Duiven, tillen en Reinier van den Berg (deel III)

Sommige beeldend kunstenaars zijn ook ondernemer: ze zien kansen en pakken die. Zo ken ik iemand die schildert, ontwerpt, last, print, zaagt, snijdt, alles met degelijk- en vakkundigheid en articiteit. Rijd Aduard in en je ziet prachtige panelen aan een grote fietsenstalling, langs het Van Starkenborghkanaal drie R.V.S.- banken (die nog goed zitten ook) met thematisch gegroepeerde uitsneden. In Norg deed hij drie keer mee aan folly-tentoonstellingen. In museumwinkels tref je ijzeren roerstaafjes met alle een eigen design en nu in Leek een stalen duiventil.

Reinier van den Berg. Beeldend kunstenaar, vak-, koop- en handwerksman.

Terwijl duiven vaker in het verdomhoekje zitten, ik schreef eerder dat Groningen de stadsduif (nauw gerelateerd aan de postduif, Unesco’s immaterieel cultureel erfgoed) planmatig uitroeit, geven kunstenaars doffers en duivinnen de eer en ruimte die ze verdienen. Van den Berg bestudeerde de geschiedenis van de duiventil in Noord-Nederland en construeerde een stalen til. Van de gemeente Westerkwartier, die in een nieuwe woonwijk in Leek ruimte aanbood voor beeldende kunst, kreeg hij de opdracht voor het maken van een kunstwerk.

En wat is het een mooi object geworden: groot, smal, rank en voorzien van symbolen die verwijzen naar de historie. Borg- en zathe-eigenaren hadden privileges. Ze mochten duiven houden voor de eieren, mest en het vlees. Ze hadden inspraak bij de benoeming van dominees. Ze hadden rechten in de molen- en bosbouw, belastingvoordelen en meer. Van deze voorrechten maakte Van den Berg pictogrammen die hij implementeerde in het beeld. Een constructiebedrijf heeft het staal gesneden en op aanwijzing van de kunstenaar gelast. De 24 invliegopeningen zijn aan de smalle kant natuurlijk, duivenkenners menen dat Reinier Van den Berg een liefhebber is van de diamantduif: deze zeer kleine duivensoort zal zich hier thuis voelen.

De wethouder van dienst opent het kunstwerk, niet door een laken weg te trekken maar door, samen met de maker, vier duiven te lossen. De bakker uit Grijpskerk bakt taart met het vredessymbool. Alle bezoekers realiseren zich de waarde van kunst en prijzen des kunstenaars vakmanschap en eigenzinnigheid.

Kunstcentrum De Ploeg in Wehe den Hoorn: plussen en minnen

Eerst maar even wat plussen: de provincie Groningen is een paar nieuwe culturele instituten rijker: in Lauwersoog een splinternieuw zeehondencentrum en in Wehe den Hoorn ‘Kunstcentrum De Ploeg’. In een werkelijk prachtig, klassiek gebouw, een oud RK dorpsschooltje met een mooi aangelegde tuin, met in de achtertuin de oude tjalk Alida zwevend boven wuivende woestijngrassen worden zo’n, wat zal het zijn, veertig schilderijen van oude Ploegers tentoongesteld, sommige tot bewegen gemanipuleerd in een fraaie projectie op een wand. De expo heet ‘Beleef de wereld van De Ploeg in het Hoge Land’. We zien  voor het grootste gedeelte landschappen, sommige kleiakkers in wonderschone, hevige of uiterst zachte lhbtq+-kleuren, en wat stads- en dorpsgezichten, van Altink, Kleima, Pott, Van der Zee (zie afbeelding), Martens, De Vries, Jordens, Wiegers en Dijkstra. Het voor de ontstaanstijd verrassend kleurrijke werk, is veelal thematisch gegroepeerd. Zo zien we drie Blauw Borgjes van Altink, Martens en Pott. In een heel fraai museumcafé valt een bijzonder mooi vloerkleed op. Maar liefst 1.500 bezoekers weten de weg naar het centrum te vinden de eerste twee weken, w a u w.

Klinkt goed allemaal, maar zijn er ook minnen? Ja, inhoudelijk was het een tegenvaller. Schraal, mager. Slechts 40 werken, merendeels landschappen, alle van de usual suspects. Geen nieuwe, verrassende naam te bekennen terwijl er nogal wat Ploegers zijn (geweest). Aan de huidige Ploegleden wordt voorbijgegaan. Nul werken van de levende kunstenaars, zelfs geen verwijzing. Voor een cultureel en educatief instituut natuurlijk een misser. Geen portretten, geen grafisch of geometrisch werk. De ronkende folder met ‘hedendaagse exposities rondom oude werken en nieuw werk van de kunstenaars van nu’ en ’wordt de verbinding gemaakt met de huidige tijd’ zet je op het verkeerde been. Nog een bouwkundige verbetersuggestie: sommige vloerputdekseltjes steken de kop wat op, ik zag een schuifelende zeventigminner bijna onderuit gaan, kon d’r nog net opvangen. De algehele indruk is en blijft: een zeer ouderwets (om de woorden afgekloven en sleets maar niet te gebruiken) ingerichte expositie. Waarom niet ergens een gedurfde bomvolle wand waar je mond van open valt?

Wanneer ik na vijftien minuten de kassamedewerker mijn geld (€ 9,-) quasi serieus terugvraag haalt hij zijn chef erbij. Die legt me, met – eerlijk is eerlijk – negen eurootjes in de hand, uit dat er in de toekomst ook nieuw werk te zien zal zijn. Gaan we meemaken. Maar nu: een overkill aan gemiste kansen. Laten we het maar op beginnersmissers houden deze keer. Er zit een tentoonstelling over Het Wad aan te komen, ik verheug me nu al op werk van Cornelius, Van den Berg, ex-Ploeger Van Holten, Van der Wal. Thuis aan de schrijftafel e.e.a. overdenkend vraag ik me nog af wat het advies van de kunstraad in 2024 was: ‘Omdat het criterium artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit als matig (5) is beoordeeld, komt Kunstcentrum De Ploeg niet in aanmerking voor subsidie van de provincie Groningen.’ Hmmm.

Graduation Show by Minerva Art Academy 2025

De cirkel is rond; de kunststudie is achter de rug en de boeken gaan niet mee naar North Dakota maar worden gedoneerd aan belangstellenden via minibieb ‘Achter Minerva’. De gekleurde tabblaadjes markeren de scriptieonderwerpen. De verplichte lessencyclus ‘The Art of Recycling in The Netherlands’ werpt zijn vruchten af.

Graduation Show

Wat vroeger ‘presentatie van examenwerkstukken’ heette is nu een ‘graduation show’. Door heel Stad wordt eindexamenwerk van Minerva-studenten getoond: Niemeyer, Pictura, Minerva-gebouwen aan Zuiderdiep en Praedinius, Kunstpunt, St. Sign en meer. Indrukwekkend allemaal. Veel installaties, uitgewerkte concepten, industriële vormgeving, microbiologisch onderzoek met ‘bacteria and fungi’ en weinig (fijn) schilderwerk. We zien maatschappelijk engagement, onmogelijke contrasten, oneindige creativiteit en artisticiteit, innovaties. Onze ogen gaan en mond valt open. Verbazing, vragen, bewondering. En valt er ook nog iets te lachen? Zeker. Bijvoorbeeld bij het Instituut voor het Zandkorrel Hoogtebeleid, waarvan de directeur op artistieke wijze aandacht vraagt voor de zeespiegelstijging. Die jongen (directeur van het IZH, M. van der Molen) komt er wel. Meest bijzonder: in Pictura zie ik een jonge vrouw, taxidermist, die geprepareerde dode muisjes liefdevol vult met druppelvormige glazen roze bijouterietjes.

Wat nu?

Traditiegetrouw vraag ik het internationale gezelschap wat ze na Minerva gaan doen. Een phd in Sevilla, hopelijk onderdak bij een vriend in Maastricht, timmerman worden en geperforeerde meubels maken, proberen in de festivalbusiness de felle linoleumprints aan de man brengen, fondsen werven voor onderzoek, met lampenproductie meedoen aan Design Academy in Eindhoven.

Wildplassers

Het jeugdjournaal meldt dat urine wordt gebruikt voor medicijnenonderzoek. En bij grondbemesting. Ik zie gelijk kansen voor studenten MADtech als ik een bierboot zijn gasten zie lozen die een wedstrijdje wildplassen doen. Ik spreek de kap’tein even aan en vraag of ie een groot vaarbewijs heeft. De gemeente belooft extra surveillance.

Pictura Wintersalon 2025

Een mooier naam voor een expositielocatie bestaat niet: Pictura. Letterlijk afbeelding: schilderij, borduursel, tekening, etc. Opgericht in 1832 is het een stokoude kunstclub. Je kunt je voorstellen dat de neusjes van de noordelijke regionale zalmkunst daar graag hun pictures exposeren. Ruim honderd werken/werkjes, gekozen uit meer dan 300, opgehangen/neergezet in een respectabel maar krakkemikkig (afbladderende verf, enkel glas, slechte klimaatbeheersing, onverwarmd, ongelijke vloer), gebouw. Voor het gemak heeft Pictura maar afgezien van vermelding van de door de kunstenaars gebruikte techniek en het materiaalgebruik. Jammer, want het geeft de geïnteresseerde bezoeker een uitgebluste indruk alsof de handdoek al in de ring ligt. Waarom? Nu kunstsubsidies voor Pictura zijn afgewezen zou je een extra inspanning verwachten.

Kijkend naar beeldende kunst draag ik vier graadmeters mee: raakt het mijn snaren, gaat mijn hart sneller kloppen en word ik vanwege de decoratieve waarde (wil ik het aan de wand hebben?) inhalig? Zie ik vakmanschap in de uitvoering? Stelt het, zonder een begeleidend, uitleggend schrijven, wat voor in een groter beeldendekunstgeheel voor zover ik dat doorgrond? En is de prijs redelijk?

Deze keer is mijn aanpak anders. Ik denk terug aan mijn tijd als docent aan het Esdal College in Emmen. Een collega tekenen maakte de leerlingen warm voor het thema Engelse drop. In verschillende technieken, in een uiterste aan kleurgebruik, kwamen de kleurrijke droplagen tevoorschijn in de vitrines tijdens de open dagen.

Mijn missie nu: waar heeft de vakdocent tekenen/handvaardigheid/textiele werkvormen iets aan? Waardoor kan zij/hij worden geïnspireerd? Ik zie zeker vier.

De grote objecten van Steenbruggen, Mensvis witoog (€ 1.250,-) en Sluierstaartmensvis (€ 1.350,-), staan of hangen in de ruimte. Over kippengaas zijn kleurige, uitgeplozen draden gespannen. Ideaal voor een groepsopdracht.

Ook geschikt voor meer dan één leerling: werk van Holper: Repetition Lines (€ 2.000,-). In alle RALkleuren gepunnikte draden zijn verticaal gespannen op een groot frame. Uiterst decoratief en niet te gecompliceerd. Ook van Holper: Repetition Dots (€ 2.000,-), een veelheid van kunstig geknoopte halve bolletjes op een ondergrond van witte draden gespannen.

Greetje Mulder presenteert een collectie kratjes met in elk daarvan een object. Ideaal voor bijna een halve klas. Prijs: voor het geheel in overleg, losse delen € 250,- tot € 350,-.

En misschien het werk van Lufting: in diverse vormen gedrongen zeil, gedeeltelijk beschilderd in heldere kleuren: Deep black + signal white (€ 875,-), of Yale blue + piglet pink (€ 875,-).

Verder viel nog prachtig werk op van Zetstra, Man bij het raam (€ 1.750,-) en, vooruit ook wat landschappelijks: Boersma, een expert in licht en schaduwen, met Shadow world Crownless I t/m VI (samen voor ( € 2.480,-). Nu maar samen met bezoekers, vrijwilligers en bestuur van Pictura bidden, hopen en aanvragen herschrijven opdat subsidiestromen in tweede instantie de goede kant opkomen.

‘Power to the Flower’ in De Buitenplaats (Eelde)

De Buitenplaats biedt de museumbezoeker vier smaken, waaronder drie lekkernijen: de expositie Power to the Flower, een wulpse, uitbundige tuin,  het Nijsinghhuis en een thee- en taartjeshuis. Van deze vier bevalt de expositie ons het minst.

Vooraf: de Buitenplaats is een filiaal van het Drents Museum in Assen. De Buitenplaats heeft haar core-business, noordelijke figurativisten, opgedoekt en kiest nu voor Power to the Flower, een florale Art-Nouveau-tentoonstelling. Jugendstil. De achterliggende metafoor: het museum in Eelde krijgt een nieuwe doorstart, net zoals bloemen vaak een nieuw begin aankondigen. De getoonde objecten komen uit (het depot van) het Drents Museum. Niet alles is van rond de eeuwwisseling, we zien ook een foto van fotograaf Saskia Boelsems.

Als ik in een appje naar een paar ouwe pikken schrijf dat ik bij het zien van Power to the Flower moet oppassen niet in elke (gestileerde) bloem vaginale symboliek te zien, dan overdrijf ik natuurlijk. Ik relativeer de (gepretendeerde) schoonheid van het geëxposeerde. In twintig minuten doen we de tentoonstelling. Ik houd van bloemen, kleurrijk, wild, uitbundig. Maar hier zien we merendeels latente, fletse kleuren met een hoog zuurtjesgehalte. Blommen op keramiek, druk, textiel, fotografie, schilderijen. Een paar grote stukken redden de boel; zie foto’s van Ruud van Empel en Luzia Simons.

Je zou  toch denken dat het Drents Museum alles uit de kast haalt voor deze heropening van de Buitenplaats. Maar nee, enkel de begane grond is ingericht. De bovenverdieping is met een schriklint afgesloten. Wetende dat museumdepots uitpuilen hadden we echt meer verwacht. En waarom de publieksexpo van amateurfotografen weggestopt achter de trap? Idem het bloemencorso-aandeel?

Nog een paar kleinigheden: voor auto’s is er een riante parking. Fietsende bezoekers plaatsen hun tweewieler op het trottoir. Waarom niet een paar fietsenbeugels binnen de heg? De entree, zwaar scharnierende deuren, oogt niet gastvrij. Een uitnodigende, glazen, voordeur zonder dranger ware beter.

En dan het lekkerste. Een schitterende tuin met door stalen constructies geschraagde bomen, interessante beelden, een vijver, spannende paadjes, een moestuintje (in werkelijkheid meer een miniatuurkruidentuintje). Dan het interessante Nijsinghhuis met door Röling en Muller schitterend beschilderde muren. Een antieke keuken en een erotisch kabinet. Waarom nou net daar, in het kleinste kamertje, de gids uitgebreid uitleg staat te geven aan senioren met blosjes op de wangen? En tenslotte een viersterren thee- en taartjesuitspanning met een terras.

Suzette Bousema – Super Organism

Schrijvende familie. Iedereen doet het. Hoop ik. Boeken en andere publicaties verzamelen van schrijvende familieleden. Na het overlijden van mijn oudste zuster ruimden wij haar huis op. En meer speciaal haar boekenkasten. Toen ik een plankje Klaziania aantrof kreeg ik het gevoel dat anderen met ‘een traantje wegpinken’ omschrijven.

Mijn familieplankje groeit. Ik zie boeken van tweelingbroer Folkert, schoonzus Fokie, aangetrouwde neef Guillaume, opa Jan Boer en zoon Maarten. Tel ik ook andere, geprinte, publicaties mee, dan wordt de lijst langer met oom Hiepko, nicht Nienke, achternicht Suzette en grootouders Pieter van der Meulen en Tjitske Smit.

De collectie wordt uitgebreid met een heel speciale publicatie van achternicht, vrij kunstenaar, Suzette Bousema (*). Na even studeren op de omslag ontwaar ik de titel ‘Super Organism’. Studerend lezen, dat doe je automatisch als je dit prachtig vormgegeven, koptisch gebonden, boekje doorneemt. Hier openbaart zich de ware kunstenaar. Kennis nemen van haar werk appelleert aan je gevoel voor esthetiek. Daarnaast doet het wat ware kunst kenmerkt: het roept verbazing op, je gaat vragen stellen. De antwoorden bieden je inzicht op de wereld, de maatschappij, de toekomst en jezelf.

Super Organism is een studie van planten en schimmels, de grootste levende systemen op aarde. Je ziet schitterende foto’s van zwamvlokken, symbiosen tussen schimmels en plantenwortels en meer. Fraai gekleurde uitvergrotingen van Petri schaaltjes met daarin haartjes en vlokjes die je doorgaans uit je koelkast weert als korstjes op een koortslip. Suzette slaagt, in samenwerking met parfumontwerper Merle Bergers, er met een ingenieuze vondst in de lezer een geursensatie van funghi te laten ondergaan. Je ziet uitvergrote draderige schimmels die doen denken aan vochtige, harige, plakkerige insectenledematen die je op een herfstavond uit de wenkbrauwharen van je lief of je buurvrouw verwijdert.

Suzette schrijft in het Engels en tovert prachtige woordconstructies tevoorschijn,  zoals het door ecoloog Suzanne Simard gemunte ‘wood wide web’. In het boek vind je een QR-code die leidt naar soundscapes. Zij paart beeldende kunst aan biologisch/natuurkundig onderzoek. Ze werkt graag samen met textielvakmensen, ecologische instituten als Natuurmonumenten, bedrijven (de leukste naamcombi: Wilfred Kalf uit – what’s in a name – Zwammerdam) en personen die met de natuur begaan zijn zoals Peter Kuipers Munneke. Achterin het boek staat een korte verklarende woordenlijst en een verantwoording van fondsen die deze publicatie, in een oplage van 500, mede mogelijk maakten. (www.suzettebousema.nl)

(*) zie ook Goadin Suzette

De kunst van het landschap, Ubbo-Emmius-lezingen van Jan Brokken en Andreas Blühm

Er staan twee lezingen op stapel. Als voorbereiding op Blühms lezing bezoek ik nog snel het Groninger Museum. Prachtig gebouw. Prachtige collectie. Prachtige exposities. Maar wel een geslachtsdeelloze ijsbeer op het bordes. Na de Ploegzaal vraag ik aan drie medewerkers waar het werk van de huidige Ploegleden hangt. Ze weten het niet. Nog even gekeken achter de schermen, maar ook daar niets. Niet alleen ontbreekt nieuw Ploegwerk, ook een verwijzing naar de club ontbreekt. Ik fantaseer over een vergelijking. Iemand schrijft een boek over het in 1900 opgerichte Ajax. Maar omdat de kwaliteit de laatste halve eeuw in de ogen van de auteur (een voetbalprofessor nog wel) ondermaats is, wordt de laatste 62 jaar van de club botweg overgeslagen.

De Nieuwe kerk. Brokken (1949), een statige, statische man met nog een vouw in de pantalon, vertelt over zijn nieuwe boek ‘De Ontdekking van Holland’. Hij lijkt vastgeplakt aan het katheder. Blühm (1959) (door de inleiders Bloem genoemd) doet alsof hij een college geeft. Via een headset spreekt hij van links naar rechts wandelend, het publiek, kwinkslagen uitdelend, toe. Over de volgorde van beide sprekers is nagedacht. Bij Brokken volstaat luisteren; bij Blühm, gevat en geestig, die uiterst interessante vragen stelt, moet je ook nog wat nadenken.

Brokken verhaalt van de meer dan 1.600 kunstenaars die ooit Volendam aandeden. Hij spreekt met trots over het grote aantal. Brokken verheerlijkt de door de kunstenaars aanbeden elementen licht, zee, landschap, zeilen, haven en vissers. Vooral het befaamde licht zou, aldus Brokken, de kunstenaars inspireren. Critici van deze opvatting, zoals Midas Dekkers, die de lichtfascinatie wat relativeert, worden met een schamper lachje aangehaald.

Blühm is een echte, door Narcissus geraakte, docent. Hij weet het publiek te prikkelen. Plaatjes van omgekeerde – don’t try this at home – schilderijen, en die dan vergelijken met andere omgedraaide werken, bieden interessante, onvermoede, misschien vergezochte inzichten. Verwachtte de gemiddelde bezoeker een verhaal over de landschappen van de Ploeg te krijgen, Blühm betoont zich een wereldburger en trakteert de goegemeente op een landschapsreis door de wereld, nou ja, Europa en de VS, om daarna godzijdank wel in Groningen terug te keren. We zien een interessant landschap van Alida Pott, één van de weinige vrouwen in de Ploeggelederen, aldus Blühm. Een van de weinige? Nou ja, als je gemakshalve voorbij gaat aan de laatste halve eeuw Ploegers met de (landschappen schilderende) vrouwen Benniks, De Groot, Velthoen, Alkema,  Cornelius, Van der Wal, Van der Woude, Buigel Boering, Klaveringa (en meer) wel natuurlijk. Blühm slaat gemakshalve de Ploeg na 1975 over.

Terwijl mijn billen, pisbuis en prostaat de harde kerkbanken vervloeken overweeg ik wat de Volendamse gemeenschap had gezegd als Brokken de helft van de 1600 kunstenaars had verzwegen, ontkend, genegeerd, gedeletet, zoals Blühm met de helft van de Ploeg doet.

Drents Museum ‘Dacia, Rijk van goud en zilver’

Ga je met je ouders of grootouders naar het museum omdat zij weten dat jong geleerd oud gedaan is, word je meegesleurd naar gouden meuk uit vergane verre streken. Aan het eind van de middag hangt jouw werk aan de wand in het museum. Dat is hoe de educatieve dienst van het Drents Museum het aanpakt. Achter een gordijn bij de ‘Dacia, Rijk van goud en zilver’-expositie staat een lange tafel met goud- en zilverkleurig ijzerdraad, waaraan (jonge) museumbezoekers worden uitgedaagd een sieraad, opgedragen aan een geliefde, te maken. Als het klaar is wordt het als een waar museumstukje aan de muur geëxposeerd, even voorbij de archeologische schatten uit Boekarest. Interactief op zijn best.

Het Drents Museum is een volle snoep- of assorttimentsdoos voor de doehetzelver: van alles wat. 50 stuks onstuimig en jolig goud en zilver van de Daciërs, een soort oer-Roemenen, verderop een Drents achttiende-eeuws poppenhuis (het grootste van Nederland?), textiel en verf uit de vorige eeuw van broer en zus Van Zeegen, dan nog enkele twintigste-eeuwse sculpturen uit Drenthe in DMspotlight-Beeldspraak en tenslotte een Molukse inbreng in Menyala, een, jaja, online nabeschouwing van een eerdere fysieke tentoonstelling. Opvallend en jammer: het ontbreken van hedendaagse figuratieve kunst. Kersen op de taart: een prachtige museumshop en goede horeca binnen en buiten.

Het goud van de Daciërs. Ga even zitten: terwijl de Drenten, toen natuurlijk nog Proto-Friezen geheten, niets anders deden dan, gehuld in sexy geitenvellen, in hun vrije tijd grote keien omtoveren in fijnmazige luxe hunebedden en wat vuistbijlen slijpen om opdringerige buren de schedel te splijten, maakten ze dik 2000 km verderop gouden en zilveren sieraden waar museumkaartbezitters nu hun vingers bij aflikken. Als toppunt van uitbundige versierdrift zien we gouden opsmuk van koeien- of paardentuig. En dat allemaal gefixt in het land van Dracula, van de 20e eeuw voor Christus tot de derde erna.

Voor de echte liefhebbers met teveel tijd is er nog de kleine tentoonstelling in draad en verf van Christine en Janus van Zeegen. Aan wat dichte deuren en lege wanden is te zien dat het DM zich voorbereidt op een mooi seizoen met Labyrinthia, een opstelling in vijftien (!) zalen. En dan nog de combinatie met hedendaagse figuratieve kunst in (sinds kort) filiaal De Buitenplaats in Eelde. Een verleidelijke optie.

Expositie Ciclotrama van Landini in de A-kerk

Hersenen, bladnerven, fijnmazige bloedvatsystemen, uitgeplozen kabeltouw: zeg ’t maar. De expositie Ciclotrama van Janaina Mello Landini in de Akerk daagt je uit tot het stellen van vragen en boeit tot de laatste draad. Wat zien we hier?  In het koor hangt Floating,  een enorm groot crèmekleurig doek, wat van het witte af, met naar beneden bungelende uitlopers, knotten, kwasten. Aan de muren ontwaren we uitgeplozen touw, soms spannend van kleur verschietend. Textiel in veelvormige presentaties.

De expositieopening is goed bezocht. Braziliaanse drums, lekkere drankjes, zelfs cocktails, warme vishapjes en toespraken van Patty Wageman, de kunstenares en een Braziliaanse ambassademedewerker in driedelig lichtblauw pak. Bij de toespraken wordt duidelijk waarom Nederland de English Proficiency Index wel aanvoert maar de mannenmoderankings niet.

Ik spreek een al wat oudere witte man die reminiscerend en wat weemoedig praat over de tijd dat hij in zijn plattelandsjeugd de ene dag op een boerderij pakjestouw uitploos en de andere dag de in de war zittende dikke haarvlecht van een iets ouder dorpsmeisje dat met de rug naar hem toegekeerd voor hem poseerde. Zo mooi de draden of haren op een canvas plaatsen zodat het op een van kleur verlopend brein of bladnerven gaat lijken zoals Landini in de Akerk doet, kon hij niet.

Twee weken verbleef Landini in Groningen. Twee Braziliaanse assistenten en een keur aan A-kerkvrijwilligers en Minervastudenten stonden haar bij. En precies dat, samen met een groep gelijkgestemden een imposant kunstwerk maken dat de rauwe dagelijksheid verre overstijgt, is Landini’s kracht. En die van Groninger Kerken, die het op basis van selectie op afstand, via de algoritmen van Instagram, aandurfde de kunstenares te contracteren.

De kerkruimte lijkt voor dit soort megakunst te zijn gemaakt. In plaats van gortdroge, zouteloze, devote bijeenkomsten over verzonnen goden, ondergaat de kerkruimte een hippe, bijna sexy upgrade tot een expositieruimte voor uitdagende wereldse kunst. Nog, voor € 4,50, te zien tot 23 juni ’24.

Kloeke kerken van De Ploeg in Ezinge

Johan Dijkstra

In Museum Wierdenland te Ezinge is tot eind mei ’24 de Kloekekerkenexpositie van De Ploeg te zien, nou ja De Ploeg, een gedeeltelijke, zeg maar de oude Ploeg. Van de huidige Ploeg is er niets te zien. Of het gemis van huidige Ploegleden Dik Breunis, Geert Schreuder, Bé Kracht en Reinier van den Berg, die allen  ook kerken schilderen of beeldhouwen tot een amputatie-expositie leidt? Mwaah. De tentoonstellingmakers hebben ongetwijfeld hun best gedaan, maar toch o zo jammer dat ze slechts de helft van De Ploeg, de oude garde, serieus nemen en exposeren en als middelbareschoolleraren die zich vastklampen aan lesmethoden van ver in de vorige eeuw, voorbij gaan aan de huidige Ploegleden. Opzet? Argeloosheid? Onkunde? Zuinigheid? Wie weet. Argeloze bezoekers worden natuurlijk om de tuin geleid, bij de neus genomen, misleid, besodemieterd. De helft leveren van wat je in de titel aankondigt zou bij de Keuringsdienst van Waarde tot een rel leiden.

kerk in Eenum

Wat zien we wel?  Zeker veertien Ploegkunstenaars tonen zowat 50 kerken, in was- en olieverf, aquarel, etsen, krijt en gouaches. Veel werk komt uit particuliere collecties. Ken je het Groninger landschap, dan herken je ook de meeste kerkjes wel. Bedaagde architectuur in kleine, soms minieme dorpen, omsloten door een agrarisch, vaak kaal landschap. De Ploeg heet niet voor niets De Ploeg, de oorspronkelijke opzet was ‘omploegen’, vernieuwen. Dat is soms gelukt en soms niet. Laat ik me tot het beste deel beperken.

Bij vlagen spat de vrolijkheid van het doek. Dijkstra, Hansen en De Vries bijvoorbeeld maken van de vaak grauwe, saaie, grijze,

Job Hansen

Romaanse steenklompen een fleurige bedoening, alsof je Gert van Hoef vrolijk ‘Flight of the Bumble-bee’ op een Hintz of Schnitger hoort spelen in plaats van Johannes de Heer op een krakend en piepend, aftands huisorgeltje. Mooie wolkenpartijen, zwiepende bomen en vooral verrassend veel kleur, die de oude en loodzware gebouwen lijkt op te lichten en de moeite van het bestuderend bekijken waard maken. Kijk bijvoorbeeld eens naar Dijkstra’s kerk in Eenum. En dan Hansen, hij is de meest non-conformistische als hij brutaal een blauwe garagedeur voor het kerkje van Stitswerd schildert. Of die schitterende knotwilg van

Jannes de Vries

De Vries voor het kerkje van Oostum, ik tel zo acht kleurschakeringen. Verder is er werk van de usual suspects als Martens, Jordens, Alkema, Wiegers, Melgers, Van der Zee en Altink, maar ook van minder bekende goden als Ruurd Elzer en Max Ali Cohen, elk met één werk.

Een aardig, extra element is het werk van fotografen. We zien zo’n vijftien mooi vergrote zwart-witte foto’s van amateurs en ook bij hen sijpelt lichtheid door in de oude, loodzware gebouwen. Er wordt maar raak gespeeld met zon en schaduw en verrassende gezichtspunten.

Ondanks drie vette sponsoren wordt bezoekers nog wel € 2,- extra in rekening gebracht naast de museumjaarkaart, maar waard is het.