JOURNAAL week 36 (’25)

MAANDAG Minivervolg in de serie SkinVision dat ik in week 29 hoopvol afsloot met de toevoeging SLOT na dl IX. De kniehuidexcisie herstelt perfecto. De lymfklierverwijdering ook, maar de zwelling neemt niet af en voelt meer als een platgeslagen prop verhard stopverf dan als vocht. Vriendin M, lymfklierkankerervaringsdeskundige wijst me erop dat medici soms meer focussen op 94% kans geen uitzaaiingen dan 6 % kwaadaardige cellen. Op dat soort woekerende survivors die in mijn lijf graag zouden losgaan in een tumortje zit ik niet te wachten. Mijn huisarts, fietser, orgelmuziek- en literatuurliefhebber die ook keek naar Koch in Zomergasten, betast het bobbeltje en stelt een echo voor: wel of geen vocht. Vanmiddag al. Oei, denk ik, stond er een rood uitroepteken achter mijn naam? Dinsdag hoor ik: loos alarm, gewoon seroom. Postoperatief vocht. Twee daagjes en weg onrust.

DINSDAG Onze familie-app die tot voor kort slapende was als een koel matig bergstroompje in Noord-Finland dat in het dal opgedroogd is, spuit nu dagelijks een hoeveelheid berichten uit als een ejaculerende, met vloeibaar viagra afgetapte, Siciliaanse hoerenloper in topvorm met een kortingskaart voor de wallen. Er zijn praters en zwijgers en alles er tussenin. Ik leer veel over een delier en mijn bewondering voor zorgmedewerkers stijgt met de dag.

WOENSDAG Vriendin C houdt me op het rechte pad van het Gronings. We praten een ochtend in mijn achtste (na Fries, Ned, Eng, Dts, Frns staat het op plaats zes, net voor het steeds verder wegzakkende Italiaans en het bijna verzopen Spaans) taal en ze neemt een boekje voor me mee: ‘Ain van Boeskool’ van Jan de Jong. Verrek, op de hoek van de tafel ligt in een slordige stapel ook ‘n Swien’ van dezelfde schrijver. C, bedankt, denk ik, door jou ga ik weer Gronings lezen. We trakteren elkaar op een wandeling door de stad. Van Van der Velde waar ik leer dat het Nicolien Mizee is die een roman schreef met louter faxen, naar de A-Kerk waar de leukste baliemedewerker ooit een expositie van oud-Minerva-studenten – ik val voor een prachtwerk van Danne Bouman – & een expo van de mooist uitgegeven boeken bewaakt.

DONDERDAG De gemeente Groningen nodigt inwoners uit deel te nemen aan ‘Groninger Gesprekken’. Er zijn er vier op wisselende locaties. Ik bezoek het Floreshuis. Onderwerp: ‘Ruimte maken voor samenleven’. Kan ik mijn ei wel kwijt, denk ik. Bijna volle bak. Een enthou, positieve, kritische, trotse vibe. Zaal is voor de helft gevuld met (gemeentelijke) officials die ook alles Ivan Nio willen horen, stads nieuwe Sociaal Stadsbouwmeester en wettenhouder Van Niejenhuis. Mijn ei? Waarom wordt, als je vol inzet op ontmoeten, ‘bonding & bridging’ een derde van de Kleine-der-A-ruimte ingenomen door parkeervakken?

VRIJDAG Soms blader ik wat terug in de familieberichtenstroom. Ik overweeg een familiekroniek te maken à la Nicolien Mizee, die haar faxen bundelde. Stel je voor: een Excel sheet met in de bovenste balk de namen van alle twaalf deelnemers, aangevuld met drie extra Signalgroepen van wisselende samenstelling. Okee, eventueel gebruikmakend van gefingeerde namen natuurlijk. Links verticaal de datum en tijd. Het middendeel gevuld met alle (alle? Ja alle) gesprekken. En geen commentaar erbij. En als voetnoot de stroom telefonische communicatie. Zou wat zijn.

JOURNAAL week 35 (2025)

ZONDAG Na het mooie boek van Korsegaard ga ik door met het lezen van vangsten uit de minibieb. Van Tim Krabbé, die ik vanwege ‘Het gouden ei’, ‘De renner’ en ‘Wielerverhalen’ hoog heb zitten, lees ik ‘Kathy’s dochter’, een draak van een roman. Langdradig uitgesponnen als eikenprocessierupsslierten gaat macho Tim maar door met infantiele beschrijvingen van hoe hij ooit Kathy versierde en nu, na haar overlijden haar dochter. Mijn dwangmatige natuur maakt het me moeilijk het boek na een half uur weg te smijten en terug in de gevelkast te zetten en ik blijf lezen. Weggooien had ik wel moeten doen natuurlijk. Een regelrechte afrader.

MAANDAG Stad is bekend vanwege de hofjes en gasthuizen. Stille, besloten, oude huizenblokjes, ooit opgericht door stichtingen die een bevolkingsgroep (ex-zeelieden, weduwen van neringdoenden, religieuzen) wilden ondersteunen met gratis woonruimte. Nu worden de hofjes bewoond door particulieren. Het Pieternellagasthuis aan de Grote Leliestraat is verreweg het bijzonderste. Voorbij de huisjes loop je door een smalle doorgang waarna je in een grote door enorme bomen overhuifde tuin komt. Je waant je in een kasteeltuin. We noemen het de geheime tuin. Je weet niet wat je ziet. Ssssstttttt.

DINSDAG Ik las, geloof ik, ooit het boek ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ van Pirsig. Hieraan doet de titel ‘Een korte geschiedenis van de tractor in de Oekraïne’ van M. Lewycka me denken. Ook afkomstig uit onze privébibliotheek aan de gevel.  Ik begin hoopvol, maar, wijs geworden na Kathy’s dochter van Krabbé, leg ik het terzijde na een uurtje. Niet echt mijn boek, zal ik maar zeggen. Toch blijf ik daarna lezen. Nieuwsgierig door de bijzondere thematiek. Twee In Engeland levende Oekraïense jonge vrouwen betwisten de liefde van hun bejaarde in tractoren geïnteresseerde vader (86) voor een jonge vrouw van 36. 

WOENSDAG Mijn superkorte controleafspraak met Martini-dermatoloog als een vervolg op de diagnose melanoom (lees SkinVision 1 – 9) en m’n voorbereide vragen: kijk even naar moedervlekje op linkerpoot en is het 100% zeker dat er na de huidexcisie en lymfeverwijdering geen survivoruitzaaiinkjes zijn doorgesijpeld die in mijn lijf stiekem aan het losgaan zijn geslagen, ruil ik in voor een ingelast bliksemfamiliebezoekje aan Den Bosch en Tilburg en m’n huisarts.

DONDERDAG Stad viert het Gronings Ontzet met de onsterfelijke, afgekloven Bommen Berend, ‘n paardenshow op de Ossenmarkt, kinderspelen aan Reitemakersijge, een drakenbotenrace in de A en vijf statig op trommelsagen door de stad marcherende vrolijke piekeniers. Daar doet onze vriend Aart-Jan aan mee. Hij is lid van een gerenommeerde re-enactmentgroep. In met uiterste precisie nagemaakte middeleeuwse kledij vertonen ze hun kunst. Weer eens iets anders dan bezigheden met derailleurs, molenwieken, gekrijte lijnen in de zestien, trekstangen, glijpalen, verende zooltjes, of orgelpijpen.

VRIJDAG Voor het eerst fiets ik een stukje met drie van mijn vier broers, waaronder drie pensionado’s, hoe mooi is dat. Het zijn geen Bouke Mollema’s maar trappen stevig door. Het vaak prachtige Noord-Drentse coulisselandschap (Peize, Lieveren, Roden) en de Groninger Onlanden trekken aan ons voorbij als voorstedenachtertuinen aan flitstreinen en piepende boemels, terwijl we bespreken wat ons de laatste tijd bezig houdt. De goed onderhouden lijven en karretjes van gemiddeld resp. 65 en 15 jaar halen een gemiddelde van ruim 25 over 45 kms. De dapperste schiet onder het fietsen plaatjes voor de eeuwigheid. Zonder het te benoemen draagt elk in zijn hart de tocht op aan nummer vijf in Den Bosch.

Thomas Korsgaard – Mocht er iemand langskomen (2024)

Was Korsgaard een Nederlandse auteur, hij stormde gelijk mijn toptien binnen, dat krijg je met literaire sensaties. In één ruk uitgelezen. Mijn eerste notities waren: troosteloos platteland, emo-verwaarlozing, noodlottig, liefdeloos, verstikkend, desolaat, rauw realistisch, onbegrepen jongen, onverschillige ouders. De achterflap ronkt met ‘fenomenale roman’. Korsgaard schreef gelijk een trilogie, een Tue-trilogie, met ‘Op een dag lachen we erom’ (2024) en ‘Je had er waarschijnlijk bij moeten zijn’ (2025).

Drie jonge kinderen overleven in een boerengezin op het Deense platteland dat niet overstroomt van emotionele affectie en financiële onafhankelijkheid. Semi-autobiografish met een wanhopige, agressieve vader en een depressieve, gokkende moeder met automutulatieneigingen. Drie kinderen proberen zich, geholpen door grootouders, van wie de meest affectieve ook nog eens doodgaat, staande te houden. De drie kinderen zweven tussen loyaliteit met de ouders en zich in schaamte afzetten tegen of isoleren van vader en moeder.

Loslopende honden in en om het huis, dode dieren op het erf die uiteindelijk op de vuilnishoop worden verbrand, vergaand pestgedrag op school, overmatig rookgedrag, winkeldiefstalletjes, ongezond eten; treinsurfen, alles schijnbaar koel observerend in rake zinnen genoteerd door hoofdpersoon Tue, die zijn homoseksualiteit exploreert. Dat de auteur ranzigheid niet uit de weg gaat blijkt uit Tue’s onderzoek naar weggegooide condooms, waarvan hij de inhoud even proeft.

Dit boek kreeg ik via onze minibieb aan de voorgevel. Ik zit de hele tijd al te denken aan welke Nederlandse schrijvers ik moet denken. Het zijn Franka Treur (vanwege de troosteloze plattelandsbeschrijvingen en speciaal het in de schuur georganiseerd feest), Marieke Lucas Rijneveld en Lize Spit vanwege de hopeloze jongeren en het troosteloze platteland. En misschien Ciske de Rat?

Waarom dit boek me zo bijzonder aanspreekt is de herkenning. Als plattelandsjongen maakte ik gelijksoortigheden mee. Ik had niet een vader die me een stinkend bot meegaf voor de juffrouw maar wel een inwonende oom die me ooit het advies gaf een in krantenpapier verpakte dode mol aan de juf te geven. Ik herinner me een boerderij waar het niet ongewoon was een teveel aan puppies te verhangen in de schuur en waar onafbreekbaar afval in een vijver werd gedumpt en waar ik voor mijn 12e het roken leerde.

De kinderlijke eenzaamheid wordt het fraaist verwoordt door de zin: op de vraag wat Tue wil hebben, lezen we: “Ik zei dat mijn enige wens een nieuwe familie was en ging naar mijn kamer.”

JOURNAAL week 32/33

ZONDAG Onze minibieb maakt overuren. Dagelijks sneupen passanten erin om een pareltje mee te nemen; anderen vullen aan als vakkenvullers bij de Lidl na het paasweekend. Er zijn incidentele passanten naast vaste vullers als mijn zus, de huishoudelijke hulp van meneer pastoor uit Aduard, een Muntendammer boer die het licht heeft gezien, en hij die ik mijn Iraanse kameraad noem. Voor hem, duivenbeschermer, bewaar ik statiegeldflessen en bierblikjes (de tijd van bier in flessen ligt inmiddels ver achter ons), en hij bezorgt me af en toe een tas vol boeken. Soms zijn het, na het afstuderen van zijn zoon, studieboeken ‘Statistics & mathematics in Muslim lead Enterprises’ en soms, zoals nu, hedendaagse literatuur. Ik zie Siebelink, Roosenboom, Van Dis, Peper, Den Uyl (zelfs de oestrogeenthriller De eetclub van Saskia) Noort, Op den Beek, zelfs Wieringa.

MAANDAG Enschede, Enske voor intimi, is een prachtstad. Nu even geen terugblik op de dubieuze drugshandel in het supportershome van FC Twente, destijds met goedkeuring van het bestuur, maar  enkel lof over het prachtige Rijksmuseum, het verrassende uit stalen vlammen bestaande kunstwerk voor het Medisch Spectrum Twente en het imposante zes meter hoge beeld ‘In god we trust’ van de Spacecowboys op het dak van het Enschedese conservatorium ArtEZ.

DINSDAG in Groningen start een loopvierdaagse. Voor € 100,- pp mogen 1.400 wandelaars er groepsgewijs op uit. De 140K schijnt nodig te zijn voor de organisatie. Nijmegen met 45.000 optochtlopers vraagt € 120,- pp. Voor 5,5 miljoen kan Bruls natuurlijk voldoende dixies plaatsen en pispleinen inrichten. Ik wacht op de eerste ziektekostenverzekering die eist dat klanten deelnemen aan deze diabetes-2 voorkomende inspanning en die het ook vergoedt. Optochtlopers nemen de kans door Jaap Jongbloed of Thijs van den Brink een verlepte gladiool in de handen gedrukt te krijgen voor lief.

WOENSDAG Onze buurtvereniging Het A-kwartier propageert het aanleggen van geveltuintjes. We combineren een serieuze aanpak met plezier. Praten en soms wat drammen over biodiversiteit en een feestje bouwen rond de uitreiking van het Gouden schepje. Die tweeledige aanpak hanteren we ook bij het duel tussen fietsen en auto’s, bij gewenste recreatievaart en verdoemde waterverontreiniging. Voorlichtingsavonden over verduurzaming van verwaarloosde grachtenpandjes naast een roeiclinic. Overlastgevers aanspreken en schooldirecties erop wijzen dat woorden nog geen daden zijn als het aankomt op handhaving bij de bordjes ‘Smokefree Area’. En zo verder. Na jaren begrijp ik dat het ‘not done’ is om in de kwartaalgesprekken met de gemeente aan te dringen op inkomensafhankelijke onroerendgoedbelasting. Ook een rijverbod voor auto’s die (nog) geen deelauto (met minimaal drie eigenaren) zijn laat nog op zich wachten.

DONDERDAG Via My Local Friends krijg ik een nieuwe student Nederlands. We zien elkaar wekelijks en we zitten in de fase van aftasten: wat kan en wil ik bieden en wat is haar ambitieniveau. Het lijkt erop dat we een goede match vormen.

VRIJDAG Na een medische ingreep wil je als fietser weten of en hoeveel je lichaam heeft ingeleverd. Ik schets een ruw herstelplan en fiets zeven keer in acht dagen. Via een STRAVA-adept (zeg nooit -fetisjist) die de zondagse Spaakritjes monitort zie ik dat er geen  verval is. Ik span me wat extra in en doe gretig het tegenwindse kopwerk. We eindigen na 61 kms met gemiddeld 28,2/uur. Gerustgesteld voel ik me.

Arcadia Leeuwarden t/m 24 augustus

Waar Leeuwarden groot in is: de ‘mienskip’ samenbrengen in een groots opgezet spektakel. Na het lopende bos (Bosk) drie jaar geleden en Leeuwarden Culturele Hoofdstad in 2018, nu Arcadia, met ‘Bouwurk’ op het plein voor de Oldehove. Een open staketsel van balken dat een festivalruimte van heb ik jou daar biedt. Met er vlak naast de scheve toren, samen vormen ze het Arcadia, ‘Paradys’. Elke provincie(hoofd)stad heeft zijn attractie: Groningen koopt voor een grof vermogen massaal muziek en theater in bij Noorderzon en ESNS, Emmen propageert de tweewieler met de Gouden Pijl en Assen koestert naast de TT een lege museumvitrine omdat ze een Roemeense gouden carnavalsmuts vergaten achter slot en grendel te doen.

Leeuwarden legt de lat hoger dan consumptievermaak aanbieden. Wat Leeuwarden onderscheidt is een actieve toepassing van ‘de mienskip’, de regionale maatschappij, de inwoners en allerlei mogelijke verenigingen. Bouwurk doet denken aan een religieloze kerk, een kathedraal, een centrum van activiteit, artisticiteit en creativiteit. Het werd gebouwd door regionale en internationale partners, met dagelijks gratis drempelvrije evenementen, zoals: brood stoven, touw draaien, samen eten en zuurkool maken, muziek, open podium, silent disco, maak- en dwaansessies, te veel om op te noemen.

Het evenement duurt 100 dagen en strekt zich uit tot ver buiten het plein. Er loopt een drie km lange kunstroute door de stad en er zijn drie locaties buiten Leeuwarden, in Beetsterzwaag, Mirns en op Vlieland.

Ons lokt de Prinsentún aan het water. Talloze recreatievaartuigjes liggen in het hart van de stad klaar om tegen € 2,- per meter bekeken te mogen worden. We bezoeken Pier Pander tempel, waar Saskia Noor met Liminal Spaces een stilte-ervaring uitlokt. Wat latjes uit de Praxis en lampen lichten de kale witte beelden uit. Paar  gekleurde glasplaten erbij en dan is het na kennismaking met een vrijwilligende poortwachter toegankelijk voor slechts één bezoeker per rondleiding, die door de stilte gegrepen moet worden. Het historische tempeltje is meer dan de moeite waard en Noor doet d’r best er met stilte iets aan toe te voegen. Met een koperen staaf mag de bezoeker een tik tegen een vaas geven om de stilte te verbreken. That’s it.

IN MEMORIAM Esdert Geessienus AB

Mij bereikt het overlijdensbericht van Esdert AB en dit droeve bericht doet oude tijden herleven. In de serie directeuren die ik in het voortgezet onderwijs in Emmen e.o. meemaakte (Weerman, Van de Kamp, Braam, De Boer, Post, Folkerts, Hoogeveen) was AB de kampioen. Hij slaagde erin twee MAVO-scholen zonder ongelukken te laten fuseren, combineerde twee uiterste functies, directeur en actief vakbondsman, zonder dat iemand er moeite mee had,  was in het politieke landschap van onrustige wethouders een stabiele factor en teamplayer pur sang, had zowel een perfecte helicopter view als oog voor details en hij bood nieuw en jong personeel de kans voor hun 25e sectievoorzitter te worden en zo een vinger in de pap bij heikele sollicitaties.

Schitterende verhalen komen bij mij boven. Over hoe hij overambitieuze wethouders kon manipuleren, over stugge onderhandelingen met collega-directeuren die een visie ontwikkelen maar lastig vonden, over eindeloze bezoeken van inspecteurs die je in die tijd nog met een sigaar en een kop koffie op hun plaats en ver weg van brekebeendocenten kon houden, over congressen die actieve docenten/vakbondsbestuurders konden organiseren onder werktijd en over personeelsfeestjes die uit de hand liepen omdat het personeel voor de eerste keer zelf de biertap mocht bedienen en drinkebroers in kruiwagens naar de buitendorpen vervoerde. En collega’s die de kantjes eraf liepen mochten maandelijks aanschuiven voor een functioneringsgesprek. En dan zijn hardloopresultaten, die mochten er zijn hoor. Natuurlijk liet ik ‘m wel eens winnen op een koude zaterdagmorgen in Emmercompascuum. En wilde je de pauze eens flink laten uitlopen dan begon je gewoon een minuut voordat de bel ging over bergwandelingen en winterkamperen en hellingpercentages die je met sneeuwkettingen kon bedwingen.

Interessante discussie herinner ik me: onderwijsminister Jo Ritzen kwam onze school bezoeken en ik stelde voor de minister de ongelijke taakbelasting tussen docenten met keuzevakken en halve klasjes (Frans, geschiedenis, scheikunde, biologie, enz.) en de harde werkers met altijd (over)volle klassen (Nederlands, Engels, maatschappijleer, enz.) onder de loep te laten nemen. En hoe hij docenten/schoolkrantmedewerkers de ruimte liet om – soms onder pseudoniem – ongewenste ontwikkelingen te noteren en dientengevolge op te laten schudden. En wat had hij er de schurft over in dat hij in gevoelige sollicitatieprocedures mee moest doen met lastige assessments, waaruit hij altijd, by far, als de meeste geschikte directiekandidaat boven kwam drijven.

Toen twee MAVO’s (Allee en Baander) gingen fuseren kwam het aan op handig, strategisch en diplomatiek manoeuvreren. De harde werkers van Allee die uitsluitend meer dan excellente examenresultaten produceerden werden samengevoegd met de praatjesmakerskolonie van de Baander die halve lessen verdeden aan koffiedrinken en roken en geregeld in de rode zone zaten.

En altijd op de achtergrond zijn vrouw Elly die naast operetteactiviste haar man steunde en op het goede spoor hield, al dan niet met een fijn saunabezoek in Oosterhesselen na afloop van slopende personeelsvergaderingen. Heel soms nam Esdert zoon en dochter mee, bij een speciale gelegenheid zag ik -verlegen tweeëntwintigjarige – een prachtmeid met blonde gouden lokken in d’r vaders kielzog meekomen: prachttijden. Beste Elly en familie: ik wens jullie mooie herinneringen aan Esdert!

Kunstcentrum De Ploeg in Wehe den Hoorn: plussen en minnen

Eerst maar even wat plussen: de provincie Groningen is een paar nieuwe culturele instituten rijker: in Lauwersoog een splinternieuw zeehondencentrum en in Wehe den Hoorn ‘Kunstcentrum De Ploeg’. In een werkelijk prachtig, klassiek gebouw, een oud RK dorpsschooltje met een mooi aangelegde tuin, met in de achtertuin de oude tjalk Alida zwevend boven wuivende woestijngrassen worden zo’n, wat zal het zijn, veertig schilderijen van oude Ploegers tentoongesteld, sommige tot bewegen gemanipuleerd in een fraaie projectie op een wand. De expo heet ‘Beleef de wereld van De Ploeg in het Hoge Land’. We zien  voor het grootste gedeelte landschappen, sommige kleiakkers in wonderschone, hevige of uiterst zachte lhbtq+-kleuren, en wat stads- en dorpsgezichten, van Altink, Kleima, Pott, Van der Zee (zie afbeelding), Martens, De Vries, Jordens, Wiegers en Dijkstra. Het voor de ontstaanstijd verrassend kleurrijke werk, is veelal thematisch gegroepeerd. Zo zien we drie Blauw Borgjes van Altink, Martens en Pott. In een heel fraai museumcafé valt een bijzonder mooi vloerkleed op. Maar liefst 1.500 bezoekers weten de weg naar het centrum te vinden de eerste twee weken, w a u w.

Klinkt goed allemaal, maar zijn er ook minnen? Ja, inhoudelijk was het een tegenvaller. Schraal, mager. Slechts 40 werken, merendeels landschappen, alle van de usual suspects. Geen nieuwe, verrassende naam te bekennen terwijl er nogal wat Ploegers zijn (geweest). Aan de huidige Ploegleden wordt voorbijgegaan. Nul werken van de levende kunstenaars, zelfs geen verwijzing. Voor een cultureel en educatief instituut natuurlijk een misser. Geen portretten, geen grafisch of geometrisch werk. De ronkende folder met ‘hedendaagse exposities rondom oude werken en nieuw werk van de kunstenaars van nu’ en ’wordt de verbinding gemaakt met de huidige tijd’ zet je op het verkeerde been. Nog een bouwkundige verbetersuggestie: sommige vloerputdekseltjes steken de kop wat op, ik zag een schuifelende zeventigminner bijna onderuit gaan, kon d’r nog net opvangen. De algehele indruk is en blijft: een zeer ouderwets (om de woorden afgekloven en sleets maar niet te gebruiken) ingerichte expositie. Waarom niet ergens een gedurfde bomvolle wand waar je mond van open valt?

Wanneer ik na vijftien minuten de kassamedewerker mijn geld (€ 9,-) quasi serieus terugvraag haalt hij zijn chef erbij. Die legt me, met – eerlijk is eerlijk – negen eurootjes in de hand, uit dat er in de toekomst ook nieuw werk te zien zal zijn. Gaan we meemaken. Maar nu: een overkill aan gemiste kansen. Laten we het maar op beginnersmissers houden deze keer. Er zit een tentoonstelling over Het Wad aan te komen, ik verheug me nu al op werk van Cornelius, Van den Berg, ex-Ploeger Van Holten, Van der Wal. Thuis aan de schrijftafel e.e.a. overdenkend vraag ik me nog af wat het advies van de kunstraad in 2024 was: ‘Omdat het criterium artistieke en/of inhoudelijke kwaliteit als matig (5) is beoordeeld, komt Kunstcentrum De Ploeg niet in aanmerking voor subsidie van de provincie Groningen.’ Hmmm.

JOURNAAL week 29 (2025)

ZONDAGmorgen Groningen opent zijn Hoofdstation met muziek, genodigden, een sleutel voor burgemeester Roelien Kamminga en bloemenzaad voor passanten. De perrons en ondergrondse passage zijn mooi, ruim, strak en modern. En dat allemaal achter die mooie oude statige stationshal. Toezichthouders leggen uit dat hier andere regels gelden dan in Stad, dus duivenvoeren zou mogen, maar verontreiniging dan weer net niet. Dus de vredesapostelen uit de hand of een bakje voeren: no problemo.

ZONDAGmiddag ‘Machine Entanglements’ heet de expo die op zes locaties in drie noordelijke provincies zit. ’t Moet schuren, verwonderen en verbinden. Nou dat schuren lukt goed, mijn kunstreceptoren hebben ‘t zwaar. Maatschappij en kunst zouden moeten verstrengelen. Burgemeester Roelien Kamminga verricht de opening in de Niemeyer fabriek. We zien veel knopjes- en apparatenkunst: (gemanipuleerde) fotografie, video(installaties), gedigitaliseerde objecten; alles in een ruim, koel, oud fabriekshuis dat erom schreeuwt getransformeerd te worden tot wooneenheden.

MAANDAG Nexus van Harari (The Global Bestselling Author of Sapiens) moet je lezen, hoor ik in anderhalve week van twee matties en door een toeval komt daar een derde bij. De aanbeveling is niet enkel vanwege de op de omslag afgebeelde duif. Van één van hen krijg ik ‘m te leen in het Engels. Godzijdank niet in het Hebreeuws, denk ik nog. Taaie kost, verwacht ik en trek er enkele weken voor uit. Ik krijg geen spijt. Waar Harari goed in is: eenvoudige begrippen als informatie, waarheid, werkelijkheid, met zeer interessante vertellingen beschrijven. Een voorbeeld: het in de markt zetten van Stalin, Jezus, Trump, gebeurt/de door ‘story telling’ met oneindige schares luisteraars die later menen dat alles echt is en op waarheden berust. Dat ook Harari het classificeren van entiteiten lastig vindt blijkt uit de opsomming: Arabieren, Palestijnen, Joden en Koerden, waar hij landen op dezelfde plaats stelt als religies.

DINSDAG Vindicat biedt Groningen op zijn 210e verjaardag een concert vanaf het water aan. Het kost moeite bij de naam V niet te denken aan intimidatie van buschauffeurs, het kort en klein slaan van een Japans restaurant, vrouwen spermaemmers noemen, van balkons van het verenigingsgebouw glaswerk naar beneden gooien of over de rand pissen, illegale huisfeesten, bangalijsten, alcoholmisbruik, maar deze avond lukt het even. Jarenzeventigdiscomuziek van de studentenband, R. Rinus en P. Daalemmer en het Noordpoolorkest schalt over de drukbezochte kades en het water.

WOENSDAG Organist Andreas Jost (1973) speelt in Martinikerk een prachtig concert met Bach, Kee, Sweelinck, Buxtehude. Jost, Züricher en een echte leraar, laat enkele stukken twee keer horen: van de componist en van Nederlandse bewerkers Kee en Sweelinck. Bij de superbekende stukken (‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ en ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’) die ik in mijn prepubertijd (in het Nederlands) uit het hoofd kende, ik zat nog tussen ietsisme en ietsiepietsisme in, onderga ik een bijzondere fysieke sensatie: mijn beenhaartjes zijn even kippenvel en laten de stof van mijn rode korte broek bewegen, rijzen en later weer dalen. Bij deeltjes van Piet Kee, denk ik aan kermismuziek. Heerlijk. Bij Buxtehude droom ik weg en kijk op mijn foon naar organiste Anna Lapwood, en vraag me af of de uit louter mannenbroeders bestaande artistieke commissie en bestuur haar nog eens aandurven.

DONDERDAG Autodelen zit in de lift. Mooi zo. Over enkele jaren gaan we privé-autobezit bijzonder vinden.

SkinVision IX (en slot)

Dit is (misschien) het laatste deel van het feuilleton SkinVision, waarin ik mijn reis langs witte jassen vastleg na de diagnose melanoom. Twee weekjes niet fietsen viel mee. Gisteren voor het eerst even geoefend op mijn bredebander Gazelle. Grote stappen nemen is nog wat gevoelig, daar waar in mijn lies een lymfe is weggesneden is geen deuk maar eerder een bobbel verschenen. Tijdelijk hoop ik. Mijn knie herstelt voorspoedig. Vanmiddag naar de chirurg voor een exit(?)gesprek.

En exit wordt het. Geruststellend kan hij me vertellen dat de melanoom met een ruimer stuk huid volledig is weggesneden en onderzoek naar de verwijderde lymfe toont aan dat er niets is uitgezaaid. Ik voel me zeer opgelucht. Dr. Rödel, eenvoudig kantoortje met systeemplafond, twee boeterhammen kaas in plastic naast ’t beeldscherm, vriendelijke kop) heeft mijn review (10 uit 10) gewaardeerd, en licht me voor over het vervolg. Ik kom net niet in het lichtste protocol en zit op driemaandelijks terugkomen bij beurtelings hem en de dermatoloog. De snee in de knie is nog niet helemaal droog en de lies vertoont een zwellinkje. Het aankijken, wat wegmasseren of over ruim twee weken het laten behandelen (naaldje erin en weg laten lopen). We maken alvast een afspraak voor begin augustus.

Speciaal gespreksonderwerp is nog even mijn fietslust. Bewegen is okee maar teveel weer niet. Hij legt zich niet vast op aantallen kilometers of minuten per dag. Diplomatiek luidt het advies: ‘Luister naar mij, je lijf, je hart, eventueel je vrouw en je verstand en overdrijf niet.’ Mijn twee weken geleden (in SV VII) geuite idee om vandaag Doezem/Sebaldeburen over te doen en te kijken wat het verval met toen is, schrap ik. Ik neem me voor dagelijks wat te pedaleren en elke dag vijf km extra tot (voorlopig) veertig.

Via (een Radler op) het rookvrije terras van Meerwold fietsen we naar huis waar ik wat zit te appen (deze keer met een schilderij van Natasja Wierenga vanwege de groeneseinenkleur als illustratie) en voor de tweede keer vandaag (na een halve liter Veltins) in slaap sukkel. Terugkijkend: mijn nuchtere kijk heeft standgehouden, mijn lijf en geest vertonen naast veerkracht wat extra vermoeidheid, bloeddruk en hartslag zijn okee, BMI stijgt licht (ga van 77,5 -> 80 kgs), eet- en slaapgedrag blijven gulzig. Een Leffe Blond maakt de feestdag compleet.

Trouwe lezer T, ChatGPT en Klaastaal

Mijn schrijfsels inspireren anderen, merk ik. Trouwe lezer T vertaalde met hulp van ChatGPT onlangs mijn gedicht Atsje in het Nederlands. Leuk hoor, maar bij een key word ging de AI-tool de mist in. Het woord ‘ôflukke’ werd ‘afleiden’ i.p.v. ‘aftrekken’. Trouwe lezer T gaat door en vraagt ChatGPT een column over Groningen in de stijl van Klaastaal te schrijven. Dat leverde ‘Stad van wieren en wierook’ op. Mijn reactie: Ik mis een wat verder gaande originaliteit, wat absurde vergelijkingen, maar verders: een zeven hoor! Trouwe lezer T liet een nieuwe versie schrijven met mijn gevraagde aanscherping en gelijk erbij een Friese vertaling. Een acht, is mijn beoordeling.

Groningen, waar de wind tegen je praat

Eeh, het is misschien vreemd om te zeggen, maar Groningen is een beetje als een oude oom die je vroeger uit het oog verloor, maar die ineens opduikt in een versleten ribfluwelen colbert en dan zegt: “Zeg jong, ik heb nog een harmonium op zolder, wil je ‘m?”

Zo voelt het. Vertrouwd en toch licht ongemakkelijk. Een stad die je niet meteen omarmt, maar je wel een glas warme melk aanbiedt als je langskomt.

Ik was er weer, laatst. Fietsend over de Oosterhavenkade, met tegenwind die niet zomaar een natuurverschijnsel is, maar een karakter uit een boek van Belcampo. Die wind heeft een mening, en die laat hij voelen. Niet hard, niet bot, maar passief-agressief, zoals een ober die je al voor de vierde keer subtiel vraagt of je al een keuze hebt gemaakt terwijl jij nog steeds twijfelt tussen de boerenkoolpizza en de vegan rendang.

Eeh, en dan die Martinitoren. Hoog, strak, nuchter. Alsof iemand een ouderwetse grijze faxmachine rechtop op een kerkplein heeft gezet en heeft gezegd: “Hier, dit is heilig.” En dat ís het ook. Je kijkt omhoog en hoort geen engelengezang, maar wel het zachte geluid van een oude vrouw die een zak spekjes opent in de stilte van het schip.

Wat ik zo mooi vind aan Groningen – ja, ik ga even sentimenteel doen – is dat het zichzelf niet opdringt. Het staat daar gewoon. Zonder excuses. Alsof het wil zeggen: “Je mag hier wonen hoor, maar ik verander me niet omdat jij uit Amsterdam komt.” En terecht.

Op de Vismarkt kocht ik een haring bij een man die met z’n snor communiceerde. Die snor bewoog bij elke zin zoals een metronoom op cola. Hij sprak niet over vis, maar over de stilte van het wad, over de dans van de meeuw in tegenlicht. Ik knikte, ik verstond hem niet, maar ik voelde me begrepen.

En toen fietste ik weer verder. De lucht was blauw op een manier die alleen in het noorden bestaat: een blauw dat niet per se vrolijk is, maar wel eerlijk. Eeh, zoals een vader die zegt: “Ik ben niet boos, ik ben teleurgesteld.” Ook dat is liefde.

Dus ja, Groningen. Waar de straatstenen verhalen mompelen, waar zelfs de stoeptegels tegen de wind in liggen, en waar je nooit helemaal zeker weet of je nou in het heden, verleden of een tussenfase leeft die nergens in de tijdlijn hoort. Ik hou ervan. Tegen wil en dank. Zoals je ook van drop kunt houden die smaakt naar oude leren schoenen. Soms is dat precies wat je nodig hebt.