeshuis. Van deze vier bevalt de expositie ons het minst.
Als ik in een appje naar een paar ouwe pikken schrijf dat ik bij het zien van Power to the Flower moet oppassen niet in elke (gestileerde) bloem vaginale symboliek te zien, dan overdrijf ik natuurlijk. Ik relativeer de (gepretendeerde) schoonheid van het geëxposeerde. In twintig minuten doen we de tentoonstelling. Ik houd van bloemen, kleurrijk, wild, uitbundig. Maar hier zien we merendeels latente, fletse kleuren met een hoog zuurtjesgehalte. Blommen op keramiek, druk, textiel, fotografie, schilderijen. Een paar grote stukken redden de boel; zie foto’s van Ruud van Empel en Luzia Simons. 
bomen, interessante beelden, een vijver, spannende paadjes, een moestuintje (in werkelijkheid meer een miniatuurkruidentuintje). Dan het interessante Nijsinghhuis met door Röling en Muller schitterend beschilderde muren. Een antieke keuken en een erotisch kabinet. Waarom nou net daar, in het kleinste kamertje, de gids uitgebreid uitleg staat te geven aan senioren met blosjes op de wangen? En tenslotte een viersterren thee- en taartjesuitspanning met een terras.
Schrijvende familie. Iedereen doet het. Hoop ik. Boeken en andere publicaties verzamelen van schrijvende familieleden. Na het overlijden van mijn oudste zuster ruimden wij haar huis op. En meer speciaal haar boekenkasten. Toen ik een plankje Klaziania aantrof kreeg ik het gevoel dat anderen met ‘een traantje wegpinken’ omschrijven.
Suzette schrijft in het Engels en tovert prachtige woordconstructies tevoorschijn, zoals het door ecoloog Suzanne Simard gemunte ‘wood wide web’. In het boek vind je een QR-code die leidt naar soundscapes. Zij paart beeldende kunst aan biologisch/natuurkundig onderzoek. Ze werkt graag samen met textielvakmensen, ecologische instituten als Natuurmonumenten, bedrijven (de leukste naamcombi: Wilfred Kalf uit – what’s in a name – Zwammerdam) en personen die met de natuur begaan zijn zoals Peter Kuipers Munneke. Achterin het boek staat een korte verklarende woordenlijst en een verantwoording van fondsen die deze publicatie, in een oplage van 500, mede mogelijk maakten. (
Er staan twee lezingen op stapel. Als voorbereiding op Blühms lezing bezoek ik nog snel het Groninger Museum. Prachtig gebouw. Prachtige collectie. Prachtige exposities. Maar wel een geslachtsdeelloze ijsbeer op het bordes. Na de Ploegzaal vraag ik aan drie medewerkers waar het werk van de huidige Ploegleden hangt. Ze weten het niet. Nog even gekeken achter de
schermen, maar ook daar niets. Niet alleen ontbreekt nieuw Ploegwerk, ook een verwijzing naar de club ontbreekt. Ik fantaseer over een vergelijking. Iemand schrijft een boek over het in 1900 opgerichte Ajax. Maar omdat de kwaliteit de laatste halve eeuw in de ogen van de auteur (een voetbalprofessor nog wel) ondermaats is, wordt de laatste 62 jaar van de club botweg overgeslagen.
De Nieuwe kerk. Brokken (1949), een statige, statische man met nog een vouw in de pantalon, vertelt over zijn nieuwe boek ‘De Ontdekking van Holland’. Hij lijkt vastgeplakt aan het katheder. Blühm (1959) (door de inleiders Bloem genoemd) doet alsof hij een college geeft. Via een headset spreekt hij van links naar rechts wandelend, het publiek, kwinkslagen uitdelend, toe. Over de volgorde van beide sprekers is nagedacht. Bij Brokken volstaat luisteren; bij Blühm, gevat en geestig, die uiterst interessante vragen stelt, moet je ook nog wat nadenken.
Blühm is een echte, door Narcissus geraakte, docent. Hij weet het publiek te prikkelen. Plaatjes van omgekeerde – don’t try this at home – schilderijen, en die dan vergelijken met andere omgedraaide werken, bieden interessante, onvermoede, misschien vergezochte inzichten. Verwachtte de gemiddelde bezoeker een verhaal over de landschappen van de Ploeg te krijgen, Blühm betoont zich een wereldburger en trakteert de goegemeente op een landschapsreis door de wereld, nou ja, Europa en de VS, om daarna godzijdank wel in Groningen terug te keren. We zien een interessant landschap van Alida Pott, één van de weinige vrouwen in de Ploeggelederen, aldus Blühm. Een van de weinige? Nou ja, als je gemakshalve voorbij gaat aan de laatste halve eeuw Ploegers met de (landschappen schilderende) vrouwen Benniks, De Groot, Velthoen, Alkema, Cornelius, Van der Wal, Van der Woude, Buigel Boering, Klaveringa (en meer) wel natuurlijk. Blühm slaat gemakshalve de Ploeg na 1975 over.
Ga je met je ouders of grootouders naar het museum omdat zij weten dat jong geleerd oud gedaan is, word je meegesleurd naar gouden meuk uit vergane verre streken. Aan het eind van de middag hangt jouw werk aan de wand in het museum. Dat is hoe de educatieve dienst van het Drents Museum het aanpakt. Achter een gordijn bij de ‘Dacia, Rijk van goud en zilver’-expositie staat een lange tafel met goud- en zilverkleurig ijzerdraad, waaraan (jonge) museumbezoekers worden uitgedaagd een sieraad, opgedragen aan een geliefde, te maken. Als het klaar is wordt het als een waar museumstukje aan de muur geëxposeerd, even voorbij de archeologische schatten uit Boekarest. Interactief op zijn best.
Het goud van de Daciërs. Ga even zitten: terwijl de Drenten, toen natuurlijk nog Proto-Friezen geheten, niets anders deden dan, gehuld in sexy geitenvellen, in hun vrije tijd grote keien omtoveren in fijnmazige luxe hunebedden en wat vuistbijlen slijpen om opdringerige buren de schedel te splijten, maakten ze dik 2000 km verderop gouden en zilveren sieraden waar museumkaartbezitters nu hun vingers bij aflikken. Als toppunt van uitbundige versierdrift zien we gouden opsmuk van koeien- of paardentuig. En dat allemaal gefixt in het land van Dracula, van de 20e eeuw voor Christus tot de derde erna.
Hersenen, bladnerven, fijnmazige bloedvatsystemen, uitgeplozen kabeltouw: zeg ’t maar. De expositie Ciclotrama van Janaina Mello Landini in de Akerk daagt je uit tot het stellen van vragen en boeit tot de laatste draad. Wat zien we hier? In het koor hangt Floating, een enorm groot crèmekleurig doek, wat van het witte af, met naar beneden bungelende uitlopers, knotten, kwasten. Aan de muren ontwaren we uitgeplozen touw, soms spannend van kleur verschietend. Textiel in veelvormige presentaties.
Twee weken verbleef Landini in Groningen. Twee Braziliaanse assistenten en een keur aan A-kerkvrijwilligers en Minervastudenten stonden haar bij. En precies dat, samen met een groep gelijkgestemden een imposant kunstwerk maken dat de rauwe dagelijksheid verre overstijgt, is Landini’s kracht. En die van Groninger Kerken, die het op basis van selectie op afstand, via de algoritmen van Instagram, aandurfde de kunstenares te contracteren.



