Fietszaak Spaak organiseert op 21 november ’24 een literair café met alle benodigde ingrediënten: een interessant gesprek, een vragenronde en een quiz. Heinen, zelf een sportfiets- en retro-Benotto-rijder, wordt bevraagd door, eeh, Steven Willemsen (docent kunsten, cultuur en media), die, zo vertelt Google, begin 2024 een voorjaarstrainingsrit in Emmen won. Willemsen heeft zich uitstekend geprepareerd. De toko zit ramvol. Op drie vrouwen na mannen. Deze keer nemen ze de fiets niet mee naar binnen en bedekken lange broeken de geschoren benen. De sfeer is gezellig, zelfs uitgesproken vrolijk, vooral als inleider Maarten Soppe beide gespreksdeelnemers, gezeten onder goedmoedige reclame van Spaak en Vandenbrink, introduceert. Even denk ik bij een roast te zitten. Uitgelaten gelach. Wat een verschil met de SpaakMasters op zondagmorgen, wanneer fietsmatties uren over bandjes, lange fietstrajecten, jaarlijkse fietsdoelen, weerzin tegen spiegeltjes, en weersomstandigheden praten. Van de SpaakMasters zie ik niemand.
Het interview vindt plaats op een verhoogd deel van de fietsenwinkel, tussen café en werkplaats in, daar waar fietsers normaal gesproken te horen krijgen dat een nieuwe cassette, ketting en remschijven nodig zijn en dat de stuurlinten en de bandjes vervanging behoeven.
Heinen portretteert, in een historisch perspectief, liefdevol en uitvoerig de bijzondere levens van 75 fietsers, die beter waren in verliezen dan winnen. Slechts enkele namen ken ik/komen me bekend voor. Het zijn eeuwige tweeden of tweeënveertigsten, van losers via dropouts tot schlemielen. ‘Uit Koers 2’ en Heinens Volkskrantcolumns (vanmorgen rolden zinnen over discriminatie, racisme, Caroline van der Plas, pus, xenofobe praatjes, en semantische kwesties in hoog tempo voorbij als tubeless bandjes onder mijn lekkere Giant TCR) verschillen sterk van elkaar.
Heinen (1985) en Willemsen (1989), beiden Millennials (zeg nooit patatgeneratie), zijn aan elkaar gewaagd. Heinen, gelukkig lijdend aan een soort compulsief-obsessieve verzamelwoede, is, zegt hij, voorzien van een morbide radar en constant op zoek naar thrillseekers in de wielersport die te mooi zijn om dood te checken. Vooral als de geboorte- en sterfdatum dicht op elkaar zitten halen bijna vergeten renners zijn lijstjes. We vervelen ons geen seconde.
‘Uit Koers II’ (net geen 400 p.) is een mooi, vet boek geworden, met een klein lettertype. Helaas zonder register.


19 juli 2024. Woorden als ‘bizar’, íconisch’ en ‘episch’ ken ik niet. Het wordt een bijzondere rit. Mijn fietsmaat noemt het op Strava: ‘Morning ride met Klaas’. om 02.45 opstaan en rijden om 04.10. Ruim 2 kgs in de rugzak. Het worden 339,91 kms. Nog wat data: beweegtijd 12.36 uur. Verstreken tijd 16,54. Gemiddelde snelheid 27. Hoogteverschil 973 m. Maximale snelheid 51,4.
Tijdens de terugreis op zaterdag groeit mijn respect voor de NS per uur. Weliswaar zijn we van 11.00 – 19.00 uur onderweg (vergelijk dat eens met onze fietstijd), maar we begrijpen heel goed dat onze fietsjes niet bestand zijn tegen de bagagecompartimenten van ingelaste bussen. Treinen houden van fietsen. Overal ruimte voor Giant TCR en de (Iconic is never an accident) Roadmachine 01 BMC. En thuis een heerlijke warme hap, ‘witte bonen met prei, dat kan er ook nog wel bij.’
ZONDAG Hoe reageert mijn omgeving op ons plan naar Maastricht te fietsen op één dag? Van vijf of zes kanten kreeg ik het welgemeende advies meer te drinken, dat zou kramp tegengaan. Supplementadepten zweren bij magnesium. Voorbij jaloezie kijkend zijn de reacties vooraf: in het algemeen goedbedoeld(e adviezen), licht kritische (waarom zou je dit willen?), positieve (spannend, mooie uitdaging) tot zuinige (zwijgende) commentaren. Tenslotte: als natuurfietser ben ik niet het archetype van de racefietser, wel van de op veiligheid gefixeerde: van hard rijden in grote groepen moet ik niets hebben en ik ben een vurig pleitbezorger van verplicht handschoenen dragen en natuurlijk een spiegeltje in de linker beugel.
De oudjes doen het goed. Springsteen in zijn afgedragen kloffie in Amsterdam, Rieu met de kleurige, wijdejurkenparade in Maastricht. Maar Rieu zit ons dwars: wij willen naar of vanuit Maastricht fietsen als André er concerteert waardoor alle hotels mudvol zitten. Nog een probleem: de fiets moet als het effe kan mee op de kamer. Is juli de goede maand?

Onderweg ontmoet ik een paar vitale, bruisende, sportieve, ouwe pikken; vrienden voor het leven. Ted in Emmen en Rob in Odoorn. We bespreken het leven, de Nederlands politiek en kleinigheden. Waarom het verkoelende thermische ondergoed de Nederlandselftalspelers toch niet kon redden. Zijn onze docenten Engels echt zo veel beter dan de Franse? Welke waarde hebben felicitaties op groepsapps? Waarom nazaten van good-old Salomon Levy net iets pregnanter hun afkeer kunnen uiten van de vrouwen vernederende Joodse orthodoxen die hun eigen zonen onder het mom van religiestudies uit het leger houden. De invloed van nature en nurture op antisemitisme en rabiate Palestijnenhaat. De schitterende utopische ideeënwereld van Rutger Bregman.
‘En, hoe vind je ‘m?’ vraag ik enthousiast de mij onbekende vrouw die naast me voor het stoplicht staat te wachten. Ze doet d’r oortje uit, en ik herhaal m’n vraag. ‘Cool ding man, nieuw nog, antwoordt ze lachend, mijn jongensgeluksgevoel herkennend?’ Groen. Ik probeer een opgevoerde bezorgscoorter voor te blijven. Makkie. Mijn benen zijn na een weekje wandelen en trappen klimmen in Marseille in topvorm. Fietsen geeft me vaak een goed gevoel en vandaag is dat extra.

I.L. Pfeijffer wordt over zijn pil Alkibiades in het Forum bevraagd door Rense Sinkgraven die deze keer, anders dan bij Lisa Loeb, wel in vorm is. Filosoof, romancier, dichter, historicus, classicus Pfeiffer zit op de praatstoel in een afgeladen hoek van Forum. Sinkgraven heeft zowaar enkele open vragen in petto. Verder geponeerde stellingen, suggesties, of ordinaire bijval (‘Maar dat is allemaal al bekend’ en enkele keren ‘Klopt’ en ‘Ja ja’ alsof hij de maestro wil geruststellen). Naarmate het gesprek vordert verdwijnen Sinkgravens zenuwen en mijn reserves en besluit ik dat ik het boek wil lezen. Pfeiffer koketteert met zijn verlangen als een vrouw te zijn, laat zijn vijf exorbitante ringen, grijze haren en embonpoint shinen als een wulpse vrouw haar kralen op de meikermis, weet waar de lach zit en debiteert gemakzuchtig hetzelfde grappige voorbeeld als bij Buitenhof op t.v.

De moeder aller tochten wordt hevig opgeschud door harde wind. Buienradar voorspelt voor zondag in midden en Zuidwest-Friesland westenwind kracht zeven. ‘Transport en Logistiek Nederland’ meldt dat bij deze wind ongeladen vrachtwagencombinaties kunnen omkiepen. Hijswerk met mobiele kranen wordt gestopt. Wapperende vlaggen gaan bij deze wind rafelen, zeven lagen Staphorster rokken staan bol als parachutes boven veteranenparades. Deze omstandigheden maken het fietsen van een meer dan 200 kilometer lange tocht tot een uitdaging, maar niet onmogelijk. De organisatie krijgt veel annuleringen, maar ziet geen noodzaak de tocht af te gelasten. De websiteteksten leggen de nadruk op het heroïsche. Speelt bij zwaartekrachtsporten als abseilen, skiën, kitesurfen, schommelen en schansspringen enkel de techniek van voortbewegen een rol, met keiharde wind door het Friese platteland sjorren, sleuren en stoempen vergt een combinatie van soepele beenspieren, brute kracht, een ongekende longinhoud en kouderesistentie en oneindig doorzettingsvermogen.
Brusselmans’ nieuwste en volgens sommigen zijn beste, doet denken aan wandelen over de Grote Markt: het kost me meer moeite dan ik wil toegeven. Ik kom niet verder. Zeker, de zinnen zijn foutloos neergeschreven zoals de klinkers deskundig op hun plek zijn gehamerd. Lichtelijk bol als je door je knieën zakkend over het plein kijkt, waar regenplassen geen kans hebben om blijvend te zijn en waar kinderen de kans wordt ontnomen zichzelf spiegelend te bekijken. De klinkers klemmen zichzelf vast als de magere ideeënwereld van Hugo Borst aan praattafels, waar Borst neerbuigend drievoudig doelpuntenmaker Wout Weghorst kleineert zonder een argument te noemen. Borst etaleert z’n eigen stoffige, benepen, kleinsteedse, bedachte, fake-superioriteit over grote mannen uit Oost-Nederland die wel kunnen scoren. Aan de zuidzijde van Groot Maart loopt een zilverkleurig pad van vierkante keitjes. Recht en hoekig als de ideeënwereld van Gert Seegers. Haaks als Koen Schuilings kaaklijn. Hard als de blikken van protesterende aan landbouwsubsidie-infuzen verslaafde boeren. Fantasieloos als aanvalspatronen van FC Groningen. Groningen dat een landelijk onderzoek naar Groenste Steden aanvoerde doet zichzelf tekort. Vergeten zijn creatieve, krullende looplijnen. Speelse hellingbanen voor skatende pubers. Groene grasperken. Wulpse acacia’s. Bloemenborders van Piet Oudolff zoals voor de Der A-kerk. Een fonteintje. Vijvers. Wandelaars dolen zielloos en wanhopig rond, vergeefs zoekend naar plezier van de landschapsarchitect.
We bespreken bij een halve liter Leffe Blond de dag: een lekke band, afmattende taaie platten, vals als Turkse wimpers, onze vrouwelijke Sarah-Wiegman-ploegleider die we een heiligverklaring gunnen, Hollandse mosselen naast Vlaamse frieten op een warm terras, aangestaard door voorbij sjokkende achterkleinkinderen van oorlogsinvaliden, een vergelijkende analyse van de werkdruk en salariëring van docenten aan de uni en in het VMBO, een oplossing voor het Nederlandse energieprobleem: bepaal de gas/water/elektra-prijs op basis van huiswaarde en knijp toevoer af via slimme meters. En meer.