Reitemakersrijge; vier

Je bent nieuw in Groningen en dan ontdek je dat een paar huizen verderop een café annex terras annex restaurant is. Het Pomphuis. Een broodje paling heet hier ‘flatbread smoked eel’. Patat wordt ‘fries’. Voor een Engels sprekende Fries is ‘fries’, zeg maar Gronings voor Fries een  interessant woord. Na een fietstocht met Emmense vrienden strijken we neer in het café. Een batterij over elkaar heen buitelende vrolijke jongens bedienen ons en als boeren die grondwater over dorre akkers sproeien, pompen ze onophoudelijk Leffe blond in glazen. We laten ons door de muziek niet klein krijgen. Buiten regent het, binnen is het Carmiggeltiaans gezellig.

Aan de wanden beroemde Groningers, de meesten nors en mors, met bevroren, verstilde koppen. Ze kijken in zwart/wit op ons neer als grefo predikanten op wankelmoedige gelovigen die maar blijven hopen op een verlossend einde der tijden. Ben Feringa is in kleur afgebeeld, maar die leeft dan ook nog en is geen Groninger maar een Drent. We zien Petrus Camper. Na enig zoeken Willem Frederik Hermans, sssttt, ook geen Groninger, maar dat weten ze in Groningen niet, stadjers zijn geen lezers. En hé, is dat niet good old Ulrumer Sicco -theeplanter, verzetsman, boer, minister, socialist, spijtoptant-boterbergbouwer, elfstedentochtrijder – Mansholt die ervoor zorgde dat boeren voor eeuwig verslaafd raakten aan het subsidie-infuus als hersenarme drillrappers aan crystal meth? Ja.

Vrouw I wordt wat onrustig. ‘Dat lijkt mijn opa wel. Jan Boer. Die daar met die grote oren, hij houdt zijn hoofd wat scheef alsof hij moeite doet ons te verstaan.’ De tafelgenoten ginnegappen wat. Ja hoor, woont net in stad en denkt dat het Pomphuis haar als innemende buurvrouw wil paaien door haar opa aan de wand te exhibitioneren. ‘Leraar aan de kweekschool, later directeur, inspecteur, streektaalpromotor en womanizer avant-la-lettre. Liet mijn oma zitten voor een veel jonger hebbeding. Rottumer. Veelschrijver ook. Schreef poëzie in het Gronings. Ik heb nog zowat een halve meter gedichten van hem staan, half uitgepakt in een Dorenbosdoos.’ We praten de eigenaar en zijn crew bij. Die Jan Boer.

Reitemakersrijge; drie

Nu al een favoriete stadswandeling is één langs de diepenring. De singels hebben meerdere gezichten; ze zijn als CDA-politica’s: voor de camera keurige plissérokken, lieflijk, charmant en duur, maar naturel evengoed ordi, smerig ondergoed, naar, lelijk en als Pieter Omtzigt een dolk tussen de schouderbladen gestoken moet worden of zijn ballen afgehakt: wreed als touw. Villa’s naast gewone optrekjes. Zo is er een duivenliefhebber naast het theater. Duiven zitten in mijn hart als oesters in een schelp. Er zijn ook duivenhaters. Onnozelaars. Die spreken onwetend van vliegende ratten. Weten niet dat duiven betere borstkankerherkenners zijn dan gespecialiseerde medici.

Even een zijpaadje in. Het valt op dat er in de stad zo goed als geen Gronings wordt gesproken. Dat doet me aan ‘Ik vertrek’ denken. Stumperende Nederlanders, vrijwillig vertrokken, die in den vreemde nog geen kilo tomaten in het Spaans kunnen bestellen. Waar komt dat vandaan, die angst voor de streektaal? Diepe schaamte voor gewonemensentaal? Voor waar je wieg stond? Taalaccenten horen in de stad als duiven op pleinen, rondvaartboten in de A, als Ploegschilders in musea. Ik bewonder polyglotten in spe. Durvers, denkers, doeners. Van Gaal, Rutte, Simons en Agema die zich niet klein laten krijgen als hun Engels wordt bespot. Koester je accent als de gebroeders Ten Hag, Tadic, Twan Huys, Maxima. Laat zien dat je contact wilt maken. Durf!

Je laat de diepenring los en neemt de binnenstad. Je hoort Jochem Schuurman, Leonore Lub, Sietze de Vries zich voorbereiden op een orgelconcert. Heb je geluk Ronald IJmker. Een waar wandelaarscadeau. Bij een concert, vaak niet duurder dan € 10,- zie je mannen. Heel soms een verdwaalde vrouw. Maar hartelijk welkom zijn ze wel. Bij de Selwerder moskee heb je die prettige muziekervaring nooit. Ook niet bij de synagoge die veel op een moskee lijkt. Wel mooie architectuur, dat moeten gereformeerde kerkbouwers zijn geweest die de synagoge hebben getekend. Maar hoe gaan moskeeën en synagoges om met vrouwen? Worden weggestopt in zweterige achterafgalerijen of achter dikke gordijnen. Als tweederangsmensen. Een helder verstand, Lale Gul lezen en de film Unorthodox maken dat je uit respect voor vrouwen beide religies mijdt, als schoothonden zinkputten.

Reitemakersrijge; twee

Hoe Minerva, vroeger het Groninger Museum, ooit een vergunning kreeg voor een cortenstalen hekwerk aan de achterzijde, vraagt iedereen zich af die met de gemeente in conflict is vanwege een niet verleende bouwvergunning. Het is een schitterende constructie. Perforaties in de stalen wand tonen silhouetten van bomen die reflecterend terugkomen in de zwarte bovenkant van het gebouw.

Een bouwvakker parkeert zijn plofkraakauto, een hitsige zwarte Audi met kekke velgen en geile chromen dubbele uitlaat voor ons huis. Het is tegen zevenen. Hij bestudeert zijn stoppels in de achteruitkijkspiegel als een gesluierde vrouw stekelige neusharen in een blikkerende Samsung. Hij woelt met zijn rechterhand in zijn kruis, onder het rafelende Bjorn Borg elastiek door in zijn onderbroek en legt zijn plakkerige, geschoren ballen goed. Dan ruikt hij aan zijn vingers als een reu aan een poedelkont. Mannendingetje. Maar dan. Hij neemt uitgebreid de tijd om een joint te rollen. Steigerbouwers die blowen, dat lijkt me een slecht combinatie. Kon ik mijn geweten maar uitschakelen. Als vanmiddag een Poolse kameraad door des blowers nalatigheid acht verdiepingen naar beneden flikkert en in delen in een ambulance wordt geschoven, dan voel ik me medeschuldig.

Groningen moet nog wat aan me wennen, zoals mijn eerste school toen ik kwam uitleggen hoe alles beter kon. Bijvoorbeeld dat je denkt dat door alle huisafval op een hoop te gooien, jongeren kennis krijgen van het belang van afvalscheiding. Op straat zie je dat terug. Plastic flesjes, glas, peuken, papier, appelschillen, alu blikjes, hondendrollen, alles door elkaar. Zelfs crystal meth-producenten zetten hun blauwe vaten afval vaak keurig in gelid aan het eind van een staatsbospad en mengen het zelden met hun huishoudelijk afval.

Als ik een facebookende politieagente te paard iets vragend toeroep straalt ze. Enthousiast roept ze: ‘Wat zegt u?’ Weer een toerist die wil weten waar het Forum staat, denkt ze blij. Waarom zij geen hoefschoenen gebruikt maar wel middeleeuwse hoefijzers, vervolg ik. Iemand te paard iets uitleggen is niet eenvoudig. Dat er weinig hulpmiddelen zijn die in acht eeuwen niet zijn doorontwikkeld, doet haar fronsen. ‘Wist ik niet,’ antwoordt ze uiterlijk vriendelijk, ’tja, nu u het zegt,’ maar mij ondertussen vervloekend waarom ik niets over het Forum wil weten. Stadsmensen zouden zich meer dingen moeten afvragen.

Reitemakersrijge; één

Zondagmorgen, the morning after the night before. We slapen uit tot 06.30. Twee uur langer dan gisteren. Gisteravond schrokken we op door sirenes. Twee politieauto’s, een motor en een ambulance schuin tegenover ons. Twee op het oog keurige jongemannen worden aangehouden. Op straat naast het terras ligt een aan het hoofd gewonde vrouw. De agenten nemen de situatie efficiënt op.

Zittende jongeling – F. E. Jeltsema

‘De zittende jongeling’ van Jeltsema. Zoals met bijna alle beeldende kunst zoek ik er iets van mezelf in. Deze keer is het gemakkelijk. Een smal lijf, peinzende, serieuze blik, gespierde bovenbenen, echt een dorpsjongen. Een Groninger, wed ik. Eén die goed en vlot Gronings sprak, misschien nog spreekt. Het beeld is van 1960. Gemaakt door F. E. Jeltsema (1879 – 1971). Lopend over het hondenpaadje aan de singel verbaas ik me over de beelden. Een en al brons.

In een etalage zien we twee hoerenhondjes. De gezichten staan van elkaar afgewend. Ik fantaseer over de betekenis. Jammer dat de ramen niet schoon zijn. Blauwe CDA-zomerpakken afgeprijsd in weer een andere etalage. Een stadspak heeft wel iets.

Een voorbijfietsende man ziet me de straat aanvegen en stopt. Een heel verhaal over een dakloos  bestaan in Eelde en de complexiteit van bijstand aanvragen zonder vast adres. Sympathieke man. Hoge ambtenaar geweest. Lijkt op de jongeling van de singel. Of ik, hij zou het ook liever niet vragen hoor, echt niet, of ik misschien…. Dat hij niet vraagt om een overnachtingsadres verbaast me zo dat ik hem graag een tientje geef. Een bed, bedbank dan, had hij ook gekregen. Stralend fietst hij verder. Halfzachte banden zoals alle stadjers. ‘Die staat er morgen weer,’ zegt vrouw I. ‘Wedden van niet?’ is mijn zekere antwoord. Ik voel me goed. De stad past me wel.

Jeroen Brouwers en lijstjes

Jeroen Brouwers heeft met Cliënt E. Busken de Libris Literatuur Prijs 2021 gewonnen. Hèhè, die miste onze grootmeester nog. Even kijken, wie waren de andere genomineerden? Bekono, Blees, De Boer, Mortier en Rijneveld. Van dit vijftal gaat zeker jonkie Rijneveld in de toekomst met deze prijs aan de haal. Brouwers heeft sinds ik een verwoed lezer en compulsief obsessief lijstjesmaker werd altijd bovenaan in mijn top tien gestaan. Of het nou kerkorgels in Noord-Nederland (aangevoerd door de Martinikerk in Groningen), vrouwen in Sleen (houd ik nog even voor me), verderfelijke gebruiken in religieland (Joodse vrouwen die kaalgeschoren en gepruikt door het leven moeten), meerstemmige koormuziek (Hallelujah van Leonard Cohen of toch, ik kan niet kiezen: Sebben, crudele van Antonio Caldera?), dichters (Vasalis), prozaïsten (Brouwers), frauduleuze financiële instellingen (ABN), overbodige medische ingrepen (dotteren bij etalagebenen), onderbelichte groenprojecten (geveltuinen in steden), ongepaste plattelandsgebruiken (zuipketen voor volwassenen), racefietsen (Giant), zijn, ik weeg, rubriceer, wik, selecteer en rangschik. In mijn auteurs-top-tien moeten minimaal twee vrouwen zitten, een Fries, een veelbelovende jongere, een Belg en een korteverhalenschrijver. In mijn geval voldoet Lize Spit aan drie van deze eisen. Brouwers voert mijn lijst aan vanwege zijn veelzijdigheid in zowel vorm, sfeer, gevoel als inhoud. Hij is romancier, brievenschrijver, zelfmoordonderzoeker, pamflettist, necrologieënschrijver, journalist, anekdotist, essayist, vertaler, toneelschrijver, bloemlezer, feuilletonist, polemist, redacteur en ga maar door. Brouwers is een superieur stilist. Een veelschrijver. Oeuvrebouwer. Taalpurist. Prijzenpakker. Veel indruk op mij maakten: ’t Hout, Winterlicht, Kroniek van een karakter, De laatste deur, Bezonken rood. Themata in zijn werk: de nasleep van de oorlog met de jappenkampen, de destructieve effecten van het katholicisme, zelfmoord, eenzaamheid, dood, de zin van het leven.

Terug naar mijn top tien van auteurs in Nederland en België: 1: J E R O E N  B R O U W E R S; 2: Rijneveld, Marieke Lukas; 3: Wieringa, Tommy; 4: Roosenboom, Thomas; 5 ’t Hart, Maarten; 6: Spit, Lize; 7: Hermans/Wolkers/Reve¹; 8: Biesheuvel, Maarten; 9: Elsschot; 10: Wadman, Anne. In de wachtrij: Koch, Komrij, Siebelink en anderen.

¹Of ze het alle drie verdienen weet ik niet, maar ze horen in de canon van de literatuur nu eenmaal bij elkaar als horen-, zien- en zwijgen-aapjes of Molière, Racine en Corneille, K3, of Bach/Beet/Brah.

Godsdienstvrijheid? 

Ex-aleviet Akyol interviewt in het t.v.-programma ‘Vrijdenkers’ jongeren die totalitaire geloofsgenootschappen de rug hebben toegekeerd. Blijmoedige jongeren. Je ziet een brede lach, twinkelende ogen, ze voelen zich eindelijk vrij. Maar of ze vrijdenkers genoemd kunnen worden? En wat houdt de bejubelde Nederlandse godsdienstvrijheid in?

We zien een handvol exen uit de felste en minst tolerante religieuze groepen van Jehovah’s Getuigen, Zevendedagsadventisten, Moslims, Vrijgemaakte gereformeerden, Orthodoxe Joden, Hindoestanen. Als bij bier en xtc heb je gradaties in zwaarte.

Het is een interessant programma geworden met een keur aan ingrediënten die jonge gelovigen hebben willen ketenen, kneden en knevelen; kortom de mogelijkheid om vrij te kunnen denken onthouden. Een ratjetoe aan zinloze rituelen, maffe, (soms passief) agressieve gewoontes jegens andersdenkenden, gebedsgenezers, geloofsexport, curieuze plichten (kinderen die zeggen het leuk te hebben gevonden met het geloof langs de deuren te gaan), extreem kinderrijke gezinnen, lichaamsverminking, kinderdoop, exclusiviteitsdenken, Koranscholen, dogmatisme, hel en verdoemenis, monopolistisch éénwaarheidsdenken, slechte buitenwerelden, eindeloze rijen broeders en zusters die geen familie zijn, goden als witte mannen, witte mannen als plaatsbekleders van goden in peperdure kathedralen in landen die zelf amper hun broek op kunnen houden, een apengod, het verlangen naar een paradijs, het verlangen naar zeven maagden, huistempels, angsten, schuldgevoelens komt voorbij.

Het programma toont aan dat het begrip godsdienstvrijheid illusoir is zolang wordt doorgegaan met jeugdige indoctrinatie. Onderzoeken hebben aangetoond dat religie bepaald niet vrij is, maar dat het als genendefecten kinderen van jongs af aan wordt meegegeven door ouders, op straffe van loyaliteitsverlies. 98 % van gelovigen zegt het geloof te hebben geërfd. Kinderen willen hun ouders niet teleurstellen en volgen hen. Bij een ‘reproductiegetal’ van 0,02 zou religie in no time tot het verleden behoren. En met religie lichamelijke verminking als besnijdenis, extreme onderdrukking van vrouwen, (semi)permanente oorlogssituaties, discriminatie van LHBT’ers, overbevolking, bomgordels en aanslagen.

Echte vrijheid betekent vrije keuze. En dat is wat anders dan kinderen indoctrineren met de godsdienstkeus van de ouders, welke light-versie theïsme ouders dan ook op het oog hebben. Zoals het jongeren tot hun achttiende verboden is alcohol en tabakswaren te kopen zou een verbod op geestelijke verslaving aan religie niet misstaan. Dus stoppen met kinderen dopen, christelijk onderwijs en uiterlijk religieus vertoon. Op naar een toekomst met echte vrijdenkers, met echte godsdienstvrijheid. Vanaf 18 jaar.

Tante Guoitske en De Ploeg (*) 11

foto: Gert Jan Lobbes

Corona droogt leuke activiteiten op als een uierdoekje koepisspatten. Omdat ik tijd over heb luister ik, voor het eerst op afstand, mee met een rouwdienst vanuit de gereformeerde Oosterkerk in Kollum, mijn geboorteplaats. Het betreft tante Guoitske. De organist speelt gezang veertien. Geconcentreerd blijven luisteren valt niet mee. Het luisterritueel is als een luistertoets op school. Er zijn afleidingen te over. Ik mis de beelden en probeer me een voorstelling te maken van de predikant: haar stem houdt het midden tussen de zakelijk/informatieve van een belastingtelefoonmedewerkster en de invoelende van een sociaal werkster. Het geluid kon beter en ik mis de  mogelijkheid lekker mee te zingen. Al multitaskend googel ik wat tijdens de saaie stukken en zo leer ik dat de architect van de kerk Ploeg-kunstenaar Egbert Reitsma was. Zijn kerkarchitectuur geldt als een belangrijk voorbeeld van regionaal vertaalde expressionistische Amsterdamse School-architectuur. Tijdens een rouwdienst een ouwe Ploeger ontdekken, hoe mooi is dat? Deze kerk was zijn eerste werkstuk. De plafondschilderingen in blauwpaars, vermiljoen, oker: hallucinante vormen, recht boven de gesloten ogen van tante Guoitske, zijn van Ploeglid George Martens. Ik lees over paraboolgewelven van Reitsma en Martens’ kerstkleuren.

Ik probeer me niet door Ploegkunst te laten afleiden en concentreer me op mijn tante. Ze was al oud en hoge ouderdom maakt verdriet lichter zoals het whisky lekkerder maakt. Deze tante was een speciale. Ze was groot. Jeugdherinneringen poppen up. Ze droeg lange, strakke rokken waarvan het zijritsje altijd op springen stond. Haar boezem de billen van Obelix. Het was net na kerst, mijn tweelingbroer en ik waren jarig. Tante trok me op haar schoot. Ik speelde veel met magneten. Mijn magneet klemde aan tantes bovenbeen. Ik hoopte op een stalen heupkop. Het was wat metaal van jarretellesclips die de magneet door de dunne rokstof detecteerde. Of me dat opwond? Het had mijn interesse. Tante verschoof onrustig op de stoel en had mijn belangstelling feilloos geregistreerd, voelde ik. Ik zal acht geweest zijn. Bij de verspugers op school zat ik in de hoogste regionen en mijn inwonende oom had me al door de neus leren boeren. Tante feliciteerde me. Ze had een kunstje verzonnen. De rijksdaalder had ze ingepakt. Een strak stuk plakband hield het papier bij elkaar. Ze vroeg me, ‘blijf bij mij heer’ of iets over nachtelijke herdertjes neuriënd, het geschenk met één hand uit te pakken. Ze wilde mij bezighouden, puur om mijn moeder te ontlasten. Die had genoeg drukte aan haar hoofd op een kinderverjaardag. Tante lachte samenzweerderig. Terwijl mijn rechterhand bezig was de onmogelijke klus te klaren, vlijde ze mijn linkerhand op haar bovenbeen en wreef een beetje heen en weer totdat mijn hand de ijzeren clip voelde. Ze knipoogde onzichtbaar. Mijn tweelingbroer kon al wat blokfluiten en zette welgemoed ‘All I want for Xmas is you’ in.

Ik googel verder en zie dat Reitsma een groot aantal kerken heeft ontworpen. Martens was getrouwd met Alida Pott. Ik besef dat tante Guoitske, postuum samenwerkend met corona, me wat oplevert: een herleving van de Ploeg-geschiedenis.

(*) Deze column verscheen in Ploegblad Special nr 7, dec 2020

Open brief aan Peter van Dijk: Keer om alstublieft!

Geachte heer Van Dijk, beste Peter,

Bij het woord projectontwikkelaar werd in mijn jeugd meesmuilend geschamperd bij het koffieapparaat in de pauzes. Ik beken: ik deed mee. Mooi oud werd lelijk nieuw en massaliteit verpulverde het individuele. Bij de naam Peter van Dijk zag je de slopershamer al en vlak daarna de archiefladekastarchitectuur. Mijn beeld van het begrip Peter van Dijk kantelde enkele jaren geleden. Ik bezocht een nieuwjaars- alias Emmenpromobijeenkomst in het Atlas. Gelikte filmpjes van bekende Emmenaren kwamen voorbij. Ik maakte kennis met een sympathieke, lachgrage kop uit ik meen Klazienaveen die vertelde dat hij veel aan deze streek te danken had gehad en graag iets wilde terugdoen. Ik geloofde hem en liet mijn cynische Vormeinung varen. Een nadere kennismaking met Van Dijk volgde op reclameborden bij oeze FC en in artikelen over een heuse skyscraper, de verbouw van een foeilelijk geel gebouw dat Drukkerij heet waar geen supermarkt naartoe wilde en successtory’s over ultrasnelle verhuur van appartementen aan de Flintstraat. Sindsdien heette hij voor mij en mijn voetbalkameraden De Dijk.

In mijn hometown Noordbarge werd een schoolterrein verkocht aan De Dijk in samenwerking met Bemog uit Zwolle. Een religieuze groep die onder de loupe van het O.M. ligt viste achter het net, terwijl, zo wil het stamtafelverhaal, de kerk veel meer bood dan De Dijk. De Dijk kwam met plannen, ruwe schetsen waarop vijf boerderettes en zeven schuurhuizen te zien zijn tussen bomenrijen die ogen als plastic Legostukken die te lang in de zon hebben gelegen. Een stuk of twaalf behuizingen met glazen serres als etalages van zitmaaierverkopers, we gaan hier niet twisten over smaak, moeten ‘import’ naar Noordbarge trekken als eikenprocessierupsen naar eikenstammen.

De bestuursleden van het parlement van Noordbarge, Plaatselijk Belang, waren in hun nopjes. Metoo, al schuurde ergens iets. En zoals meningen en opvattingen kunnen groeien en veranderen als hersenen in puberhoofden, kantelde bij mij het beeld en doemde het vroegere beeld van de projectontwikkelaar weer op met meer dollartekens dan maatschappelijk gevoel op zijn harde schijf.

Als Van Dijk echt iets voor Emmen wil betekenen, herziet hij de plannen stante pede en neemt hij een voorbeeld aan Oosterhesselen waar een collegaprojectontwikkelaar in een even rurale omgeving (op advies van Hesselers) betaalbare rijtjeswoningen projecteert naast vrijstaande huizen.

We zien in Noordbarge al meer naar binnen gekeerde eilandjes voorzien van stalen, elektronisch bediende hekwerken om huizen dan ons lief is. Kom op Peter van Dijk, bouw geen gated community waar uitstallen van prijzige eenvormigheid (het plan kent slechts twee smaken) doorgaat voor vooruitgang. In Nederland is een schreeuwend tekort aan betaalbare koop- en huurwoningen. Noordbarge is een fijne woonstee omdat er diversiteit is. Groot staat gebroederlijk naast klein, foeilelijk naast te pruimen of zelfs ronduit mooi en goedkoop naast onbetaalbaar. Waarom die eenheid uit zijn verband rukken en kiezen voor gelijkvormige onbetaalbaarheid met alle sociale misvorming van dien?

Veel mensen in Noordbarge denken, uitgaande van een misplaatst verlangen naar gelijkheid, dat de wijk gebaat is bij puntdaken, het liefst nog met riet gedekt. En dat terwijl de vier mooiste, d.w.z meest markante en architectonisch interessantste bouwsels geen puntdak hebben: hotel ten Cate, de Lidl, de Vrije School en de witte bungalow aan het begin van de Oude Zuidbargerstraat.

Veel Noordbargers koesteren een landelijke, Orveltiaanse retro-uitstraling, maar zodra die landelijkheid dichtbij komt groeit de NIMBY-reflex, het mag overal maar niet naast mij (een speelterreintje naast je huis, een haan bij de buren, een asfaltweg die wordt omgetoverd in een dorpse klinkerstraat) en komen de protesten bovendrijven als vetogen op grootmoeders groentesoep.

Geachte heer Van Dijk, beste Peter: laat zien dat u de naam De Dijk waard bent, keer het tij, het is nog niet te laat. Laat één van de boerderettepercelen vervallen en ontwikkel daar vijf tiny houses, of, nog beter: skip drie schuurwoningen en creëer daar een knarrenhofje voor 15 belangstellenden. Financieel meer dan haalbaar wanneer de villa’s een kleine prijsverhoging krijgen.

Noordbarge, de geschiedenis in ontwikkeling en woningzoekers zullen u dankbaar zijn.

8 minuten en 46 seconden

Organist Wietse Meinardi speelt in Emmen Bach, Händel, Kee, Meinardi en Polak. Ik klok en droom na 8.46 minuten wat weg en kijk naar het kerkplafond. Vorige week was hier een partijtje van de gemeente met lintjeskrijgers. Deze kerk heeft zich aan de tijd aangepast en verhuurt zich aan verschoppelingen als musici, CDA-partijtijgers, godloze toneelspelers en economisten over winsttabellen van onroerendgoedjongens. In de hal stapeltjes folders van escortservices, taxi’s en allinclusivesnackbars naast die van voedselbanken en telefonische hulpdiensten. Meinardi vertolkt Bach als mijn fysio mijn rug: liefdevol, doortastend, hard waar hard en zacht waar zacht nodig is en niet duur: € 5,- voor een uur. Acht minuten en 46 seconden, de tijd die het een Amerikaanse politieman kostte om het leven uit George Floyd te persen kan lang duren. Ik herinner me een gesprekje met een jongen die aan de Blue Whale Challenge meedoet. De achtste uitdaging is met vrienden een beetje masturberen en orgasmeren op toastjes. Wie het laatst klaarkomt moet de koekjes opeten waarop kompanen hun kwakje hebben gemikt. Hij was uit vorm en zijn zwoegen duurde bijna negen minuten. Terug naar dat gemeentefeessie. Een duif slaagde er na ruim acht minuten in naar binnen te vliegen op zoek naar avondmaalsresten of de gemeentelijke catering. Dat wekte de agressie van de conciërge die hier cultuurkoster heet. Ook de burgemeester had liever een ezel met een luier over de vloer gehad dan deze duif. Händel is een feestje, en de duif feest mee in mijn gedachten. Dat een Emmense columnist duiven vliegende ratten noemt is erg. Zo praat je niet over dieren die medisch-specialistisch werk doen. Zou de onbelezen scribent medici die mammografieën beoordelen vliegende ratten hebben genoemd, de wereld was te klein. Ah, die Händel krijgt mijn handen wel op elkaar. Onder ‘Air’ denk ik natuurlijk aan Floyds luchttekort. Meinardi is op dreef: mijn knieën, enkels, handen, alles wil wiebelen, drenzen en deinen, maar de orgelmuziekbezoekersmores weerhoudt me. Hoe zat het alweer met die duiven? Na een relatief korte training kunnen duiven kanker herkennen in borstweefsel. De NOS zei: “Na 15 dagen training konden de duiven bij 85 procent van de afbeeldingen de juiste diagnose geven. Wanneer de diagnose werd gedaan op basis van de keuzes van vier duiven, was de kans zelfs 99 procent dat ‘ie juist was. Opvallend: opgeleide artsen komen niet verder dan 80 procent.” Verdomd, en nu komen Kee en Polak nog. Waar komt die agressie tegen dieren vandaan? Natuurlijk zijn er dieren die geen of weinig nut hebben. Denk aan teken, vlooien, pony’s, steekmuggen, steenmarters, eksters, mopshonden en naaktkatten. Maar duiven? In sommige culturen en religies, nee dat is niet hetzelfde, worden ze aanbeden als vredebrengers. Waren nertsen vredebrengers dan hadden Mark, Carola en Hugo de ruiming geheten miljoenenmoord wel voorkomen natuurlijk, maar ja, nertsen vallen niet onder de levenseindewet van D66, terwijl opgehokt in een klein kooitje wel een vorm van ondraaglijk lijden is.

Ik ben Kaepernick

Was knielen altijd een oefening in onderdanigheid, en dan maakte het nog wat uit of je eenbenig knielde of tweebenig, sinds Kaepernick is het een symbool van dwars respect. De aanstellerige flauwekul van mannen die hun vrouw knielend ten huwelijk vragen, daaraan heb ik niet meegedaan. Knielen voor zelfbedachte afgoden is ronduit stupide. De knielende americanfootballspeler Colin Kaepernick was heldhaftig en ik vroeg me af: wat zou ik hebben gedaan? Ook hij zal vrienden en familie hebben gehad die zijn actie niet ondersteunden of het naderhand doodzwegen. Als protest tegen bruut politiegeweld en stuitend racisme was het een mooi gebaar. Dat het zijn contractverlenging in de weg stond was jammer, maar Nike compenseerde dat door hem boegbeeld van de collectie maken. Trump schuimbekte als een steenmarter voor de rituele slacht in Wuhan. Megan Rapinoe, aanvoerster van Amerika’s vrouwenvoetbalelftal steunde Kaepernick. Het zijn nerveuze tijden. Opvattingen en houdingen kantelen als dominostenen in SBS-programma’s. Wie had een jaar geleden kunnen denken dat Hoogevener Klaas Knot van DNB het slavernijverleden van de bank zou gaan onderzoeken? Klaas! Knot!! Slavernijverleden!!! De Nederlandse Bank !!!! Was het ongepast dat Femke Halsema met een BLM-button op de Dam stond? Zelfs formule-1-rijders doen, nu ze erachter komen dat de F1 misschien helemaal geen sport is, hoogstens een soort jetskiën op wielen, aan zelfonderzoek. Max Verstappen is niet een man van de gebaren en blijft oncollegiaal staan bij  knielende kompanen. Ronald Koeman valt hem af. Koeman applaudisseert luidruchtig voor zijn voetbalmannen die kijkcijferkanon VI in de ban doen. Maar zelf een jaartje de VI-plopkap weigeren gaat ‘m weer net iets te ver: de KNVB heeft weer andere belangen, hè. Het Emmense gemeentebestuur schitterde door afwezigheid bij de blacklivesmaterdemo in Emmen op 21 juni 2020. Ik zag één raadslid van de PvdA. De (ex-)gemeentedichters waren wel goed vertegenwoordigd. Hoe zou dat komen?  Emmen hield de boot wat af met ruim 2 ‰ van de inwoners op het demonstratieplein. Jammer. Vaak zijn gebaren en daden veelzeggender dan woorden.